Samenvatting gezondheidspsychologie hfst. 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 11

Welke bevolkingsgroep heeft in Nederland de hoogste levensverwachting? A. Hoogopgeleide vrouwen B. Hoogopgeleide mannen C. Laag opgeleide vrouwen D. Laag opgeleide mannen

Antwoord: A. Hoogopgeleide vrouwen

Wat wordt er onder het begrip ‘genogram’ verstaan? A. Een visuele weergave van de familiebanden van de cliënt. B. Een visuele weergave van onderzoek naar de genetische aanleg van de cliënt. C.Een weergave van het genotype van de cliënt. D. Een weergave van de genetische determinanten van gezondheid van de cliënt.

Antwoord: A. Een visuele weergave van de familiebanden van de cliënt.

Wanneer ontstaat aangeleerde hulpeloosheid? A. Aangeleerde hulpeloosheid ontstaat als mensen het gevoel hebben dat ze geen controle hebben over een situatie. B. Aangeleerde hulpeloosheid ontstaat als mensen herhaaldelijk worden teleurgesteld door hulpverleners. C. Aangeleerde hulpeloosheid ontstaat als mensen geen inspraak hebben op mogelijk voor hen negatieve besluiten. D. Aangeleerde hulpeloosheid ontstaat als mensen het idee hebben dat ze geen invloed hebben op met name aversieve gebeurtenissen in hun leven.

Antwoord: D. Aangeleerde hulpeloosheid ontstaat als mensen het idee hebben dat ze geen invloed hebben op met name aversieve gebeurtenissen in hun leven.

Wat wordt verstaan onder het begrip ´risicoratio´? A. Een manier om te vergelijken of de kans op een bepaalde gebeurtenis voor twee groepen gelijk is. B. De weergave van de kans dat een bepaalde gebeurtenis plaats zal vinden in een groep. C. Het verschil tussen het risico dat een bepaalde gebeurtenis wel plaatsvindt en het risico dat een bepaalde gebeurtenis niet plaatsvindt. D. Het formaat van de impact van een bepaalde gebeurtenis.

Antwoord: A. Een manier om te vergelijken of de kans op een bepaalde gebeurtenis voor twee groepen gelijk is.

Begin van Vraag. Vraag 6 Wat lijkt een grotere invloed te hebben op het fysiologische stressproces dan het geslacht van de persoon? A. De sociale voorzieningen op het werk. B. Het type werkomgeving. C. Kwaliteit van de arbeidsomstandigheden. D. De mate van begrip op de werkvloer.

Antwoord: B. Het type werkomgeving

Verschillen in gezondheid tussen mannen en vrouwen kunnen biologisch worden verklaard. Welke van onderstaande biologische factoren hebben een positieve invloed op de gezondheid van de vrouw? A. Grote weerstand tegen ziekte, lage concentratie oestrogeen, zwakke fysiologische reactie op stress. B. Grote weerstand tegen ziekte, hoge concentratie oestrogeen, zwakke fysiologische reactie op stress. C. Lage weerstand tegen ziekte, hoge concentratie progesteron, sterke fysiologische reactie op stress.

Antwoord: B. Grote weerstand tegen ziekte, hoge concentratie oestrogeen, zwakke fysiologische reactie op stress.

Courtenay (2000) onderzocht de oorsprong van de verschillen in gezond gedrag tussen mannen en vrouwen. Wat beweerde hij over de oorsprong van het door mannen vertoond gedrag rondom gezondheid? A. Mannen met een laag inkomen hebben de kleinste kans een arts te bezoeken. B. Mannen hebben vaker slechte werkomstandigheden. C. Mannen vertonen gedrag dat riskant is voor de gezondheid en geven geen blijk van hun zwakte; dit is een uiting van macht en mannelijkheid. D. Mannen zoeken minder vaak medische hulp.

Antwoord: C. Mannen vertonen gedrag dat riskant is voor de gezondheid en geven geen blijk van hun zwakte; dit is een uiting van macht en mannelijkheid.

Karasek en Theorell (1990) ontwierpen een model met vier kwadranten. Welk van de onderstaande beroepen is een voorbeeld van een beroep met hoge eisen en een geringe mate van beslissingsbevoegdheid? A. Docent B. Timmerman C. Ober D. Tandarts

Antwoord: C. Ober

Wat is een gedragsmatig pathogeen? A. Een gedraging die de gezondheid bevordert. B. Een medisch onverantwoorde actie. C. Gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid. D. Een actie die mogelijk schadelijk kan zijn voor de gezondheid.

Antwoord: C. Gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid.

Kasl en Cobb (1966) definiëren gezondheidsgerelateerd gedrag vanuit een medisch perspectief. Op welke aanname krijgt deze definitie kritiek? A. De aanname dat enkel gezonde mensen gezondheidsgerelateerd gedrag vertonen. B. De aanname dat enkel ‘ongezonde’ mensen gezondheidsgerelateerd gedrag vertonen. C. De aanname dat gezonde mensen om meerdere redenen activiteiten vertonen ter bevordering van de gezondheid. D. De aanname dat gezonde mensen bepaalde gedragingen uitsluitend vertonen om de kans op het ontstaan van ziekte te verkleinen.

Antwoord: D. De aanname dat gezonde mensen bepaalde gedragingen uitsluitend vertonen om de kans op het ontstaan van ziekte te verkleinen.