1.
Vertegenwoordiging/representatie
Antwoord: Viervoudig onderscheid dat van essentieel belang is voor de cursus:
1. Datgene wat gerepresenteerd wordt, bijvoorbeeld het volk als politieke eenheid.
2. Degenen die representeren, bijvoorbeeld de leden van een parlement.
3. De representatie, bijvoorbeeld, een wet of een grondwet. Dit is misschien de moeilijkste term van de vier onderscheidingen. De gedachte hier is dat wanneer bijvoorbeeld de leden van een parlement het volk als geheel vertegenwoordigen, zij dit doen door middel van wetten. Er is een zekere analogie hier tussen de verhouding tussen een schilderij en wat geschilderd wordt (bijvoorbeeld een landschap), of tussen een natuurkundige theorie en de natuur, of tussen een wet en het volk. In alle drie gevallen is er zo iets als de poging om iets ‘in beeld’ te brengen of voor te stellen. De representatie (het schilderij, een natuurkundige theorie, de wet) is dan te zien als een poging om iets (een landschap, de natuur het volk) voor te stellen. De cursus probeert te achterhalen hoe de representatie en het gerepresenteerde, de voorstelling en het voorgestelde, zich tot elkaar verhouden.
4. Politieke representatie, d.w.z. het proces waarbij representanten (bijvoorbeeld de leden van een parlement) zicht tot iets (bijvoorbeeld het volk) verhouden door middel van een representatie (bijvoorbeeld een wet). Denk bijvoorbeeld aan het hele proces van wetgeving.