Hoorcollege 1 medische vakken ‘’psychogeriatrie’’
Een oudere met geheugenproblemen
DD:
- Normale veroudering
- Dementie
- Delier
- Depressie
- Parkinson/parkinsonisme
- (Psychose)
DEMENTIE
Als je vaak je korte termijn geheugen herhaalt komt het vaak in je lange termijn geheugen. Bij
dementie zie je vaak dat de vroege herinneringen als eerste verdwijnen en de herinneringen uit de
jeugd het langst blijft hangen.
Diagnostiek
Het begint vaak bij de huisarts met een (hetero)anamnese. Daar wordt de DSM uitgevraagd
(handboek voor de psychiatrie waar alle psychiatrische diagnoses in worden beschreven inclusief de
verschijnselen). Ook kan er een testje gedaan worden bijvoorbeeld MMSE (mini mental state
examinering; vragenlijst met cognitieve vragen) en een klokkentest.
Verder kan er een lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek gedaan worden.
(Laboratoriumonderzoek, neuro psychologisch onderzoek en (radiodiagnostiek))
Dementieel syndroom
Is een verzameling van symptomen waarbij verschillende ziektebeelden passen.
Risicofactoren:
- Hoge leeftijd (<65 = preseniele dementie)
- Hart en vaatziekten
- Ziekte van Parkinson
- Genetische factoren (mensen met syndroom van down hebben een hogere kans op
dementie op jongere leeftijd)
DSM criteria
1. Geheugen stoornis
2. Ten minste één van deze stoornissen:
- Afasie = taalstoornis (motorisch of sensorisch)
- Apraxie = handelingsstoornis
- Agnosie = je weet niet meer waar bepaalde voorwerpen voor bedoeld zijn.
- Executief functioneren = mensen hebben problemen met plannen maken.
3. Verslechtering t.o.v. vroeger functioneren
4. Verstoring sociaal of beroepsmatig functioneren
5. Niet uitsluitend tijdens delirante toestand of andere klinische ziekte. Dementie gaat niet
meer over.
Vormen van dementie
- Ziekte van Alzheimer; er wordt niet echt een oorzaak gevonden.
- Vasculaire dementie; je ziet vaak restanten van infarcten.
Deze komen ook soms samen voor.
- Frontotemporale dementie
- Lewy body dementie
- Parkinson dementie
- Ziekte van Creutzfeldt Jacob (koeienziekte)
- Enz.
, Therapie bij dementieel syndroom
Niet-farmacologisch
- Gericht op patiënt
- Gericht op zorgverlener/mantelzorger
Farmacologisch
- Invloed op dementie proces
- Invloed op gedrag
DELIER (DELIRIUM)
= tijdelijk disfunctioneren van de hersenen door bepaalde stoffen. (ontregeling van je
hersenstofwisseling). Mensen met dementie hebben een verhoogde kans op een delier.
Symptomen
- Verminderde aandacht, bewustzijn
- Desoriëntatie (tijd / plaats / persoon)
- Geheugenstoornis
- Wanen, hallucinaties. Het verschil tussen deze twee is dat je bij een hallucinaties iets ziet of
hoort wat er niet is. Bij een waan denkt diegene iets. Bijvoorbeeld dat diegene kan vliegen of
dergelijke.
Oorzaken
De stoornis wordt veroorzaakt door een of meer lichamelijke ziekten, (geneesmiddelen)intoxicaties
of onttrekking van medicatie of alcohol.
- Medicatie
- Drugs
- Alcohol
- Infectie
- Koorts
- Ontregeling glucose
- Ontregeling hormonen
- Enz.
Diagnostiek
Gebruikelijke diagnostiek is dat je wilt weten wat de oorzaak is. Er wordt vaak bloedonderzoek
gedaan.
Therapie
- Rust en veiligheid
- Symptoombestrijding
- Onderliggende oorzaak
DEPRESSIE
= een stemmingsstoornis
Symptomen
- Sombere stemming en/of interesse / plezierverlies
- Gewichtsveranderingen
- Slaapproblemen
- Psychomotore agitatie / remming (=motorisch worden mensen vaak druk of apathisch)
- Vermoeidheid
- Gevoel van waardeloosheid
- Suïcidale gedachten.
Oorzaken
- Aanleg
- Externe factoren; verlies, persoonlijkheidsproblematiek, lichamelijke problemen, enz.
Een oudere met geheugenproblemen
DD:
- Normale veroudering
- Dementie
- Delier
- Depressie
- Parkinson/parkinsonisme
- (Psychose)
DEMENTIE
Als je vaak je korte termijn geheugen herhaalt komt het vaak in je lange termijn geheugen. Bij
dementie zie je vaak dat de vroege herinneringen als eerste verdwijnen en de herinneringen uit de
jeugd het langst blijft hangen.
Diagnostiek
Het begint vaak bij de huisarts met een (hetero)anamnese. Daar wordt de DSM uitgevraagd
(handboek voor de psychiatrie waar alle psychiatrische diagnoses in worden beschreven inclusief de
verschijnselen). Ook kan er een testje gedaan worden bijvoorbeeld MMSE (mini mental state
examinering; vragenlijst met cognitieve vragen) en een klokkentest.
Verder kan er een lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek gedaan worden.
(Laboratoriumonderzoek, neuro psychologisch onderzoek en (radiodiagnostiek))
Dementieel syndroom
Is een verzameling van symptomen waarbij verschillende ziektebeelden passen.
Risicofactoren:
- Hoge leeftijd (<65 = preseniele dementie)
- Hart en vaatziekten
- Ziekte van Parkinson
- Genetische factoren (mensen met syndroom van down hebben een hogere kans op
dementie op jongere leeftijd)
DSM criteria
1. Geheugen stoornis
2. Ten minste één van deze stoornissen:
- Afasie = taalstoornis (motorisch of sensorisch)
- Apraxie = handelingsstoornis
- Agnosie = je weet niet meer waar bepaalde voorwerpen voor bedoeld zijn.
- Executief functioneren = mensen hebben problemen met plannen maken.
3. Verslechtering t.o.v. vroeger functioneren
4. Verstoring sociaal of beroepsmatig functioneren
5. Niet uitsluitend tijdens delirante toestand of andere klinische ziekte. Dementie gaat niet
meer over.
Vormen van dementie
- Ziekte van Alzheimer; er wordt niet echt een oorzaak gevonden.
- Vasculaire dementie; je ziet vaak restanten van infarcten.
Deze komen ook soms samen voor.
- Frontotemporale dementie
- Lewy body dementie
- Parkinson dementie
- Ziekte van Creutzfeldt Jacob (koeienziekte)
- Enz.
, Therapie bij dementieel syndroom
Niet-farmacologisch
- Gericht op patiënt
- Gericht op zorgverlener/mantelzorger
Farmacologisch
- Invloed op dementie proces
- Invloed op gedrag
DELIER (DELIRIUM)
= tijdelijk disfunctioneren van de hersenen door bepaalde stoffen. (ontregeling van je
hersenstofwisseling). Mensen met dementie hebben een verhoogde kans op een delier.
Symptomen
- Verminderde aandacht, bewustzijn
- Desoriëntatie (tijd / plaats / persoon)
- Geheugenstoornis
- Wanen, hallucinaties. Het verschil tussen deze twee is dat je bij een hallucinaties iets ziet of
hoort wat er niet is. Bij een waan denkt diegene iets. Bijvoorbeeld dat diegene kan vliegen of
dergelijke.
Oorzaken
De stoornis wordt veroorzaakt door een of meer lichamelijke ziekten, (geneesmiddelen)intoxicaties
of onttrekking van medicatie of alcohol.
- Medicatie
- Drugs
- Alcohol
- Infectie
- Koorts
- Ontregeling glucose
- Ontregeling hormonen
- Enz.
Diagnostiek
Gebruikelijke diagnostiek is dat je wilt weten wat de oorzaak is. Er wordt vaak bloedonderzoek
gedaan.
Therapie
- Rust en veiligheid
- Symptoombestrijding
- Onderliggende oorzaak
DEPRESSIE
= een stemmingsstoornis
Symptomen
- Sombere stemming en/of interesse / plezierverlies
- Gewichtsveranderingen
- Slaapproblemen
- Psychomotore agitatie / remming (=motorisch worden mensen vaak druk of apathisch)
- Vermoeidheid
- Gevoel van waardeloosheid
- Suïcidale gedachten.
Oorzaken
- Aanleg
- Externe factoren; verlies, persoonlijkheidsproblematiek, lichamelijke problemen, enz.