Fysiologie samenvatting: Inleiding en zenuwstelsel, HF1

Fysiologie Hoorcollege 1: Zenuwstelsel.

Algemene functies van het zenuwstelsel:

 Organisatie;
Bijv. de cellen t.o.v. de hersenen, en hoe deze met elkaar samenwerken.
 Regulatie;
Alle informatie je ziet en hoort -> niet allemaal tegelijkertijd tot mij doordringen -> filteren.
 Coördinatie.
Tussen de verschillende signalen -> pijn hand terug trekken.

3 stappen:

 Sensorische input;
Zintuigen die zorgen dat er informatie binnenkomt. Tast is een van de zintuigen maar je heb
wel verschillende soorten tast. VB: temperatuur koud/warmte, scherp/bot -> allemaal
verschillende sensoren die zorgen dat je dat binnenkrijgt.
 Verwerking;
Informatie gaat vervolgens naar je hersenen, waar het wordt verwerkt.
 Motorische output.
Willekeurige bewegingen/onwillekeurige bewegingen.

Verschillende manieren waarop je het zenuwstelsel kunt benaderen:

 Anatomische indeling zenuwstelsel:
1. Centraal zenuwstelsel (binnen benig omhulsel);
Hersenen, hersenstam, ruggenmerg. Zit een speciale vloeistof omheen
-> hersenvocht (liqor). Heeft een beschermende functie voor het centrale
zenuwstelsel. Loopt helemaal langs het ruggenmerg en de hersensen.
2. Perifeer zenuwstelsel (buiten benig omhulsel).
De hersenzenuwen (zenuwen treden uit buiten de hersenen) en is
daarom onderdeel van het perifere zenuwstelsel.

 Functionele indeling zenuwstelsel:
1. Vegetatief zenuwstelsel (autonoom) -> alles wat automatisch gebeurd -> zonder
directe invloed;
Sympaticus (actief -> angstig klaar om te bewegen) en parasympaticus (rust ->
lichaam gaat herstellen).
Wisselwerking van de sympaticus en parasympaticus als individu. Bij een lange tijd
aan stress -> altijd hoge hartslag en is de sympaticus vooral actief, als je
down/somber bent voor een langere periode -> parasympaticus.
Niet onder invloed van onze wil.
2. Animale zenuwstelsel (willekeurig) -> invloed op hebben.
Altijd een wisselwerking van het individu en de omgeving. Iets uit de omgeving zorgt
er bijvoorbeeld voor dat ik wegren (wesp).
Betrokken van het waarnemen van de buitenwerelden bij houding en beweging.
Onder invloed van onze wil.

, Ademhaling is eigenlijk autonoom -> niet direct invloed op hoe je ademhalingsfrequentie gaat. Maar
bijvoorbeeld bij meditatie kun je je ademhaling wel naar beneden brengen.

Autonome zenuwstelsel -> onbewust:

 Orthosympaticus;
Brengt het lichaam in staat van paraatheid.
Staat onder invloed van: Noradrenaline, adrenaline (bloeddruk + hartslag omhoog gaan)
 Parasympaticus.
Brengt het lichaam in rust, vertering.
Staat onder invloed van: Acetylcholine (hartslag afneemt, vasodilatatie is in de aderen ->
bloeddruk afneemt).




Parasympatisch:
In stand houden van organisme: herstel, rust, opslag energie en dus spijsvertering.

Bij zenuwachtigheid voor een afspraak -> waarbij je zweet, hartslag omhoog gaat ->
welk systeem is hier aan de gang -> orthosympatisch.

Modellen van het zenuwstelsel:
De modellen zijn bedoeld hoe de zenuwstelsels worden uitgelegd. We hebben nu
de anatomische indeling en de functionele indeling gehad.
Benadering van de werkelijkheid
Verschillende modellen:

 Reflexmodel (actie/reactie model);
 Kabels en banenmodel;
 Hiërarchische model.

Reflexmodel:
Stimulus-respons model. Je kijkt naar welke reactie brengt een bepaalde stimulus op gang. Er
gebeurt iets in de omgeving en dat geeft aanleiding tot een bepaalde actie. En wat er voor zorgt dat
die actie precies tot stand komt, weten we niet -> black box (= het CZS).




Dit model is met name het willekeurige systeem -> je ziet iets in de buitenwereld, wat invloed heeft
op het individu en dat doet iets/ervaart iets.