Algemene Economie en
bedrijfsomgeving
A.J. Marijs en W. Hulleman
Hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 17, 18 en 19
Door: Fréderique van den Boogaart
, Hoofdstuk 1: De onderneming en algemene economie
1.1 Economisch handelen en algemene economie
Welvaart: Het beschikken over goederen en diensten ter bevrediging van behoeften.
Schaarste: Er zijn niet genoeg middelen om alle behoeften te bevredigen. Keuze probleem
van alternatief aanwendbare middelen.
Economisch handelen: Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse
middelen.
Economische wetenschap: Bestudeert het economisch handelen.
Niveaus economisch handelen = Onderdelen algemene economie:
- Meso- en micro-economie: Bedrijven en bedrijfstakken.
- Macro-economie: Landelijk
- Monetaire economie: Geld en banken.
- Internationale economische betrekkingen.
Europese unie: 27 landen (EU-27). 2004: EU-15.
Eurogebied: EU-17. 17 landen die Euro als geldeenheid gebruiken.
1.2 Bedrijfsomgeving en algemene economie
Bedrijfsomgeving: Ontwikkelingen in de omgeving die invloed hebben op de resultaten van
een bedrijf.
Directe omgevingsfactoren: Kan een ondernemen veel invloed op uitoefenen. Afdelingen
moet veel energie steken in het bestuderen van ontwikkelingen in de directe omgeving. Er
is voortdurend contact tussen de marktpartijen. Bijvoorbeeld leveranciers,
distributieschakels en afnemers.
Aard van concurrentie: Bepaald door ruimte, prijs etc.
Indirecte omgevingsfactoren: Heeft meestal geen dagelijkse bemoeienis van veel
afdelingen. Kan de onderneming weinig invloed op uitoefenen. Deze factoren kunnen wel
veel invloed uitoefenen op de onderneming. Bijvoorbeeld werknemer- /
werkgeversorganisaties, publieke opinie, overheid en culturele omgevingsfactoren.
Technologie: Invloed op technologie is belangrijk in concurrentiestrijd.
- Zelf aan technologische ontwikkeling doen dmv onderzoek en ontwikkeling = directe
bedrijfsomgeving.
- Daarvoor van andere ondernemingen afhankelijk = indirecte bedrijfsomgeving.
Macro-omgeving: Ruime omgeving. Deze factoren kunnen veel invloed uitoefenen op
losse ondernemingen. Ondernemingen niet op de factoren. Bijvoorbeeld conjunctuur,
wisselkoersen en rente.
, 1.3 Absolute en relatieve gegevens
Waarde = Volume * Prijs
Nominale stijging: Waardestijging van een variabele
= Delta reële stijging + prijsstijging
Reële stijging: Volumeverandering van een variabele.
BBP = Productie * Prijs
Av * Apt
Delta BBP = Delta Av + Delta Apt
Loonsom = Loon per werknemer * Av
Delta loonsom = Delta loon per werknemer + Delta Av
Koopkracht / RIC = Nic / Pic
Productie bedrijf = Aantal werknemers * Apt
Loonkosten per product = Loonkosten per werknemer / Apt
Delta loonkosten per product = Delta loonkosten per werknemer - Delta apt
Hoofdstuk 2: Markten
2.1 Markt
Markt: Waar vraag en aanbod samenkomen
- Probleem: Afbakening (product, demografisch)
- Verloop vraag en aanbod
- Prijsvorming vraag en aanbod
Prijsvorming: Belangrijkste functie van de markt
Prijs hoog = Vraag laag
Prijs laag = Vraag hoog
Evenwichtsprijs: Aangeboden hoeveelheid is gelijk aan gevraagd hoeveelheid.
Geografische omvang: Geografische begrenzing van de markt.
Wereldmarkt: Prijs van een product voor de wereld gelijk.
Lokale markt: Betrekkingen tussen vragen en aanbieders spelen zich af binnen een
kleiner gebied.
Nationale markt: Prijs en hoeveelheid komen in een land tot stand.