Samenvatting Hoofdlijnen Burgerlijk Procesrecht

Beoordeel de juistheid van de stellingen: Stelling 1: Bij de eigenlijke rechtspraak (contentieuze jurisdictie) vraagt de eiser een beslissing van de rechter in een geschil met de gedaagde. De procedure start met een dagvaarding. Stelling 2: De benoeming van een voogd voor een minderjarige (art. 1:299 BW) behoort tot de oneigenlijke rechtspraak (voluntaire jurisdictie). Deze procedure start met een verzoekschrift indien bijvoorbeeld bloed -of aanverwanten dan wel de kinderbescherming zich tot de rechter wenden. a. Stelling 1 en 2 zijn juist b. Alleen stelling 1 is juist c. Alleen stelling 2 is juist d. Stelling 1 en stelling 2 zijn onjuist

Antwoord: A

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen: Stelling 1: De slotsom van de dagvaarding, waarin is aangegeven wat de eiser van de rechter als uitspraak wil is het petitum Stelling 2: Artikel 45 Rv is onder meer van toepassing op dagvaardingen a. Stelling 1 en 2 zijn juist b. Alleen stelling 1 is juist c. Alleen stelling 2 is juist d. Stelling 1 en stelling 2 zijn onjuist

Antwoord: A

Peter (14 jaar) schopt de bal met een formidabel schot tegen de etalageruit van de dierenwinkel. Er ontstaat een grote barst in de ruit. De vader van Peter leeft al jaren in onmin met de eigenaar van de dierenwinkel vanwege een langslepend conflict over 2 konijnen die geleverd zijn aan zijn minderjarige andere zoontje. De eigenaar van de dierenwinkel dagvaardt Peter en zijn vader voor de rechtbank (sector kanton). De vader van Peter wordt bijgestaan door mw. Mr. Janssen als gemachtigde. Wie is (zijn) formele procespartij in deze casus? a. de vader van Peter samen Peter; b. de eigenaar van de dierenwinkel en de vader van Peter c. Peter zelf en de eigenaar van de dierenwinkel d. mw. Mr. Janssen en de eigenaar van de dierenwinkel

Antwoord: B

Welke stelling is correct: a. buurman Gerard, HBO –jurist, kan in een procedure bij de rechtbank sector civiel als gemachtigde optreden, maar niet als advocaat. b. wanneer een partij zich tijdens een zitting voor de kantonrechter laat bijstaan door buurman Gerard, HBO-jurist, hoeft de partij zelf daarbij zelf aanwezig zijn. c. wanneer een partij zich tijdens een zitting bij de kantonrechter laat vertegenwoordigen door gemachtigde Gerard, HBO-jurist , hoeft de partij daar in principe niet zelf aanwezig te zijn waarbij de gevolmachtigde de formele partij wordt en de volmachtgever de materiële partij blijft

Antwoord: C

Joszias heeft voert een procedure tegen een leverancier in bouwmaterialen. In de procedure die door Joszias wordt gestart krijgt hij een bewijsopdracht. Onder ede legt hij bij de rechtbank een verklaring af. a. Deze verklaring geldt als een authentieke akte en is dwingend bewijs. b. Deze verklaring is een onderhandse akte en vormt dwingend bewijs van een rechtsverhouding tussen partijen c. Deze verklaring onder ede vormt dwingend bewijs voor de rechter. d. Deze verklaring is te zien als een verklaring van een partijgetuige en telt alleen mee als er steunbewijs is.

Antwoord: D

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen: Stelling 1: Niet alle geschriften zijn akten, alle akten zijn geschriften; Stelling 2: Iedere getuige heeft de plicht te verschijnen en is verplicht een verklaring af te leggen en antwoord te geven op de vragen die hem gesteld worden; a. 1 en 2 zijn juist b. Alleen 1 is juist c. Alleen 2 is juist d. 1 en 2 zijn onjuist

Antwoord: b. Alleen 1 is juist ( stelling 2 zie 165 lid 2Rv)

Welke uitspraak omtrent de competentie van de rechter is juist? a. De regels omtrent absolute competentie zijn niet van openbare orde, daarvan kan men in beginsel afwijken; de regels omtrent de relatieve competentie zijn van openbare orde en daarvan kan in beginsel niet worden afgeweken. b. De regels omtrent absolute competentie zijn in principe van openbare orde en daar kan men niet van afwijken. De regels van relatieve competentie zijn in de meeste gevallen niet van openbare orde en daar kan men wel van afwijken. a. 1 en 2 zijn juist b. Alleen 1 is juist c. Alleen 2 is juist d. 1 en 2 zijn onjuist

Antwoord: B

Welk van onderstaande stukken is geen executoriale titel? a. de grosse van een rechterlijke beschikking; b. het proces-verbaal van een minnelijke schikking; c. Het arbitraal vonnis d. Een authentieke akte

Antwoord: c. Het arbitraal vonnis (moet nog exequatur worden verleend)

Bij objectieve cumulatie van vorderingen (94 Rv): Stelling 1: Geldt de optelregel en is er geen verband tussen de vorderingen noodzakelijk; Stelling 2: Is er een verband tussen de vorderingen vereist en worden de vorderingen afzonderlijk bekeken . a. 1 en 2 zijn juist b. Alleen 1 is juist c. Alleen 2 is juist d. 1 en 2 zijn onjuist

Antwoord: B

Stelling 1: (Onzuiver) bindend advies kan uitgebracht worden een even aantal leden van een commissie Stelling 2: Arbitrage kan plaats vinden door een even of door een oneven aantal arbiters a. Stelling 1 en 2 zijn juist b. Stelling 1 en 2 zijn niet juist c. Stelling 1 is juist d. Stelling 2 is juist

Antwoord: C