Samenvatting Staatsrecht

Wat gebeurt er in artikel 117, eerste lid, Grondwet? a. Er wordt een regelgevende bevoegdheid geattribueerd. b. Er wordt een regelgevende bevoegdheid gedelegeerd. c. Er wordt een beschikkingsbevoegdheid geattribueerd. d. Er wordt een beschikkingsbevoegdheid gedelegeerd.

Antwoord: C

Wat is geen term uit de theorie van de zogenoemde staatsvormen? a. eenheidsstaat b. parlementair stelsel c. confederatie d. federatie

Antwoord: B

Je wilt de grondwettigheid van een bepaling uit een verordening van uw gemeente door de rechter laten toetsen. Welke weg is dan niet begaanbaar? a. bezwaar maken tegen de vaststelling van de bepaling en zo nodig na de beslissing op het bezwaar beroep bij de bestuursrechter instellen. b. de bepaling overtreden, om strafvervolging vragen en in de strafrechtelijke procedure een beroep op onverbindendheid van de bepaling doen. c. in een civiele procedure de rechtmatigheid van de bepaling laten beoordelen. d. iedere weg naar de rechter, aangezien deze niet in de grondwettigheid van de bepaling mag treden.

Antwoord: A

De burgemeester van Amsterdam stelt, één week voor de eerstvolgende gemeenteraadsvergadering met het oog op een zogenoemde risicovoetbalwedstrijd een noodverordening vast. De voetbalwedstrijd zal veertien dagen na de dag van de vaststelling van de noodverordening plaatsvinden. In de raadsvergadering, één week na de vaststelling, wordt het voorstel tot bekrachtiging van de noodverordening verworpen, waarmee de noodverordening van rechtswege is vervallen. Wat moet de burgemeester nu doen als hij effectief wil bevorderen dat de noodverordening tijdens de voetbalwedstrijd toch van kracht zal zijn? a. een bezwaarschrift bij de raad indienen b. een bezwaarschrift bij de commissaris van de Koningin indienen c. administratief beroep bij de commissaris van de Koningin instellen d. een kort geding bij de burgerlijke rechter aanspannen

Antwoord: C

Met de term kabinet wordt geduid op a. de Koningin en één of meer ministers en/of staatssecretarissen. b. de Ministerraad. c. het geheel van ministers en staatssecretarissen. d. de regering.

Antwoord: C

Stel, er is een wetsvoorstel van de regering in behandeling in de Tweede Kamer en er wordt een amendement aangenomen waarmee de minister van wiens departement het wetsvoorstel afkomstig is het in het geheel niet eens is. Wat kan deze minister nu niet doen? a. de Koning(in) verzoeken hem ontslag te verlenen omdat hij deze wijziging van het wetsvoorstel niet met zijn verantwoordelijkheid kan verenigen. b. intrekking van het wetsvoorstel bevorderen. c. ongedaanmaking van het amendement door de regering bevorderen, zodat het wetsvoorstel toch zónder het amendement in stemming komt. d. zich zonder meer neerleggen bij de gang van zaken.

Antwoord: C

Welke van de onderstaande uitspraken over het Meerenberg-arrest is juist? a. Sinds het Meerenberg-arrest wordt de regering nog slechts bevoegd geacht tot het uitvaardigen van regelingen in de vorm van algemene maatregelen van bestuur voor zover de Grondwet of een andere wet in formele zin dit niet verbiedt. b. In het Meerenberg-arrest werden strengere voorwaarden geformuleerd voor de uitoefening van regelgevende bevoegdheid door de regering dan in het huidige artikel 89 Grondwet. c. Uit het Meerenberg-arrest vloeide voort dat zelfstandige algemene maatregelen van bestuur niet zijn toegestaan en dat principe is nog altijd in de Grondwet terug te vinden. d. De Grondwetgever heeft in 1887 de regels geformuleerd in het Meerenberg-arrest niet overgenomen, zodat de principes van dit arrest in het huidige artikel 89 Grondwet geenszins te herkennen zijn.

Antwoord: C

Een voorbeeld van zuiver functionele decentralisatie is: a. een waterschap b. een provincie c. een gemeente d. een productschap

Antwoord: D