Samenvatting Inleiding Sociale Geografie

Volgens Jolles (1960) leidde 2 processen tot ontgeografisering. Waarom, en door welke 2 processen?

Antwoord: De industrialisatie en de dienstensector leidden tot ontgeografisering. Volgens hem was dit omdat de bestaansmogelijkheden veel minder dan voorheen rechtstreeks gekoppeld waren aan het fysisch milieu.

De geografie is sinds de jaren 60 veranderd van een ecologische discipline naar een ruimtelijke-analytische discipline. Leg uit hoe.

Antwoord: De modernisering van de maatschappij zorgde ervoor dat de geografie die zicht vooral richtte op het fysisch milieu en de mens verouderd werd, zoals Hettners Länderkundige schema. De ontgeografisering had een grondslag in de VS waar niet meer gedacht werd met mens-natuur relaties maar mens-mens relaties. Zij noemden dit de spatial-analysis, ook wel de ruimtelijke analyse.

Hoe is volgens de Duitse geograaf Christaller de inrichting en organisatie te verklaren?

Antwoord: Hij is de grondlegger van het kijken naar de ruimte via geografische afstanden. Volgens hem was de grootte en de ligging van een plaats te verklaren door te kijken naar het algemene spreidingspatroon van andere plaatsen in dat gebied.

Christaller kwam in 1933 met zijn Hexagonen en vond dat steden bestonden door hun functie die het had voor het omliggende gebied. Leg uit met gebruik van reikwijdte

Antwoord: Mensen uit dat omliggende gebied hebben diensten en goederen nodig die ze in hun eigen dorp niet kunnen krijgen. Hiervoor moeten ze dus naar een stad of plaats waar ze dit wel kunnen verkrijgen. Dit kiezen ze basis van goedkoopste transportkosten en dichtstbijzijnde plek om dit te verkrijgen. Maar daarbij verschijnt de reikwijdte van elke voorziening; voor het ene product willen mensen meer afstand afleggen dan voor een ander product.

Wat is het verschil tussen de chorologische geografie en de ruimtelijke analyse als men dacht aan regio?

Antwoord: Bij de chorologische geografie ging met uit van een homogene regio die ontstond door een ecologische samenhang van mensen en fysische verschijnselen in een gebied. Bij de ruimtelijke analyse ging men uit van een nodale regio. Deze nodale regio ontstond door de samenhang van plaatsen die afstanden overbrugden.

K. Schaefer (1904-1953), antinazi, Duits geograaf, linksgeoriënteerd; was tegenhanger van Hartshornes chorologische (regio beschrijvende) benadering. Waar lag dit aan?

Antwoord: 1. Volgens Schaefer klopt het exceptionalisme van de chorologische benadering niet; Volgens Hartshorne en Hettner was de geografie anders dan alle andere) 2. Onderzocht verschijnselen niet op zich, maar in hun van regio tot regio variërende samenhangen 3. Hierdoor had elke regio eigen, individueel karakter en kon de geograaf niet slagen in formuleren van wetten

Als tegenreactie op de regionale geografie ontwikkelden ruimtelijk-analytici de thematische of systematische geografie. Leg dit uit en beschrijf welk gevolg dit had.

Antwoord: 1. De thematische/systematische geografie heeft een meer generaliserend karakter ipv individualiserend. 2. Het zoekt naar verklaringen van ruimtelijke spreidingspatronen door middel van wetten en theorieën 3. Noemt het beschrijven van regio\'s als doel onwetenschappelijk. Dit had tot gevolg dat er een kwantitatieve revolutie ontstond. Men moest meer tellen (gebruik van wiskunde), minder vertellen

Volgens Schaefer moest de geografie een discipline worden die op zoek ging naar wetten, en de ruimtelijke orde moest in wetten kunnen worden vastgelegd. Volgens hem waren wetten het waarmerk van wetenschap. Leg uit wat een wet is.

Antwoord: Uitspraak waarin een in ruimte en tijd constant (dus algemeen geldend) en causaal verband wordt gelegd tussen twee of meer klassen van verschijnselen of variabelen

In de jaren 50 vormde de University of Washington nieuwe centrum sociale geografie (VS). Garrison en Ullman doceerden hier aan en hun studenten werden gezien als angry young men. Net als Zweed Hägerstrand, werden zij laten een stuk bekender. Hägerstrand kreeg met zijn diffusiemodel bekendheid. Wat is de innovatie-diffusie theorie (het 2e paradepaartje van de ruimtelijke analyse)

Antwoord: De innovatie-diffusie theorie is de wijze waarop vernieuwingen zich door een ruimtelijk systeem verspreiden en welke rol de mens daarbij heeft. Hierbij verzameld hij schematische gegevens.

Waar ligt, net als bij Christaller, de kracht van Hägerstrands theorie?

Antwoord: De combinatie van theorie-ontwikkeling en empirisch onderzoek