P3-K1-W3
Biedt (specifieke) ontwikkelingsgerichte
lesactiviteiten aan
Naam:
Leerling nummer:
Klas:
BPV:
1
,INHOUDSOPGAVE
ACTIVITEIT 1 – GEVOELENS KLEURPLAAT........................................................................................................ 4
ACTIVITEIT 2 - DOBBELSPEL............................................................................................................................ 8
ACTIVITEIT 3 - VOORLEZEN........................................................................................................................... 11
ACTIVITEIT 4 - BABBELSPEL........................................................................................................................... 14
FOTO’S......................................................................................................................................................... 17
EINDEVALUATIE
De specifieke individuele problematiek van de leerling
Voor dit examen heb ik kind J geobserveerd met de hulpvraag: help mij positiever te zijn in
het algemeen. Kind J vindt het leuk om met anderen te spelen en kan daarin goed haar eigen
mening geven. Hierdoor kan ze ondernemend overkomen en corrigeert ze anderen. Ze is
aanwezig in de groep.
2
, Kind J is vaak boos, negatief en betrokken bij akkefietjes. Dit valt op, omdat ze elke dag haar
wasknijper op de rode smiley heeft staan. Op de deur hebben wij 3 smiley. Groen staat voor
blij, geel voor neutraal en rood voor verdrietig of boos. De kinderen zetten bij binnenkomst
hun wasknijper bij de kleur die zij op dat moment zijn.
Het doel van de lesactiviteiten
Mijn doel van de lesactiviteiten om kind J kennis te laten maken met haar gevoelens en hoe
zij hiermee kan omgaan wanneer zij boos of verdrietig is. Bijvoorbeeld door in gesprek te
gaan met anderen, naar de leerkracht gaan, opdrachten maken over gevoelens, dagboek
bijhouden.
Voortgang en/of stagnatie in de ontwikkeling
Voor het examen, inventariseert de behoeften en wensen van het kind, had ik aan kind J gevraagd
wat zij wil. Zij gaf aan dat zij minder ruzie wil en dat anderen niet met haar gaan bemoeien.
Tijdens de activiteiten hebben wij het gehad over haar gevoelens en over emoties. Na een aantal
weken merkte ik dat kind J vooruitgang had geboekt om niet negatief te zijn. Bij binnenkomst heeft ze
niet meer zo vaak haar wasknijper op de rode smiley, maar op de oranje smiley. Dit geeft aan dat ze
neutraal is op die dag. Als de juf vraagt of ze wat wil aangeven, geeft ze vaak aan dat ze niets te
vertellen heeft. Kind J gaf elke keer aan dat er wat was met haar. Dit doet ze niet meer zo vaak.
Tijdens ruzie met klasgenoten op school neemt ze vaker afstand en gaat ze vaak naar de leerkracht
toe. Kind J gaf hiervoor vaak tegengas, maar dit doet ze niet meer elke keer. Soms gaat dit niet goed
en soms wel, het is wel verbeterd. Sinds drie weken hebben wij een afkoelplek. Deze afkoelplek is
buiten het lokaal. Deze afkoelplek is bedoeld om af te koelen voor 10 minuten. Kind J ging afgelopen
week daar zelf zitten na een akkefietje met kind T.
Ik concludeer dat kind J stappen heeft genomen in haar sociale en emotionele ontwikkeling en dat zij
nu beter in staat is om positiever te zijn en afstand neemt van negativiteit.
Rapporteert de docent accuraat over de ontwikkeling van de leerling
Op vrijdag 12 mei na schooltijd ben ik samen met (NAAM) aan tafel gaan zitten om de ontwikkeling
van kind J te bespreken. Hierbij heb ik mijn examen, inventariseert de behoeften en wensen van het
kind, meegenomen waarin ik haar heb geobserveerd tijdens vier verschillende situaties. Ook staat in
deze examen haar beginsituatie. Aan het eind van het gesprek is (NAAM) op de hoogte van kind J
haar groei.
De observaties worden besproken en er wordt gekeken hoe het nu gaat met de groei van kind J. Deze
toon ik aan (NAAM). Ook heb ik tijdens de activiteiten meegeschreven in mijn kladblokje wat mij
tijdens de activiteiten is opgevallen en wat kind J mij heeft verteld. Dit heb ik accuraat gedaan.
Tijdens het gesprek heb ik mijn kladblokje meegenomen en deze heb ik aan (NAAM) vertelt en
uitgelegd.
Aan (NAAM) heb ik gevraagd of zij verbetering ziet bij kind J en hoe zij het vindt in de klas. Zij geeft
hier antwoordt op.
Gesprek met kind J
Voorlezen
3
Biedt (specifieke) ontwikkelingsgerichte
lesactiviteiten aan
Naam:
Leerling nummer:
Klas:
BPV:
1
,INHOUDSOPGAVE
ACTIVITEIT 1 – GEVOELENS KLEURPLAAT........................................................................................................ 4
ACTIVITEIT 2 - DOBBELSPEL............................................................................................................................ 8
ACTIVITEIT 3 - VOORLEZEN........................................................................................................................... 11
ACTIVITEIT 4 - BABBELSPEL........................................................................................................................... 14
FOTO’S......................................................................................................................................................... 17
EINDEVALUATIE
De specifieke individuele problematiek van de leerling
Voor dit examen heb ik kind J geobserveerd met de hulpvraag: help mij positiever te zijn in
het algemeen. Kind J vindt het leuk om met anderen te spelen en kan daarin goed haar eigen
mening geven. Hierdoor kan ze ondernemend overkomen en corrigeert ze anderen. Ze is
aanwezig in de groep.
2
, Kind J is vaak boos, negatief en betrokken bij akkefietjes. Dit valt op, omdat ze elke dag haar
wasknijper op de rode smiley heeft staan. Op de deur hebben wij 3 smiley. Groen staat voor
blij, geel voor neutraal en rood voor verdrietig of boos. De kinderen zetten bij binnenkomst
hun wasknijper bij de kleur die zij op dat moment zijn.
Het doel van de lesactiviteiten
Mijn doel van de lesactiviteiten om kind J kennis te laten maken met haar gevoelens en hoe
zij hiermee kan omgaan wanneer zij boos of verdrietig is. Bijvoorbeeld door in gesprek te
gaan met anderen, naar de leerkracht gaan, opdrachten maken over gevoelens, dagboek
bijhouden.
Voortgang en/of stagnatie in de ontwikkeling
Voor het examen, inventariseert de behoeften en wensen van het kind, had ik aan kind J gevraagd
wat zij wil. Zij gaf aan dat zij minder ruzie wil en dat anderen niet met haar gaan bemoeien.
Tijdens de activiteiten hebben wij het gehad over haar gevoelens en over emoties. Na een aantal
weken merkte ik dat kind J vooruitgang had geboekt om niet negatief te zijn. Bij binnenkomst heeft ze
niet meer zo vaak haar wasknijper op de rode smiley, maar op de oranje smiley. Dit geeft aan dat ze
neutraal is op die dag. Als de juf vraagt of ze wat wil aangeven, geeft ze vaak aan dat ze niets te
vertellen heeft. Kind J gaf elke keer aan dat er wat was met haar. Dit doet ze niet meer zo vaak.
Tijdens ruzie met klasgenoten op school neemt ze vaker afstand en gaat ze vaak naar de leerkracht
toe. Kind J gaf hiervoor vaak tegengas, maar dit doet ze niet meer elke keer. Soms gaat dit niet goed
en soms wel, het is wel verbeterd. Sinds drie weken hebben wij een afkoelplek. Deze afkoelplek is
buiten het lokaal. Deze afkoelplek is bedoeld om af te koelen voor 10 minuten. Kind J ging afgelopen
week daar zelf zitten na een akkefietje met kind T.
Ik concludeer dat kind J stappen heeft genomen in haar sociale en emotionele ontwikkeling en dat zij
nu beter in staat is om positiever te zijn en afstand neemt van negativiteit.
Rapporteert de docent accuraat over de ontwikkeling van de leerling
Op vrijdag 12 mei na schooltijd ben ik samen met (NAAM) aan tafel gaan zitten om de ontwikkeling
van kind J te bespreken. Hierbij heb ik mijn examen, inventariseert de behoeften en wensen van het
kind, meegenomen waarin ik haar heb geobserveerd tijdens vier verschillende situaties. Ook staat in
deze examen haar beginsituatie. Aan het eind van het gesprek is (NAAM) op de hoogte van kind J
haar groei.
De observaties worden besproken en er wordt gekeken hoe het nu gaat met de groei van kind J. Deze
toon ik aan (NAAM). Ook heb ik tijdens de activiteiten meegeschreven in mijn kladblokje wat mij
tijdens de activiteiten is opgevallen en wat kind J mij heeft verteld. Dit heb ik accuraat gedaan.
Tijdens het gesprek heb ik mijn kladblokje meegenomen en deze heb ik aan (NAAM) vertelt en
uitgelegd.
Aan (NAAM) heb ik gevraagd of zij verbetering ziet bij kind J en hoe zij het vindt in de klas. Zij geeft
hier antwoordt op.
Gesprek met kind J
Voorlezen
3
