Fysiotherapie Zuyd Hogeschool, leerjaar 2
2023/2024
Oefentoets Blok 6
Taak 1&2
Vraag 1:
Gegeven: Aan de dorsale zijde van de pols bevinden zich 6 pees tunnels.
Stelling: De pees van de m.extensor carpi radialis longus loopt t.h.v. de pols meer aan de radiale zijde
dan de extensor carpi ulnaris .
Vraag 2:
Gegeven: Door de carpale tunnel lopen een aantal structuren.
Stelling: Een van deze structuren is de nervus ulnaris.
Vraag 3:
De ulnair abductie is in het algemeen kleiner dan de radiaal abductie.
Vraag 4:
Gegeven: De polsregio kan gerangschikt worden in 3 functionele ketens: de radiale, de centrale en
de ulnaire keten.
Stelling: De radiale keten bestaat uit: Scapoideum, trapezium en trapezoideum
Vraag 5:
Stelling: Het scapoideum is concaaf in zijn verbinding met het capitatum.
Vraag 6:
Stelling: Het os lunatum articuleert met het os metacarpale III.
Vraag 7:
Stelling: Het lig. collaterale carpi radiale komt bij ulnaire abductie op spanning.
Vraag 8:
Stelling: De supinatie wordt uiteindelijk geremd door het vastlopen van de radius tegen de
ulnaschacht.
Vraag 9:
Stelling: Er is sprake van een capsulair patroon van de pols wanneer de pols in dorsaalflexie-richting
eerder en meer beperkt is dan in de palmairflexie-richting.
, Elena Goebel (2200841)
Fysiotherapie Zuyd Hogeschool, leerjaar 2
2023/2024
Vraag 10:
Gegeven: Je onderzoekt een patiënt met een artrogene bewegingsbeperking van de pols in
dorsaalflexie-richting middels de bijbehorende directe translatie in het art. radiocarpea.
Stelling: De richting van deze translatie is dorsaal en iets ulnair.
Vraag 11:
Het os pisiforme ligt aan de radiale zijde.
Vraag 12:
Het CMC-I gewricht ligt proximaal ten opzichte van het PIP-II gewricht.
Vraag 13:
Het triangulair fibrocartilageneus complex (TFCC) speelt een belangrijke rol bij de vormsluiting van
het polsgewricht.
Vraag 14:
Als je last hebt aan het triangulair fibrocartilageneus complex (TFCC) heb je voornamelijk
gewrichtsklachten aan de ulnaire zijde.
Vraag 15:
Er worden zes tunnels onderscheiden waar de pezen van de extensoren doorheen lopen. De m.
extensor pollicis brevis en de m. abductor pollicis longus bevinden zich in dezelfde loge.
Vraag 16:
De gewrichtsband die de carpale tunnel overkoepelt wordt het extensor retinaculum genoemd.
Vraag 17:
De carpus bevindt zich in de MLPP bij 5 graden palmairflexie en 5 graden radiaalabductie.
Vraag 18:
Costa IV maakt contact met het wervellichaam van Th3 en de ventrale transversus van Th4.
Vraag 19:
Costae I-X zitten aan de voorzijde van het borstbeen vast.
Vraag 20:
De processi spinosi van de thoracale wervels zijn lang en wijzen naar beneden, hierdoor wordt de
beweeglijkheid van de thoracale wervelkolom geremd.
Vraag 21:
De m. flexor carpi ulnaris is betrokken bij flexie van PIP-V en DIP-V.
Vraag 22:
De m. extensor digitorum is betrokken bij dorsaalflexie in het polsgewricht.
, Elena Goebel (2200841)
Fysiotherapie Zuyd Hogeschool, leerjaar 2
2023/2024
Vraag 23:
De m. brachoradialis hecht aan op het processus styloideus radii.
Vraag 24:
De m. pronator teres heeft als functie o.a. pronatie van de onderarm.
Vraag 25:
De m. extensor indicis is betrokken bij extensie van de pink.
Vraag 26:
De cervicale wervelkolom (CWK) is beweeglijker dan de thoracale wervelkolom (TWK).
Vraag 27:
De cervicothoracale overgang (CTO) is een belangrijke aanhechtingsplaats voor spieren en banden en
bevindt zich tussen C7 en Th1.
Vraag 28:
Gegeven: Fysiologische effecten van immobiliteit op bindweefsel en spierweefsel.
Stelling:
Door de vermindering van het aantal naast elkaar liggende sarcomeren neemt de kracht van de spier
af. Die krachtsvermindering komt vooral door volumeafname van de rode spiervezels.
Vraag 29:
De fysiologische passief angulaire bewegingsuitslag van flexie in het PIP-II gewricht is 20°.
Vraag 30:
Ergonomische adviezen spelen een belangrijke rol binnen de behandeling bij patiënten met
KANS-klachten. Voorbeelden van dergelijke ergonomische adviezen zijn dat het beeldscherm op
minimaal een armlengte van je afstaat en dat de onderkant van het beeldscherm zich op ooghoogte
bevindt.
Vraag 31:
KANS-klachten kunnen worden onderscheiden in drie fases. In de tweede fase treden de klachten
steeds vaker op, echter verdwijnen de klachten vaak nog wel door goede nachtrust.
Vraag 32:
Het carpale tunnel syndroom is een voorbeeld van aspecifieke KANS.
Vraag 33:
Volgens de KNGF richtlijn KANS is een te kleine hoek (< 90°) van de binnenzijde van de elleboog bij
gebruik van het toetsenbord een risicofactor voor het ontstaan van klachten aan de arm, nek en
schouder.