Samenvatting AZT: locoregionale anesthesie

Samenvatting locoregionale technieken:

Bijeenkomst 1:

Nociceptieve pijn: pijn bij weefselschade

Neuropatische pijn: pijn door disfunctie zenuwstelsel

VMS: veiligheid managment systeem


Soorten anesthesie:
 Lokaal: een plaatselijke verdoving van de huid d.m.v. meerdere
prikken.
 Regionaal: het verdoven van een gedeelte van het lichaam (bijv.
spinaal, epiduraal)
 Algehele anesthesie: gehele narcose waarbij je buiten bewustzijn
bent

Lokale anesthesie blokkeren reversibel het ontstaan en voorgeleiding van
elektrische impulsen op het niveau van het celmembraan van de zenuw.

Wat heb je nodig om een anesthesie te geven:
 Goed infuus
 Controle anesthesielijst en afspraak anesthesioloog (poliafspraak)
 Ritmebewaking 3 leads
 Saturatiemeting
 NIBP: niet invasieve bloeddrukmeting
 Materialen t.b.v. locoregionale technieken
 Intubatiemateriaal, ademsystemen
 Afwijkend block overleg met betreffende anesthesieloog
 Methodieken te vinden in protocollenboeken

Medicatie die nodig is voor het geven van anesthesie:
 Efedrine  voorkomen van hypotensie
 Fenylerine  voorkomen hypotensie
 Atropine  premedicatie anesthesie

 Hypnoticum  slaapmiddel
 Relaxantia  spierverslapper
 Analgetica  pijnstiller  opiaat



Anatomie hersenen en ruggengraat  van buiten naar binnen
1. Ligamentum flavum:
2. Periduraal vaatnet:
3. Dura mater: hard vlies om de pia mater heen waar liquor in zit 
hersenen en ruggengraat drijven hierin

, 4. Pia mater: zacht vlies om de hersenen + ruggengraat heen
5. Arachnoïdea membraam (spinnenwebvlies): zit tegen de duramater
aan.
6. Subarachnoïdale ruimte: de ruimte na de het spinnenwebvlies




Spinaal: prik je in de subarachnoïdaal ruimte (door de dura) en laat je in
de dura liquorruimte achter. Het wordt gegeven onder de L2/L3 waar de
ruggengraat eindigt. Dit doen ze om te voorkomen dat er in het
ruggenmerg wordt geprikt  grote kans verlamming of ruggenmerg
schade. (Te controleren met uitkomst liquor bij insteek)
 Chemische kunstmatige dwarslease (vanaf het punt van prikken
naar beneden)
 Blokkeren van de omliggende zenuwen
 Speciale naald (introducer)  snijdende naalden (weerzijden hebben
een snijdend vlak)  om te voorkomen dat het gat in de dura te
groot wordt.
 Bij spinale anethesie kan voorkomen dat de patiënt hele erge
hoofdpijn krijgt (postspinale hoofdpijn)  komt doordat de liquor
verminderd en de hersenen gaan hangen.
- Cola of koffie kan helpen
- Bloed patch geven: om de plek waar geprikt is dichtmaken en het
de tijd te geven om te helen.

Soort naald bij een spinaal:
Er wordt eerst een naald ingebracht met een snijdende werking
(introducer) tot de dura, daarna wordt er een dunne naald ingebracht met
een puntje. Zo wordt de kans op een scheur in de dura aanzienlijk
verkleind.

, Indicaties:
 Operaties onder de navel (Th10)
 Operaties in de onderbuik
 Operaties aan de urinevoerwegen
 Operaties aan de geslachtsorganen en rond de perineum

Verpleegkundig aspect na spinaal:
 Preventies pijnstilling geven  want na uitwerking spinaal krijgt de
patiënt pijn.
 Katheter

Contra indicatie:
 Ontstolling: stollingsmedicatie geven
 Hypovolemie: door spinaal komt vasodilatatie en wordt de RR laag.
Bij een patiënt met al een lage RR is dit gevaarlijk
 Infectie op plaats insteking: kans op infectie ruggenmerg groot
 Anatomische afwijking rug: daardoor wordt het goed prikken
vermoeilijkt
 Wens van de patiënt: veel mensen hebben angst voor spinaal

Complicaties en bijwerkingen:
 Lage pols en RR
 Misselijkheid: wordt vaak veroorzaakt door een lage RR
 Hoofdpijn (PSH)
 Te hoog blok (cave total spinal)  verdoving zit te hoog,
ongecontroleerde dalende bloeddruk (patiënt goed in de gaten
houden)
 Blaasretentie  opletten of iemand heeft geplast
 Neurologische schade  bij bloeding die op het ruggenmerg drukt


Positioneren van patiënt:
 Patiënt moet naar voren bukken en moet de rug zo bol mogelijk
maken (dan kan de naald er goed doorheen)
 Patiënt ligt op de zij (vaak bij zwangere vrouwen)



Epiduraal: wordt geprikt voor de dura in de epidurale ruimte. Dit is wel
veilig om in de ruggengraat te prikken omdat de dura niet wordt
aangeprikt. Er wordt een katheter geplaatst in de epidurale ruimte
waardoor anesthesie wordt gegeven.
 Alleen de uittredende zenuwen worden platgelegd