Hoofdstuk 1
De tijd van jagers en boeren
Inleiding
Het symbool voor de boven- en beneden-Egypte zijn 2 gieren. Behalve door jagen
voorzagen de jagers en verzamelaars ook in hun levensonderhoud door het
verzamelen van voedsel; daarom spreken we ook over de jagers-verzamelaars.
Na een tijdje zette ze de natuur naar hun eigen hand door dieren als huisdieren
te gaan houden en gewassen te laten groeien op akkers. Deze mensen waren de
eerste boeren. In de tijd van de prehistorie was de taakverdeling dat de man ging
jagen en de vrouwen en kinderen gingen verzamelen.
Paragraaf 1
De eerste mensen
We laten de geschiedenis beginnen op het moment dat het huidige mensensoort,
de homo sapiens (denkende mens) ontstaat. Alle eerdere soorten mensachtigen
meerekenen bij het beschrijven van de geschiedenis van de mensheid, moeten
we die zo’n 2,5 miljoen jaar geleden laten beginnen. Gaan we echter uit van de
homo sapiens als enige echte mens, dan is de geschiedenis een stuk korter. Deze
moderne mens bestaat waarschijnlijk zo’n 200 000 jaar. Zowel de eerste
mensachtigen als de homo sapiens kwamen uit Oost-Afrika. Voor de moderne
mens waren er dus al andere mensachtigen, een daarvan waren de
Neanderthalers. Het ziet ernaar uit dat de moderne mens deze laatste van de
oudere mensensoorten totaal heeft verdrongen, mogelijk zelfs uitgeroeid. Vrijwel
zeker heeft er echter ook enige vermenging plaatsgevonden tussen mensen van
de soort homo sapiens en de neanderthaler, waardoor in mensen van
tegenwoordig ook enig neanderthaler-DNA aanwezig is. Voor historici is het
verdedigbaar om alleen de periode van het bestaan van de homo sapiens te
beschouwen als hun werkterrein.
Prehistorische tijden
Op grond van opgegraven voorwerpen uit verschillende perioden zijn
archeologen de prehistorie gaan onderverdelen in de steentijd (>5000), de
bronstijd en de ijzertijd. De steentijd is dus een erg lange periode, daarom
hebben we het opgedeeld in de oude steentijd/paleolithicum (jagers-
verzamelaars) en de nieuwe steentijd/neolithicum (tijd van de landbouwers). De
periode van overgang wordt de middensteentijd/mesolithicum genoemd. In de
prehistorie kunnen vrijwel nooit concrete personen of gebeurtenissen worden
onderscheiden. Wel kunnen we op basis van ongeschreven bronnen
verschijnselen en processen worden beschreven.
Jagen en verzamelen
Uit vondsten is duidelijk geworden dat de oudste moderne mensen de jacht op
groot wild wel degelijk beheersten. Grote groepen mensen enige tientallen,
moesten effectief samenwerken en goede afspraken maken om zulke prooien te
vangen. Ook moesten ze kennis hebben van het gebied waarin ze zich bevonden.
Het grootste deel van de calorieën in het voedselpakket van de jager-
verzamelaars kwam niet uit de jacht, maar uit het verzamelen van voedsel,
tenminste in de tropische en gematigde streken. Hoe dichter je bij de poolcirkels
komt, hoe groter het deel van de voedingswaarde uit visserij en jacht kwam. Over
het jagen is uit de vondsten veel meer bekent dan over het verzamelen.
,Nomadisch leven en rolpatronen
De man was over het algemeen altijd de dominante. Ook waren de mannen de
jagers. Echter is er een vrouw ooit koningin in Egypte geweest, Hatsjepsoet, ze
liet zich afbeelden in traditionele mannelijke kledij mét ceremoniële baard. Zij
schikte zich daarmee in de bestaande verhoudingen.
Kunst en symbolisch denken
Prehistorische kunstuitingen stammen meestal uit het laatste deel van de oude
steentijd. Ze zijn op zijn hoogst 30 000 jaar oud. Het konden beschilderde
gebruiksvoorwerpen zijn maar ook grotschilderingen.
Dood en hiernamaals
Net als dieren hebben de oudste mensen aanvankelijk hun doden gewoon ergens
achtergelaten. De homo sapiens begon echter op zeker moment zijn doden te
begraven; of dit met geloof te maken heeft is niet te verklaren. Opmerkelijk is dat
niet iedereen zorgvuldig begraven werd, alleen belangrijke doden. Zowel bij de
neanderthalers als bij de vroege moderne mens was er sprake van kannibalisme.
De reden hiervoor kan zijn dat men zich de levenskracht van overledenen toe
wilde eigenen.
Paragraaf 2
De oudste landbouwculturen van de wereld, bracht hem tot de conclusie dat de
landbouw tot stand is gekomen uit een merkwaardig samenspel tussen mens en
natuur. De landbouwrevolutie wordt neolithische revolutie genoemd omdat zij
aan het begin stond van de nieuwe steentijd, het neolithicum.
De uitvinding van de landbouw
De Natufiërs waren een volk in de streek van Jericho en de Dode Zee. Zij waren
jager-verzamelaars. Maar omdat ze in een bijzonder rijk gebied waren
terechtgekomen, hadden ze de neiging om op één vaste plaats te blijven wonen.
Was de boerensamenleving een stap vooruit vergeleken met die van de jager-
verzamelaars? We denken vaak van wel maar de boeren moesten veel harder
werken om aan hun eten te komen, maar als ze een goede oogst hadden, hadden
ze wel meer voedsel. Hierdoor kon de populatie toenemen. Door de
bevolkingsgroei kwam er weer meer landbouw omdat alle monden gevuld
moesten worden. Het menu van de boeren zag er minder spannend en
gevarieerd uit dan dat van de jager-verzamelaars.
Gebruiksvoorwerpen en aardewerk
Grootschalig omhakken van bomen was voor landbouwers noodzakelijk omdat ze
akkers moesten kunnen aanleggen en meer bouwmateriaal nodig hadden voor
hun grotere, permanente woningen. Door de grondstoffen die ze vonden konden
ze verschillende soorten aardewerk maken. Er waren 3 soorten. De
bandkeramiek, de trechterbekercultuur en de klokbekercultuur.
Vaste woonplaatsen
Neolithische culturen onderscheidden zich door hun vaste woonplaatsen. Het
waren ‘sedentaire’ culturen, tegenhanger van de nomadische van de oude
steentijd. Er is gebleken dat in de loop der tijd vaak nieuwe, vervangende huizen
werden gebouwd omdat een huis niet zo lang meeging. De latere huizen werden
steeds wat kleiner. Alleen het huis dat wordt geschouwd als dat van ‘de
hoofdman’ bleef steeds even groot en stevig.
, Bezit en sociale gelaagdheid
In landbouwculturen speelde bezit een veel grotere rol dan in de tijd van de jager-
verzamelaars, dit kwam doordat mensen nu bezit kregen. Om het voortbestaan
van de familie te verzekeren en eventueel het bezit nog te vergroten, was het
belangrijk dat de vererving langs de juiste lijnen verliep. Hierbij speelde het
uithuwelijken van vruchtbare dochters een sleutelrol. Zij konden immers nieuwe
erfgenamen baren. In landbouwculturen werden de dochters dan ook scherp door
de familie bewaakt tot ze konden worden uitgehuwelijkt. Hierdoor werd de
bewegingsvrijheid van vrouwen ingeperkt. Waar zoveel vormen van bezit
ontstaan, ontstaat er meer sociale ongelijkheid. Deze ongelijkheid werd duidelijk
bij begrafenissen. Een ‘rijk’ graf behoorde aan iemand die een aanzienlijke rol
had gespeeld.
Paragraaf 3
In de nieuwe steentijd konden onder gunstige omstandigheden steeds grotere
landbouwdorpen ontstaan. Zulke gunstige omstandigheden bestonden vooral in
vruchtbare rivierdalen. De cultuur in deze gebieden verschilde in zoveel
opzichten van die van de vroege landbouwers uit de prehistorie, dat gesproken
wordt van oude beschavingen. Ze ontwikkelden het schrift en complexe politieke
organisatievormen, waaronder stadstaten en grotere koninkrijken.
Natuur en politiek
In de Egyptische steden moest er gezorgd worden dat het terugtrekkende water
gekanaliseerd werd om het land in de drogere periode te bevloeien. Overigens
zorgde de overstroming nog voor een ander gunstig effect; er werd elk jaar een
nieuw laagje modder over het land verspreid, waardoor het zeer vruchtbaar bleef.
Deze omstandigheden in Mesopotamië en Egypte dwongen de mensen ertoe
goed na te denken over de manier waarop ze het land in cultuur zouden brengen.
In deze samenleving ontstond er een leidinggevende bovenlaag van rijken en
machtigen. Uiteindelijk kwam daaruit één persoon naar voren die het allerrijkst
en aller machtigst was; de koning (Mesopotamië). In Egypte raakte omstreeks
3000 v.C. het bestuur gecentraliseerd. De macht kwam in handen te liggen van 1
persoon, de farao. In Mesopotamië kwam rond 2000 v.C. de grote verovering.
Vanuit de stad Babylon veroverde de heerser steeds meer gebied wat bijna het
gehele Mesopotamische gebied omvatte, het Babylonische Rijk.
Specialisatie en gelaagdheid
De grote landbouwproductie kon met verhoudingsgewijs weinig arbeidskrachten
tot stand worden gebracht. Daardoor ontstond ruimte voor andere bezigheden,
ook niet-productieve. Hierdoor legden veel bewoners zich in een ander ambacht.
De verschillende groepen die ontstonden hadden ook verschillende sociale
posities. Rangen en standen verschilden in de oude beschavingen meer dan in de
vroege landbouwculturen van de prehistorie. Daarom spreken we van een
gelaagde samenleving, een nieuwe groep die ontstond waren de kooplieden.
Een geschreven cultuur
Omstreeks 3300 v.C. vonden de Soemeriërs, de eerste hoogontwikkelde bewoner
van Mesopotamië, het schrift uit. Het was een weergaloze belangrijke uitvinding.
Het begon met tekeningetjes die na verloop van tijd met een driehoekige stift die
ze in de klei drukten. De vorm van de tekens had wel wat weg van spijkers,