Samenvatting Blok 1.1 Probleem 1-8 Compleet

Macro-level Micro-level Mensen zijn coöperatief ? ? Mensen zijn competitief ? ? Vul de juiste perspectieven in op de plekken van de vraagtekens.

Antwoord: Linksboven: Functionalisme Rechtsboven: Symbolisch interactionisme Linksonder: conflictsociologie Rechtsonder: Rationele keuzebenadering

Noem één verschil in de denkbeelden van Marx en Weber wat betreft sociale ongelijkheid.

Antwoord: Marx kijkt vanuit slechts één dimensie naar sociale ongelijkheid namelijk de economische. Weber gaat uit van een meerdimensionale ongelijkheid namelijk economisch, politiek en cultureel.

Noem een verschil in de denkbeelden van Durkheim en Weber.

Antwoord: Sociale feiten” (Durkheim) vs “sociale actie” (Weber) Durkheim: Sociale feiten als handelingswijzen en denkwijzen buiten het individu welke invloed hebben op het individu Weber: Interpretatieve begrip van sociale actie (aandacht voor de subjectieve betekenis van de actie)

a.Wat is bureaucratie? b. Welke socioloog heeft veel geschreven over bureaucratie? c. Welke rol speelt bureaucratie in zijn denkbeelden?

Antwoord: a. Een organisatiemodel dat rationeel is georganiseerd om taken zo efficient mogelijk te volbrengen. Het kenmerkt zich door veel regels, gestandaardiseerde processen, procedures en voorschriften, nauwgezette taakverdeling en verantwoordelijkheid, duidelijke hiërarchie en zakelijke, bijna onpersoonlijke interacties tussen medewerkers. b. Weber c. Weber leefde in de tijd dat de moderne samenleving opkwam. Dit zorgde voor de verschuivingen in de sociale actie. Er ontstond een verschuiving van handeling op basis van traditie naar handeling op basis van rationaliteit. Rationalisering = de organisatie van het sociale leven op basis van de principes efficiëntie en technische kennis. Hierop gebaseerd ontstond zijn idee van de bureaucratie.

Durkheim onderscheidde verschillende soorten zelfmoord. Benoem deze en leg uit wat ze inhouden.

Antwoord: 1. egoïstische zelfmoord: Je focust je teveel op jezelf waardoor je minder sociale relaties hebt. Wanneer er nu iets fout gaat heb je geen sociale buffer om je op te vangen. (komt vooral voor in de moderne samenleving). 2. anomische zelfmoord: sociale onrust leidt tot anomische condities (anomie = wegvallen van de normen en waarden) die de band tussen het individu en de maatschappij verstoren. het individu wordt te weinig gestuurd door de samenleving. 3. Altruïstische zelfmoord: het individu kan niet voldoen aan de normen en waarden van de samenleving. Er is sprake van een te sterke integratie. 4. Fatalistische zelfmoord: Het individu wordt teveel gestuurd door de samenleving.

Durkheim staat bekend om zijn zelfmoordstudie. Welke 2 factoren zijn volgens hem bepalend voor het zelfmoordcijfer?

Antwoord: de mate van regulering en de mate van sociale cohesie/solidariteit.

Wie was de grondlegger van het functionalisme?

Antwoord: Emile Durkheim

Wie was de grondlegger van de conflictsociologie?

Antwoord: Karl Marx

Sociale verschijnselen kunnen vanuit verschillende sociologische perspectieven of paradigma’s worden verklaard. Eén daarvan is het ‘functionalisme’. In het functionalisme wordt aandacht besteed aan ‘manifeste’ en ‘latente’ functies van sociale verschijnselen. a. Leg uit wat het verschil is tussen manifeste en latente functies. b. Geef een voorbeeld van een latente functie van een maatschappelijk verschijnsel.

Antwoord: a. Manifeste functies zijn geplande uitkomsten van sociale patronen, interacties, organisaties of instituties. latente functies zijn ongeplande of onbedoelde gevolgen sociale patronen, interacties, organisaties of instituties. Dit kan zowel positief (functioneel) als negatief (disfunctioneel) zijn. b. Voorbeeld: het doel van een universiteit is om mensen van kennis en vaardigheden te voorzien zodat zij voorbereid worden op een baan (manifest functie). Een bijkomstigheid hierbij is dat mensen met elkaar in contact kunnen komen en potentiele partners kunnen vinden (latente functie).

Volgens Emile Durkheim is sociologie de studie van ‘sociale feiten’. Wat verstaat Durkheim onder een ‘sociaal feit’? Maak in je antwoord gebruik van de beroemde zelfmoordstudie van Durkheim.

Antwoord: Een sociaal feit is volgens Durkheim een waarneembaar sociaal verschijnsel. Het zijn alle instituties en regels die het gedrag van een individu kanaliseren of beperken. Het is extern aan het individu, maar heeft daarover wel een zeker dwingend karakter. Sociale feiten mogen dan ook alleen vanuit andere sociale feiten worden verklaard en niet vanuit het individu. In zijn zelfmoordstudie keek Durkheim naar de invloed van sociale feiten op zelfmoordpercentages. Hij onderzocht dus hoe sociale verschijnselen invloed hebben uitgeoefend op een bepaald menselijk gedrag, namelijk het plegen van zelfmoord.