THEORIE TURNEN
Turnen als activiteitsgebied
Turnen is een historisch- relationeel gebeuren, waarbinnen allerlei activiteiten plaatsvinden,
die 1 of meer kenmerken m.b.t. het verplaatsen gemeenschappelijk hebben.
2 zaken worden benadrukt:
1. Enerzijds verbonden aan een bepaalde turntraditie, anderzijds niet volledig opgesloten
binnen deze traditie. =historisch-relationeel.
2. Bewegen staat in de analyse centraal. Daarnaast ook aandacht aan conventies en de
verschillende soorten verbanden. Benaderd vanuit eerste perspectief.
Turnen is een activiteitsgebied.
Een duidingskader uitgaande van het relationeel bewegingsconcept.
Betrekking of relaties binnen een gebeuren worden betekenissen genoemd. Hierin een
ordening vinden om een analyse uit te voeren. Datgene wat als dominant naar voren komt=
de hoofdbetekenis in een bewegingsgebeuren.
Belang van een duidingskader: bestaande activiteiten te analyseren en in kaart te brengen.
(hieruit een verantwoorde BOLS kiezen voor praktijk) en het bewegingsgedrag van leerlingen
duiden en op basis daarvan didactische beslissingen nemen.
Betekenissen binnen het activiteitsgebied turnen
Onderscheid met andere gebieden: Turnen wordt gekenmerkt door bewegen met, aan en op
apparaten.
Hoofdvraag: in welke situaties kunnen door onze leerlingen motorische betekenissen worden
onderkent en gerealiseerd?
3 betekenisgebieden= activiteiten die een bepaalde motorische hoofdbetekenis
gemeenschappelijk hebben.
- Springen: het loskomen van de begane grond m.b.t. het loszijn of zweven.
- Zwaaien: het aan iets loskomen van de grond m.b.t. het losblijven en/of zweven.
- Balanceren: het vertoeven op de begane grond of op de begrensde grondvlakken boven
de begane grond m.b.t. het in evenwicht blijven.
Het duiden van motorische betekenissen
Benoemen van de hoofdbetekenis is het begin van de duiding. Op grond van tijd, tempo en
richting.
Het kader sluit aan op de gekozen bewegingsconcept.
Conventies binnen het turnen (afspraken tussen partijen)
Hierboven steeds op wat er gebeurd niet op hoe het gebeurd. Motorische betekenissen
maken namelijk deel uit van een meer omvattend verband, algemene zinsamenhang.
Voor sommige activiteiten zijn toewijzingsregels, ze schrijven voor hoe een bepaalde
activiteit behoord plaats te vinden. deelnemers zijn hier niet altijd van bewust. (bepaalde
toestellen bijv. alleen voor mannen)
2 geldende conventies:
1. Het beheersende: technisch moeten bewegingen juist zijn. Perfectionering als gevolg.
Hoe minder gevangen hoe beter. (efficiëntie principe)
2. Het esthetiserende: Bewegingen mooi uitvoeren. (vormprincipe)
Binnen het onderwijs zijn deze conventies minder wenselijk! Wij willen alle leerlingen tot hun
recht laten komen door hen in situaties te brengen waarbinnen voor iedereen