Samenvatting Management in Sociaal-agogische beroepen

Geef een korte omschrijving van de taken van een manager van nu:

Antwoord: Het is iemand die met anderen werkt door hun werkzaamheden te plannen, coördineren, aan te sturen, met als oogmerk de doelstellingen van de organisatie te behalen

Wat is management?

Antwoord: Het is een proces van coördineren van werkzaamheden zodat deze efficiënt en effectief met en door anderen kunnen worden afgerond.

Omschrijf wat het verschil is tussen lagere-, midden- en hogere managers.

Antwoord: Lagere managers zijn werkzaam op het laagste niveau; dan wel het niveau van de directe werknemers. Hij beheert het werk van de niet-leidinggevende werknemers. De midden manager coördineert het werk van de lagere manager en de hogere managers zijn vooral bezig met de strategie van de organisatie. Zij nemen beslissingen en definiëren doelstellingen voor de organisatie

Wat is een organisatie?

Antwoord: Een geheel waarin mensen en middelen op een doelbewuste manier bij elkaar zijn gebracht om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken

Noem het verschil tussen profit- en non-profit organisaties. Noem per organisatie minstens drie verschillen.

Antwoord: Een profit organisatie heeft als doel om winst te maken. Een non-profit organisatie daarentegen heeft meer een doelstelling in de trend van \'adequate hulpverlening\' of zo goed mogelijk kwaliteit. Een profit organisatie maakt producten, is homogeen, de consument is passief en het verleende goed is omkeerbaar. Je kunt een product namelijk retourneren als je dat wil. Bij een non-profit organisatie gaat het om diensten, is het heterogeen, is de consument actief en is dat wat de organisatie uitdraagt onomkeerbaar. Een hulpverleningsgesprek die uitgevoerd is, kun je namelijk simpelweg niet terugdraaien.

Noem minstens drie verschillen tussen de traditionele organisaties en organisaties anno nu.

Antwoord: Traditionele organisaties waren veelal star en heel erg gericht op vastgestelde voorschriften (werkdagen vast; van 9:00-17:00) Daarentegen was zo\'n organisatie wel stabiel, omdat alles altijd hetzelfde bleef. De organisatie is taakgericht, gericht op het individu en heel hiërarchie-gevoelig. De managers maakten de beslissingen en de werknemers hadden hier geen vat op. Organisaties van nu zijn over het algemeen veel dynamischer doordat dingen minder vastliggen, meer flexibel zijn, en de werknemers invloed hebben in het beslissingsproces van de manager. Verder zijn de ogen gericht op vaardigheden van een werknemer en wordt er veel samengewerkt in teams. Tevens zijn er flexibele werktijden. Sinds 2010 kwam Het Nieuwe Werken (HNW) in de wereld die mogelijk maakte dat er ook thuis gewerkt kon worden en meer zelf kan bepalen hoe hij of zij zijn uren invult.

Wat wordt er bedoeld met de omnipotente opvatting over managers?

Antwoord: Er bestaat een beeld van managers dat ze altijd controle en invloed uitstralen en dus direct verantwoordelijk zijn voor mislukkingen of successen. Dit legt een grotere druk op managers.

Beschrijf het begrip \'organisatiecultuur\':

Antwoord: het geheel van gemeenschappelijke opvattingen en overtuigingen van leden van een organisatie die in hoge mate bepalend zijn voor hun handelen

Noem de zeven dimensies van organisatiecultuur:

Antwoord: 1. Mate van vernieuwing en het nemen van risico\'s 2. De aandacht voor detail 3. Mate van resultaatgerichtheid 4. Mate van mensgerichtheid 5. Mate van teamgerichtheid 6. Mate van agressiviteit 7. Mate van stabiliteit

Beschrijf wat het verschil is tussen sterke- en zwakke culturen.

Antwoord: De sterke culturen hebben een grote invloed op mensen en de kernwaarden liggen meer op de organisatiecultuur dan op de missie en visie. Hoe meer medewerkers zich hiervoor inzetten, des te sterker de cultuur.