Samenvatting Samenvattin sociaal recht hoofdstuk 1,2,3,4,5,9

Aanvullend recht

Antwoord: recht waarbij werkgever en werknemer altijd van de inhoud van de wet mogen afwijken, desnoods mondeling

Absolute competentie

Antwoord: de soort rechter die een geschil moet beoordelen; in arbeidszaken in eerste aanleg is dat de kanton rechter

Arbeidsovereenkomstrecht

Antwoord: Dat deel van het BW dat op de arbeidsovereenkomst betrekking heeft.

Driekwartdwingend recht

Antwoord: Recht waarbij alleen van de inhoud van de wet mag worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan.

Dwingend recht

Antwoord: Recht waarbij zowel de werknemer als werkgever niet van de inhoud van de wet mogen afwijken of waarvan zij niet ten nadele van de werknemer mogen afwijken.

Arbeidsovereenkomst

Antwoord: overeenkomst op basis waarvan arbeid wordt verrichting een gezagsverhouding en waar de plicht tot loonbetaling tegenover staat.

Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht

Antwoord: Arbeidsovereekomst, van toepassing op een oproepkracht/flexwerker, waarbij alles is geregeld behalve een aantal uren dat de flexwerker zal gaan werken. wanneer dat gebeurd, is afhankelijk van de oproep door de werkgever.

Delegatietheorie

Antwoord: Theorie die tot uitdrukking brengt dat de gezagsuitoefening door de werkgever aan een derde kan worden overgedragen.

Formeel gezagscriterium

Antwoord: Onderdeel van de beoordeling of een gezagsverhouding in het kader van de arbeidsovereenkomst aanwezig is. De overeenkomst waarover pratijen van mening verschillen of het een arbeidsovereenkomst is, wordt vergeleken met de overeenkomsten in de onderneming die onbetwistbaar een arbeidsovereenkomst zijn. De inhoud van de arbeidsvoorwaarden en geldende regels over werktijden, pauzes, vakanties en dergelijke worden met elkaar vergeleken

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Antwoord: Arbeidsovereenkomst waarvan het einde niet afhankelijk is van de wil van werkgever of werknemer. het gaat om een bepaalde tijdsduur.

Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Antwoord: Arbeidsovereenkomst waarvan het einde afhankelijk is van de wil van de werkgever of werknemer. geeft een van beiden daartoe niet het initiatief, dan blijft de arbeidsovereenkomst van kracht.

Concurrentiebeding

Antwoord: Beding in de arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn mogelijkheden om na afloop van de arbeidsovereenkomst elder te gaan werken of voor zichzelf te gaan werken.

Dubbele redelijkheidstoets

Antwoord: toets door de hoge raad geformuleerd in het arrest van der lely/taci hofman, op grond waarvan niet alleen moet worden getoetst of de werkgever een redelijk verzoek aan de werknemer heeft gedaan, maar ook of de werknemer in redelijkheid niet valt te vegen dat hij op het verzoek van de werkgever ingaat.

Eenzijdige wijzigingsbeding

Antwoord: Beding in de arbeidsovereenkomst

Aanzegplicht

Antwoord: Plicht van de werkgever de werknemer bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden of meer, uiterlijk een maand voor het einde daarvan, op de hoogte te stellen van dat einde.

Bedenktermijn

Antwoord: Termijn van twee weken, die de werknemer heeft om een schriftelijk gegeven instemming met de opzegging door de werkgever te herroepen. De termijn wordt drie weken als de werkgever de werknemer niet uiterlijk 2 dagen na instemming wijst op de bedenktermijn.

bilijke vergoeding

Antwoord: Bedrag dat de werkgever aan de werknemer bij ontslag moet betalen, hetzij als de opzegging terecht is vernietigd, hetzij als sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.

Contractuele opzegtermijn

Antwoord: de opzegtermijn die in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, die afwijkt van de concreet in de wet genoemde opzegtermijn.

Druppel emmerdoctrine

Antwoord: Een ontslag op staande voet, niet gegeven vanwege een gebeurtenis maar vanwege meerdere gebeurtenissen.

Arbeidsverleden

Antwoord: Van belang voor het vaststellen van de duur van een WW uitkering en de loongerelateerde WIA-uitkering. er wordt daarbij een onderscheidt gemaakt tussen het fictieve en het feitelijke Arbeidsverleden.

basisuitkering WW

Antwoord: Uitkering krachtend de WW gedurende de eerste drie maanden van werkeloosheid. de eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75% en de 3de maand 70%.

Fictieve dienstbetrekking

Antwoord: Arbeidsverhouding die geen privaatrechtelijke dienstbetrekking is. maar die toch op grond van een wetsbepaling onder de werknemersverzekering zoals de WW valt.

IOAW

Antwoord: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers. Wet beoogd voor de oudere werkloze werknemer om via een IOAW uitkering te realiseren dat deze werknemer geen beroep op bijstand op grond van participatiewet hoeft te doen.

IOW

Antwoord: Wet inkomenvoorziening oudere werknemers. wet op grond waarvan werklozen vanaf 60 jaar geen beroep op bijstand krachtends de participatiewet hoeven te doen.