1 Inleiding
1.1 De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen
De omgang als leerkracht met de kinderen staat centraal
Vb. knuffel, knipoog, gesprek, …
Je houdt dan rekening met de typische kenmerken van hun leeftijd
o Een vertelboek kies je aan de hand van de leeftijd en de interesses
Kinderen en volwassenen zetten op dezelfde leeftijd dezelfde stappen in hun ontwikkeling
Vb. kinderen op hun 6 jaar kunnen leren lezen, rekenen en schrijven
Als leerkracht moet je weten welke ontwikkelingsfasen deze kinderen reeds zijn doorgegaan
en welke fase er nog moeten komen
Belang van ontwikkelingspsychologie:
Veel bijleren over de ontwikkeling van kinderen
Hoe je daarop kunt inspelen en rekening mee kunt houden
Identificatie van kinderen waarbij de normale ontwikkeling afwijkt = signaalfunctie
1.2 Wat is ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie = Bestudeert hoe het gedrag, het denken en het beleven van mensen
evolueert over de verschillende levensfasen
Wat is ontwikkeling?
Veranderen van een aanwezige structuur = veranderingen doormaken op lichamelijk en
geestelijk vlak (=gedragsveranderingen)
o Vb. Leren lezen op de basisschool, Marijke kon als kind haar tenen makkelijk naar
haar mond brengen als tiener ondervindt ze moeilijkheden
Levenslang proces = geen momentopname, een geleidelijke verandering
Voortgang = niet herhaalbaar, treed maar één keer op en blijft een lange tijd aanwezig
o Vb. leren spreken herhaalt zich op latere leeftijd niet
Winst en verlies = leren nieuwe dingen maar verliezen ook zaken
o Vb. leren stappen en zicht verminderd
Geleidelijk = we kunnen niet van de ene dag op de andere dag in een andere fase zitten
o Vb. we kunnen niet praten op 1 dag
Bouwt verder op vorige – basis voor volgend
o Vb. leren stappen eerst evenwicht zoeken, kruipen
1.3 Hoe ontstaat ontwikkeling
Vragen die men stelt:
Wordt de mens datgene wat de omgeving (vooral opvoeding) van hem maakt?
OF
Ontwikkelt hij zich, ongeacht het soort milieu waarin hij terechtkomt, tot datgene dat latent
al vanaf het begin in hem aanwezig was
,ONTWIKKELINGSFACTOREN
1.3.1 Invloed van de natuur (je aanleg, ‘nature’) (= aanlegtheorie)
= de eigenschappen die je reeds bij de geboorte hebt meegekregen
o Vb. kleur van je ogen, huidskleur, geslacht, mogelijkheid die elk kind in zich heeft om
te leren spreken
= erfelijkheidsfactoren bepalen de ontwikkeling (aanleg)
Milieu kan hoogstens gunstige voorwaarden scheppen het bepaalt niet in welke richting de
ontwikkeling concreet zal verlopen
1.3.2 Invloed van het milieu (je omgeving, ‘nurture’) (= milieutheorie)
= de mens wordt bijna volledig bepaald door het milieu waarin hij opgroeit en door zijn
opvoeding
o Vb. je land, dorp, klimaat, familie, school, …
De omgeving oefent actief invloed uit op je ontwikkeling
1.3.3 Invloed van zelfbepaling
= de mens kan ook zelf omstandigheden scheppen
o Vb. ja en nee zeggen
= de mens kan zelf richting geven a/d eigen ontwikkeling
De mens is meer dan een snijpunt van aanleg- en milieufactoren
1.3.4 De gulden middenweg
De drie factoren beïnvloeden elkaar
o Vb. Victor zit in het eerste leerjaar en heeft al heel wat denkmogelijkheden (aanleg).
Van thuis uit wordt hij weinig gestimuleerd voor schoolse vaardigheden (milieu). Hij
is vaak moe en kiest ervoor om taken uit te stellen (zelfbepaling).
Bepaalde factor kan op een bepaald moment een doorslaggevende invloed hebben
o Vb. aanleg: tijdens de eerste levensjaren worden de veranderingen in het motorisch
gedrag bepaald door de ontwikkeling van het zenuwstelsel
o Vb. milieu: echtscheiding zorgt voor een negatieve invloed op de kinderlijke
ontwikkeling
o Vb. zelfbepaling: de school zegt dat Viktor TSO moet gaan volgen, Viktor wil dat niet
en na een paar jaar later zien we dat Viktor een succesvolle leerling is in ASO.
Doorzettingsvermogen = zelfbepaling speelt een doorslaggevende rol.
1.3.5 Hoe met ontwikkeling omgaan?
Belangrijk voor leerkrachten: 2 vuistregels!
1. Werken in de zone van de naaste ontwikkeling
2. Streven naar welbevinden en betrokkenheid
2 Ontwikkelingspsychologie v/h lagereschoolkind
, 2.1 De motorische ontwikkeling
2.1.1 De motorische ontwikkeling bij de baby
De eerste taal die een baby leert is beweging
Een pasgeborene beweegt o.b.v. REFLEXEN
o = onwillekeurige, automatische reactie op een prikkel
Primitieve (overleving) versus posturale (bewegingspatroon) reflexen
Belangrijk dat kinderen veel bewegen op jongere leeftijd
Reflexen verdwijnen als het zich blijf herhalen
Babyreflexen of babyreacties:
1. Grijpreflex = het kindje moet zijn hand sluiten als er een vinger in het handje wordt gelegd
2. Zoekreflex = als de vroedvrouw de wang aanraakt moet het kindje naar die kant draaien
(dient om de moederborst te vinden)
3. Zuigreflex = om voedsel bij zich te nemen
4. Reflex van Babinski = waarbij de grote teen zich omhoog beweegt bij het wijven over de
voetzool
5. Reactie van Moro = het kind hoort de ogen te sluiten, armen te strekken, handen te openen,
en direcht daarna de armen weer langs het lichaam te brengen wanneer de vroedvrouw op
de onderlaag van het hoofd waarop hij ligt, hard drukt. alsof hij de moeder wil
omklemmen verdwijnt na 6 maanden
6. Schrikreflex = bij het horen van een plots geluid of onverwacht vastgrijpen zelfde reactie
als Moro blijft bestaan maar in andere vormen
7. Primaire lopen = na twee maand vertonen ze loopgedrag zonder armbewegingen
8. Asymmetisch-tonische nekreflex (ATNR) = basis van de hand- oogcoördinatie; wanneer de
baby naar zijn handje kijkt en dan zijn hoofdje draait, gaat de arm zich strekken volgen de
ogen het handje
2.1.2 De motorische ontwikkeling bij de peuter
Fundamentele bewegingsactiviteiten (stimuleren)
o Grove motoriek stijgt: rennen, springen
o Fijne motoriek stijgt: puzzelen
Zelfstandigheid
o Zelfredzaamheid stijgt: zelf eten, zelfstandig werken, zelf kleren aan- en uitdoen
2.1.3 De motorische ontwikkeling bij de kleuter
Fundamentele bewegingsactiviteiten:
o Kwalitatieve veranderingen: Steeds betere uitvoering
Leren zwemmen kan beter worden door herhaling
o Grote motoriek stijgt: beter evenwicht, klimmen, fietsen, …
o Kleine motoriek stijgt: puzzelen, knippen, plakken, …
o Einde kleutertijd: handvoorkeur link- of rechtshandigheid ontwikkeld
GROTE BEWEEGLIJKHEID
2.1.4 De motorische ontwikkeling bij het lagereschoolkind
Gemiddelde motorische prestaties nemen toe tot +- 12 jaar
o Lichaam goed in evenwicht (6j)
Vb. balanceren op muurtjes, hekjes vinden ze leuk
o Lichaamsbeheersing stijgt
Vb. buigen, gymnastische oefeningen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chlohoes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.