Wat moet je kunnen met en weten van de kenmerkende aspecten?
· Begrijpen: een korte uitleg van elk kenmerkend aspect kunnen geven
· Voorbeeld: een voorbeeld kunnen geven van een kenmerkend aspect
· Herkennen: een kenmerkend aspect kunnen herkennen in een brontekst of
afbeelding en er informatie uit kunnen afleiden
· Verbanden (oorzaak/gevolg, verandering/continuïteit): de verbanden
tussen de kenmerkende aspecten zien en begrijpen
· Chronologie: je moet de kenmerkende aspecten in de juiste volgorde van
tijd kunnen plaatsen
· Nieuwe informatie interpreteren: je kunt nieuwe informatie interpreteren,
dus informatie die je niet geleerd hebt (bijvoorbeeld een zinnetje
voorafgaand aan een vraag of in de bron), die informatie kun je vervolgens
koppelen aan je kennis
Welke vaardigheden moet je daarnaast beheersen?
· Bronnen: inschatten of je een bron kunt gebruiken om een bepaalde
onderzoeksvraag te beantwoorden. Denk aan:
o is de bron betrouwbaar?
§ Wat voor soort bron is het?
§ Wie heeft de bron geschreven?
§ Wat is de functie/culturele achtergrond/bedoeling van de
maker?
§ Voor welk publiek is de bron bedoeld?
o is wat in de bron geschreven staat representatief?
§ In hoeverre geldt wat in de bron staat voor meer
mensen/situaties?
o is sprake van feiten/meningen?
,Tijdvak 1: tot 3000 voor Christus, tijd van de jagers en boeren, prehistorie
Kenmerkende aspecten:
1. de levenswijze van jager-verzamelaars
2. het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Kernbegrippen:
- agrarisch
- cultuur
- jagers-verzamelaars
- landbouwsamenleving
1. Een kenmerk van jagers en verzamelaars is dat ze in kleine groepen leefden met
ongeveer 30 mensen. De jagers en verzamelaars hadden één leider. Die had vaak de
meeste ervaring of was het slimst. Ze jaagden en verzamelden de hele dag door. Hiervoor
hadden ze wapens en werktuigen nodig. Die maakten ze uit de natuur, bijvoorbeeld van
botten van hun prooien. Ook hun eenvoudige kleding was van hun prooi. Als groep trok je
rond, want uiteindelijk was al het voedsel in de omgeving op. Zo trokken ze verder en
vestigden ze zich op een plek waar wel voedsel was. Ze leefden in tenten, omdat ze die
makkelijk konden vervoeren. Dit soort mensen noem je nomaden. Deze mensen hadden
weinig spullen en er was weinig ongelijkheid. Ook mannen en vrouwen waren gelijk aan
elkaar.
2. De overgang van de samenleving van jagers en verzamelaars naar de
landbouwsamenleving heet de neolithische revolutie. Bij de neolithische revolutie was de
verandering dat mensen voor het eerst aan landbouw gingen doen en niet meer gingen
jagen en verzamelen. Het was het einde van de ijstijd en er was een gunstig ecologisch
klimaat. De landbouwrevolutie begon bij de gebieden de Eufraat en de Tigris. Dat gebied
wordt ook wel de Vruchtbare Halvemaan genoemd. De mensen gingen planten temmen
door ze in groepen te verbouwen in een bepaalde tijd van het jaar. Dieren werden gehouden
in plaats van op gejaagd. Ze ontdekten dat sommige graansoorten niet zelf in de grond
gingen door de wind, maar dat zij zelf zaden moesten gaan planten. Ze bonden zich aan het
land.
Mensen leefden in grotere dorpen dan voorheen, nu met ongeveer 100 mensen. Ze
woonden dus op een vaste plek. Ze woonden niet meer in tentjes, maar in grote huizen die
dicht bij hun land stonden. Ze gingen bezit verzamelen, zoals potten, pannen en
gereedschap. De ongelijkheid tussen de mensen nam daardoor toe. Er ontstonden sociale
verschillen in het bezit en aanzien. Omdat ze met meer mensen leefden, was er vaak een
soort leider. Dat was meestal de dorpsoudste of de priester.
3. Landbouw en veeteelt gaat in seizoenen. Daardoor kregen de mensen meer vrije tijd en in
die vrije tijd gingen ze nadenken over dingen en zichzelf vragen stellen, zoals ‘waar gaan we
heen als we sterven?’ en ‘wat mag wel en mag niet?’, etc. Op deze vragen werd een
verklaring gevonden in de natuur. Er kwam een natuurgodsdienst. Dat is het geloof dat
geesten en goden die in de natuur leven invloed op hen hebben.
, Mensen gingen dus hun voedsel verbouwen, maar niet iedereen was daarvoor meer nodig.
Er kwam een overschot aan voedsel. Hierdoor gingen sommige mensen andere dingen
doen, zoals timmeren of naaien. Mensen werden dus gespecialiseerd in één bepaald ding.
Ook ontstond er ruilhandel. Omdat er grotere steden kwamen, was er bescherming nodig. Er
werd een leger opgericht en er werd een muur gebouwd om de stad heen. Ook kwamen er
wetten over wat wel en niet mocht en werden er afspraken gemaakt over handelsvoorraden.
Maar misschien wel het allerbelangrijkste was dat het schrift werd uitgevonden. Op dat
moment kwam er een einde aan de prehistorie.
Tijdvak 2: van 3000 voor Christus tot 500 na Christus, tijd van de Grieken en
Romeinen, oudheid
Kenmerkende aspecten:
4. de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat
5. de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde
6. de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
8. de ontwikkelingen van het christendom en het jodendom als de eerste
monotheïstische godsdiensten
Kernbegrippen:
- burgerschap
- christendom
- imperium
- jodendom
- klassiek
- monotheïsme
- politiek
- stadstaat
- wetenschap
4. De Griekse samenleving bestond uit een aantal stadstaten. Deze kwamen rond 500 voor
Christus op. Ze waren zelfvoorzienend (autarkisch), dus ze produceerden hun eigen
voedsel. Ook hadden ze eigen wetten en regels. Deze stadstaten waren dus eigenlijk
volledig los van de andere stadstaten. We spreken wel over een Griekse samenleving omdat
ze een gemeenschappelijke cultuur hadden. Een van de belangrijkste stadstaten was
Athene, dat was de hoofdstad van Griekenland. Deze stad was toen vooral bekend door de
afwisselende bestuursvormen. Eerst hadden zij namelijk een koning, daarna een aristocratie
(wijze mensen regeerde de stad) en uiteindelijk ging dat ook niet meer goed en greep 1 van
die aristocraten de macht. Hij was een tiran. Dat is ook een alleenheerser, maar heeft hij de
macht op een onrechtmatige manier gegrepen en zo’n tiran is daardoor ook vaak een (soort)
dictator. Maar uiteindelijk werkte dat ook niet en kwam er een democratie. Een andere
belangrijke stadstaat was Sparta. Daar was een militaire samenleving. De mensen gingen
denken over burgerschap en politiek. Deze ontstonden door discussies die bijvoorbeeld in
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper JJK10. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.