USG 5010 Samenvatting Bestuurlijke kaart van
Nederland
H1 De Bestuurlijke kaart van Nederland
1.1 Wat is Openbaar bestuur?
Het woord overheid wordt vaak als synoniem gebruikt voor openbaar bestuur.
Juridisch gezien behoren alle organisaties met een publiekrechtelijke grondslag tot het openbaar
bestuur. (publiekrechtelijke grondslag = het bestaan van een organisatie wat wettelijk is vastgelegd).
Wat tot het openbaar bestuur wordt gerekend hangt af van de gekozen invalshoek.
Uitgangspunt is dat het openbaar bestuur in Nederland niet kan worden benaderd als een gesloten,
helder begrensd deel.
Kennis van inzicht in het openbaar bestuur zijn pas mogelijk als dit wordt bestudeerd in samenhang
met de maatschappelijke context.
1.2 Kenmerken van Nederlands openbaar bestuur
Er zijn een aantal kenmerken die belangrijk zijn voor het Nederlandse openbaar bestuur:
- Nederland is een constitutionele monarchie een koning is staatshoofd, het handelen van de
koning is gebonden aan de grondwet.
- Nederland is een rechtsstaat, het overheidshandelen is onderworpen aan de regels van het
recht, de overheid mag niet naar willekeur handelen legaliteitsbeginsel ( de overheid mag
alleen handelen op grond van wettelijke bevoegdheden). Ook beschikken burgers over
grondrechten.
- Een scheiding der machten, de wetgevende, de uitvoerende en de rechtssprekende macht.
- Een scheiding van staat en kerk, er bestaat in Nederland geen staatskerk.
- Nederland heeft een parlementair stelsel, de bevolking kiest rechtstreeks het hoogste
besluitvormende orgaan, de tweede kamer, waaraan de regering verantwoording schuldig is.
o Eén onderdeel hiervan is ministeriële verantwoordelijkheid, ministers zijn
verantwoordelijk, ook voor het optreden van het staatshoofd en de rijksambtenaren.
o Tweede onderdeel hiervan is de vertrouwensregel, ministers worden geacht af te
treden zodra zij het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging verlopen hebben.
- Het parlementaire stelsel is dualistisch, de volksvertegenwoordiging is onafhankelijk van de
regering en ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal.
- De Nederlandse bevolking kiest geen bestuurders
- Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op een stelsel van evenredige vertegenwoordiging,
wat wil zeggen dat het aantal zetels voor een partij in overeenstemming is met de aanhang
van die partij onder de bevolking. Nederland kent geen kiesdrempel.
- Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Enerzijds is er sprake van een
rijksoverheid die zaken aan lagere overheden kan opleggen. Anderzijds zijn er taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden overgedragen aan lagere overheden.
- Een constitutioneel hof, is in Nederland niet aanwezig, wetten worden niet getoetst aan de
grondwet.
Het Nederlandse openbaar bestuur kan je inclusief typeren, veel politieke besluiten worden pas
genomen als er brede steun voor bestaat onder de betrokken politieke actoren draagkracht in de
samenleving.
De Nederlandse bestuursstijl is te karakteriseren met behulp van de zes co’s:
1. Coalitie 4. Consensus
, 2. Collegialiteit 5. Coöptatie
3. Compromis 6. Coöperatie
H2 De Nederlandse Staat
Het begrip staat kent vier kenmerken:
1. Er is sprake van een specifiek grondgebied
2. Er is een bevolking
3. Er is een wettelijke ordening en er is een bestuurlijke organisatie die gezaghebbend de wet-
en regelgeving kan handhaven politie
4. Een staat is erkend door andere staten
De staat der Nederlanden is een rechtspersoon. Het is de juridische term voor de Nederlandse
overheid. De staat is net als een individu, bevoegd rechtshandelingen te verrichten.
Nederland valt onder het koninkrijk der Nederlanden, een staat hoeft geen aaneengesloten
territorium te zijn.
De Nederlandse koning is staatshoofd van het gehele koninkrijk: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-
Maarten.
2.1 Parlementair stelsel
Nederland is een democratie waarin de bevolking van 18 jaar en ouder haar hoogste
besluitvormende orgaan kiest: de tweede kamer. Dit is de kern van het parlementair stelsel.
1. De koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk, dit heet ministeriële
verantwoordelijkheid. De ministers moeten verantwoording afleggen over de handelingen en
uitingen van de leden van het koningshuis en over het functioneren van het
ambtenarenapparaat dat namens de regering beleid voorbereidt en uitvoert. Op nationaal
niveau ligt de bestuursmacht bij de ministers. Zij worden gecontroleerd door het parlement.
2. Een kabinet moet het vertrouwen van een meerderheid in de Tweede kamer hebben. Dit
geldt ook voor een individuele minister of staatssecretaris. Het vertrouwen wordt niet
uitdrukkelijk uitgesproken, maar wordt voorondersteld tot het tegendeel blijkt. Dit noemt
men de vertrouwensregel.
2.2 Rechtsstaat
De Nederlandse staat is onderworpen aan de regels van het recht. Nederland is een rechtsstaat.
Deze kent de volgende kenmerken:
- De overheid mag niet handelen naar willekeur, moet zijn vastgelegd in de wet.
- Er dient sprake te zijn van een machtenscheiding in de staat Trias politica. In praktijk blijkt
hier bijna nooit sprake van te zijn, want de regering is betrokken bij de voorbereiding van
wetten.
- Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen.
- Het bestaan van grondrechten, deze rechten garanderen de burger een staatsvrije (private)
sfeer.
- Het bestaan van vrije en onafhankelijke media (persvrijheid). De media vervullen in een
rechtsstaat de belangrijke rol van ‘waakhond’.
, 2.3 Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Een gedecentraliseerde eenheidsstaat is een staatsorganisatie met verschillende bestuurslagen,
waarbij de relatie tussen bestuurslagen berust op samenhang van autonomie, medebewind en
toezicht.
Autonomie: is de eigen bevoegdheid van provincies en gemeenten, zij mogen zelf regels
vaststellen, dit zorgt voor rechtspluralisme APV per gemeente kan verschillen.
Medebewind: inhoud van regels is vrij, maar wel rekening houden met regels van hogere orde.
Autonomie en medebewind bepalen de decentralisatie in onze eenheidsstaat.
Toezicht vanuit de nationale overheid, deze kan besluiten van andere overheidslagen
vernietigen.
Door de indeling in bestuurslagen bestaan er op drie niveaus vele ‘overheden’. Deze overheden
zijn afhankelijk van elkaar en moeten samenwerken. Die samenwerking is om een aantal redenen
nodig. Soms loopt de samenwerking tussen bestuurslagen problematisch en deze kan blijven
veranderen. Wat overeind blijft is de gedecentraliseerde eenheidsstaat: we wonen nog steeds in
het Huis van Thorbecke.
Een samenwerking in de vorm van een duidelijke taakverdeling tussen de bestuurslagen levert
soms belangrijke voordelen op. Defensiebeleid en algemene fiscale en inkomensbeleid om deze
reden bij de rijksoverheid. Zodat dit overal gelijk is en een gemeente geen eigen leger heeft.
Ten tweede is de samenwerking gewenst omdat lagere bestuurslagen en met name gemeenten
vaak beter weten wat de problemen op lokaal niveau zijn en waaraan hun inwoners behoefte
hebben. Algemeen beleid wordt gevormd op rijksniveau, maar moet op gemeentelijk niveau
worden uitgewerkt en uitgevoerd. Hierin zeggen gemeenten dat ze niet overal genoeg geld voor
beschikbaar hebben en het taken dat gemeenten als voortvloeisel van nationaal beleid
uitvoeren, wisselt geregeld en is vanaf begin jaren 80 toegenomen in het kader van
decentralisatiebeleid.
Een derde reden voor samenwerking is dat vele problemen waarmee overheden te maken
hebben zich niet beperken tot hun eigen grondgebied, zoals openbaar vervoer en infrastructuur.
Bij dit soort problemen is de provincie, als tussenliggende bestuurslaag, met de afstemming en
coördinatie van deze onderwerpen belast.
Samenwerking en coördinatie tussen bestuursorganen kunnen gestalte krijgen door
krachtdadiger optreden van de provincie, door samenwerking tussen gemeenten in kader van de
Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) en door gemeentelijke herindeling.
De bestuurlijke indeling van Nederland in Rijk, provincies en gemeenten is een territoriale
indeling. De drie bestuurslagen hebben een zogenoemde open huishouding: ze zijn vrij om op
verschillende terreinen initiatieven op hun eigen grondgebied uit te voeren. Deze vorm van
bestuur wordt territoriaal bestuur genoemd. Daarnaast zijn er bestuursorganen met een beperkt,
in wetten vastgelegd taken pakket: dit zijn de instituties van het functionele bestuur in
Nederland. Het grondgebied van een functioneel bestuursorgaan wisselt in omvang.