Samenvatting methoden en technieken: college aantekeningen en literatuur (Baarda en Van Loon)

Wat is motiverende gespreksvoering?

Antwoord: Doel: cliënten in beveging bregen om hun levenswijze te veranderen Onderdelen: - Relatieopbouw vanuit de humantische therapie - Actieve cognitief gedragstherapeutische strategieën gerichtop het veranderingsstadium van de cliënt

Wat zijn de uitgangspunten van motiverende gespreksvoering?

Antwoord: - empathie uitdrukken: accepterende houding - ontwikkelen van discrepantie tussen huidige gedrag cliënt en de doelen/waarden van de cliënt - vermijden van discussie: juist samenwerking en partnerschap - omgaan met weerstand: signaal om van strategie te veranderen - self-efficacy ondersteunen: de overtuiging van een cliënt dat hij/zij beschikt over de capaciteiten die hij/zij nodig heeft voor een gedragsverandering.

Wat zijn technieken in de motiverende gespreksvoering?

Antwoord: - Reflectief luisteren: empathie tonen, het bevestigen van zijn gedachten en gevoelens en hem te helpen door te gaan met het proces van zelfontdekking. - Omgaan met weerstand: dans, waarin de therapeut meebeweegt met de cliënt om de cliënt te helpen weerstand te overwinnen en stappen te zetten in de richting van verandering. - Agenda bepalen en toestemming vragen: vragen wat de cliënt wil bespreken. - Uitlokken van verandertaal: hulpverleners proberen uitspraken aan hun cliënten te ontlokken waarin die laten merken hoe gemotiveerd zij zijn om te veranderen en of zij menen hiertoe in staat te zijn

Welke aspecten zijn nodig om verandering te realiseren?

Antwoord: - Bereidheid om te veranderen - Overtuiging in staat zijn te veranderen - Gereedheid om te veranderen Kans wordt vergroot wanneer er interpersoonlijke interactie is.

Wat zijn de stadia in het veranderproces?

Antwoord: 1. Voorbeschouwing ofwel precontemplatie 2. Overpeinzing ofwel contemplatie 3. Besluitvorming ofwel voorbereiding 4. Actie 5. Onderhoud ofwel consolidatie 6. Terugval Belangrijk: dit is een vaste volgorde

Wat houdt het eerste stadia in (in het veranderproces)?

Antwoord: Voorbeschouwing; de cliënt heeft (nog) geen intentie om te veranderen. Is nog niet bewust van het probleem of ontkent dit.

Wat houdt het tweede stadia in (in het veranderproces)?

Antwoord: Overpeinzing: de cliënt is zich bewust van het probleem en overweegt wat het hem/haar zelf opleverd wanneer zijn/haar gedrag veranderd.

Wat houdt het derde stadia in (in het veranderproces)?

Antwoord: Besluitvorming: De cliënt maakt een plan om zijn/haar gedrag te veranderen.

Wat houdt het vierde stadia in (in het veranderproces)?

Antwoord: Actie: de cliënt onderneemt actie om zijn/haar gedrag te veranderen

Wat houdt het vijfde stadia in (in het veranderproces)?

Antwoord: Onderhoud: de cliënt probeert het nieuwe gedrag toe te passen in het dagelijkse leven en hier een gewoonte van te maken

Wat zijn de gestelde eisen voor een respondent?

Antwoord: - Vrijwillige deelname - Geen valse voorstelling van zaken - Anonimiteit gewaarborgd - Uitkomsten mogen geen nadelig effect heeft

Wat zijn de gestelde eisen voor de onderzoeker?

Antwoord: - Het onderzoek op een eerlijke en wetenschappelijke manier uitvoeren - Er mogen geen gegevens aan derden verstrekt worden zonder toestemming - Hij/zij dient volledig onafhankelijk te functioneren van de opdrachtgever

Wat zijn de stappen in de empirische cyclus?

Antwoord: 1. Probleem 2. Opzet 3. Dataverzamelijk 4. Data-analyse 5. Conclusie 6. Rapportage De cyclus kan zich meerdere malen herhalen

Wat gebeurd er met probleemverheldering?

Antwoord: Je begint met een vage en globale probleemstelling. D.m.v. de volgende vragen formuleer je je doelstelling en je concrete onderzoeksvraag o Verhelderen van het probleem, inperken en overleggen o (Op)nieuw gegevens verzamelen o Doelstelling o Relevant en betrouwbaar?

Wat is het verschil tussen probleemstelling en doelstelling?

Antwoord: Een probleemstelling is: - Globale/vage weergave van het probleem - Huidige vs. gewenste situatie - Afkomstig van opdrachtgever of literatuurstudie Doelstelling is: - Data verzamelen om ‘inzicht te krijgen in…’ - Kader scheppend: 1. Waarom wil je informatie verzamelen? 2. Wat wil je bereiken met het onderzoek? Praktische / maatschappelijke relevantie Theoretische / wetenschappelijke relevantie Combinatie van bovenstaande opties

Welke typen kwantitatieve onderzoeksvragen zijn er?

Antwoord: 1. Freqentievragen (hoe vaak, hoeveel?) 2. Verschilvragen (in welke mate is er een verschil in...?) 3. Samenhangvragen (is er een relatie tussen ... en ...?)

Wat is het verschil tussen een goede en slechte kwantitatieve onderzoeksvraag?

Antwoord: - Een goede vraag is specifiek (beantwoordbaar, onderzoekbaar, bevat belangrijke kenmerken van je onderzoek) en het is relevant waarbij je goed aansluit bij de probleem- en doelstelling - Een slechte vraag is te globaal of begint met ‘waarom’, ‘hoe komt het’, ‘hoe kunnen we’ of is normatief/ethisch/esthetisch.

Wat is een onderzoekseenheid?

Antwoord: Op wie/wat heeft de onderzoeksvraag betrekking. o Niveau/level waarop je uitspraken wilt doen o Vaak rij/regel in databestand o Respondent

Wat is een kenmerk?

Antwoord: eigenschapsbegrip, wat ga je meten bij de onderzoekseenheden) o Komen later terug in de onderzoeksvraag, denk bijvoorbeeld aan leeftijd, opleidingsniveau, geslacht etc.

Wat is een variabele?

Antwoord: kenmerk dat in concreet meetbare termen is omgezet o Geoperationaliseerde eigenschapsbegrip o Kolom in databestand o Dit zijn alle vragen waarop proefpersonen een score kijken (man is 1, vrouw is 2)