Samenvatting Belastingheffing van de DGA
Naar eigen opvatting een volledige samenvatting van de theorie van het vak belastingheffing
van de dga.
Online cursus belastingrecht:
https://www.navigator.nl/document/idfaabdb984f0647aebbe9a87b285e1057?
ctx=WKNL_CSL_381
Je wordt door de Belastingdienst als DGA aangemerkt wanneer je minimaal 5% van de
aandelen bezit in een BV en daarnaast werkzaam bent in de BV.
,Week 1: onderwerp, voorbereiding, opdracht
Onderwerp
In week 1 staan de hoofdlijnen van de regeling van Box 2 centraal. In het college wordt
ingegaan op:
- De plek van Box 2 in het geheel van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- De hoofdlijnen van de regeling van Box 2;
- De buitenlandse belastingplichtige aanmerkelijkbelanghouder;
- De gevolgen van emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder.
Vervolgens wordt ingegaan op de opdracht van week 1. In de opdracht staat het verschil
tussen een ‘subjectief’ en ‘objectief’ aanmerkelijkbelangregime centraal. Naar aanleiding van
de te behandelen casus komt tevens aan de orde:
- Werkwijze bij het schrijven van een betoog;
- De te hanteren beoordelingscriteria.
Literatuur
- Cursus IB, par. 4.0.1 tot en met par. 4.7, par. 4.9 en par. 7.3;
- Hoge Raad BNB 2012/80;
- Hoge Raad BNB 2009/13;
- Onderdeel 3.1 van het Besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-2719, BNB 2018/133.
, Cursus IB, par. 4.0.1 tot en met par. 4.7, par. 4.9 en par. 7.3
4.01.
In hoofdstuk 4 Wet IB (IB) zijn de regels opgenomen over het aanmerkelijk belang (AB).
Daarbij wordt een aandeelhouder met een pakket aandelen van 5% of meer van het geplaatste
kapitaal van het kapitaalvennootschap (BV of NV) aan een speciaal regime onderworpen. Dat
wil zeggen dat alle voordelen behaald met het aandelenpakket onder het bereik van de IB zijn
gebracht.
Zowel de reguliere periodieke opbrengsten als de meer incidentele vervreemdingsresultaten
op aanmerkelijkbelangaandelen worden dus begrepen in het belastbare inkomen uit AB. Dit
inkomen wordt belast tegen het tarief van 26,9% (art. 2.12 IB).
Hoofdstuk 4 IB wordt in de praktijk ‘box 2’ genoemd. Dit valt terug te voeren op de wens van
de wetgever om bij invoering van de IB een aantal inkomenscategorieën onder te brengen in
los van elkaar staande boxen (art. 2.3 IB). Zo is een analytisch stelsel ontstaan.
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
4.0.2.A.a.
Het AB-regime berustte vroeger op twee uitgangspunten: de AB’er werd zowel met een
ondernemer als met een belegger vergeleken. Hij werd met een ondernemer vergeleken omdat
voor een grootaandeelhouder niet het rendement op de aandelen centraal staat, maar de
ondernemingsactiviteiten van de BV.
4.0.2.B.
Hieronder volgt voor het overzicht een beknopte samenvatting van de hoofdlijnen van het
AB-regime.
- Een AB is aanwezig indien de aandeelhouder alleen, dan wel tezamen met zijn
partner, 5% of meer bezit van het geplaatste aandelenkapitaal (AK) van de
vennootschap (VS) (art. 4.6 IB).
o De kwantitatieve normen worden voor partners gezamenlijk aangelegd. Indien
bijvoorbeeld ieder van de buiten gemeenschap van goederen 3% van de
aandelen in een BV bezit, zijn beiden AB’er. Gezamenlijk zijn zij immers voor
6% aandeelhouder.
Is echter de man voor 5% aandeelhouder en is de vrouw geen
aandeelhouder dan is alleen de man AB’er.
- Een AB kan ook gevormd worden door een bezit aan winstbewijzen, koopopties op
aandelen en het vruchtgebruik van aandelen of winstbewijzen (art. 4.6 IB).
- Zowel inkomsten uit AB-aandelen (reguliere voordelen, dividend) als de
vervreemdingsresultaten behaald met AB-aandelen (vervreemdingsvoordelen,
verkoop) worden belast naar een uniform tarief van 26,9% (art. 2.12 IB).
- Indien een overdrachtsprijs of verkrijgingsprijs ontbreekt of onzakelijk is, wordt
daarvoor uitgegaan van de waarde in het economische verkeer (art. 4.22 IB).
- Een verlies uit AB kan worden verrekend met een AB-inkomen van het voorafgaande
en de zes volgende kalenderjaren (art. 4.49 IB). Bij beëindiging van het AB kan het
verlies bovendien door middel van een belastingkorting worden verrekend met de IB
verschuldigd over box 1 inkomen (art. 4.53 IB).
Naar eigen opvatting een volledige samenvatting van de theorie van het vak belastingheffing
van de dga.
Online cursus belastingrecht:
https://www.navigator.nl/document/idfaabdb984f0647aebbe9a87b285e1057?
ctx=WKNL_CSL_381
Je wordt door de Belastingdienst als DGA aangemerkt wanneer je minimaal 5% van de
aandelen bezit in een BV en daarnaast werkzaam bent in de BV.
,Week 1: onderwerp, voorbereiding, opdracht
Onderwerp
In week 1 staan de hoofdlijnen van de regeling van Box 2 centraal. In het college wordt
ingegaan op:
- De plek van Box 2 in het geheel van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- De hoofdlijnen van de regeling van Box 2;
- De buitenlandse belastingplichtige aanmerkelijkbelanghouder;
- De gevolgen van emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder.
Vervolgens wordt ingegaan op de opdracht van week 1. In de opdracht staat het verschil
tussen een ‘subjectief’ en ‘objectief’ aanmerkelijkbelangregime centraal. Naar aanleiding van
de te behandelen casus komt tevens aan de orde:
- Werkwijze bij het schrijven van een betoog;
- De te hanteren beoordelingscriteria.
Literatuur
- Cursus IB, par. 4.0.1 tot en met par. 4.7, par. 4.9 en par. 7.3;
- Hoge Raad BNB 2012/80;
- Hoge Raad BNB 2009/13;
- Onderdeel 3.1 van het Besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-2719, BNB 2018/133.
, Cursus IB, par. 4.0.1 tot en met par. 4.7, par. 4.9 en par. 7.3
4.01.
In hoofdstuk 4 Wet IB (IB) zijn de regels opgenomen over het aanmerkelijk belang (AB).
Daarbij wordt een aandeelhouder met een pakket aandelen van 5% of meer van het geplaatste
kapitaal van het kapitaalvennootschap (BV of NV) aan een speciaal regime onderworpen. Dat
wil zeggen dat alle voordelen behaald met het aandelenpakket onder het bereik van de IB zijn
gebracht.
Zowel de reguliere periodieke opbrengsten als de meer incidentele vervreemdingsresultaten
op aanmerkelijkbelangaandelen worden dus begrepen in het belastbare inkomen uit AB. Dit
inkomen wordt belast tegen het tarief van 26,9% (art. 2.12 IB).
Hoofdstuk 4 IB wordt in de praktijk ‘box 2’ genoemd. Dit valt terug te voeren op de wens van
de wetgever om bij invoering van de IB een aantal inkomenscategorieën onder te brengen in
los van elkaar staande boxen (art. 2.3 IB). Zo is een analytisch stelsel ontstaan.
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
4.0.2.A.a.
Het AB-regime berustte vroeger op twee uitgangspunten: de AB’er werd zowel met een
ondernemer als met een belegger vergeleken. Hij werd met een ondernemer vergeleken omdat
voor een grootaandeelhouder niet het rendement op de aandelen centraal staat, maar de
ondernemingsactiviteiten van de BV.
4.0.2.B.
Hieronder volgt voor het overzicht een beknopte samenvatting van de hoofdlijnen van het
AB-regime.
- Een AB is aanwezig indien de aandeelhouder alleen, dan wel tezamen met zijn
partner, 5% of meer bezit van het geplaatste aandelenkapitaal (AK) van de
vennootschap (VS) (art. 4.6 IB).
o De kwantitatieve normen worden voor partners gezamenlijk aangelegd. Indien
bijvoorbeeld ieder van de buiten gemeenschap van goederen 3% van de
aandelen in een BV bezit, zijn beiden AB’er. Gezamenlijk zijn zij immers voor
6% aandeelhouder.
Is echter de man voor 5% aandeelhouder en is de vrouw geen
aandeelhouder dan is alleen de man AB’er.
- Een AB kan ook gevormd worden door een bezit aan winstbewijzen, koopopties op
aandelen en het vruchtgebruik van aandelen of winstbewijzen (art. 4.6 IB).
- Zowel inkomsten uit AB-aandelen (reguliere voordelen, dividend) als de
vervreemdingsresultaten behaald met AB-aandelen (vervreemdingsvoordelen,
verkoop) worden belast naar een uniform tarief van 26,9% (art. 2.12 IB).
- Indien een overdrachtsprijs of verkrijgingsprijs ontbreekt of onzakelijk is, wordt
daarvoor uitgegaan van de waarde in het economische verkeer (art. 4.22 IB).
- Een verlies uit AB kan worden verrekend met een AB-inkomen van het voorafgaande
en de zes volgende kalenderjaren (art. 4.49 IB). Bij beëindiging van het AB kan het
verlies bovendien door middel van een belastingkorting worden verrekend met de IB
verschuldigd over box 1 inkomen (art. 4.53 IB).
