Mitose en meiose
► uitleggen wat de begrippen DNA, RNA en genen zijn;
DNA: desoxyribonucleïnezuur, bestaan uit speciale eiwitten (histonen) = dubbelstrengs. Cel bevat vaste
hoeveelheid DNA. Regisseert de aanmaak van eiwitten (eiwitsynthese).
Stikstofbasen
adenine (A) -> gekoppeld aan T
thymine (T) -> gekoppeld aan A
cytosine (C) -> gekoppeld aan G
guanine (G). -> gekoppeld aan C
stikstofbasen samen + aangekoppelde suikermolecuul = nucleotiden.
Genen: Op de chromosomen zitten de genen. Gen is stukje DNA dat de code van een eiwit bevat.
RNA: ribonucleïnezuur = enkelstrengs. Bijna identiek aan DNA, stikstofbase thymine (T) -> Uracil (U).
N-nummer Aantal Aantal zuster-chromatiden = exacte
chromosomen kopie
n = geslachtscel 23 46
2n = lichaamscel 46 92
4n = celvoorbereiding meiose 92 184
(geslachtscelmaking)
Mitose
► uitleggen hoe de celdeling verloopt;
Mitose: cel zich deelt in 2 exacte cel kopieën.
Vind plaats in alle lichaamscellen, behalve geslachtscellen (zaad- en eicellen).
Interfase: 2n. DNA rolt op & kernmembraan verdwijnt.
Profase: DNA rolt verder op -> celkern (nucleus) verdwijnt -> spoellichamen worden zichtbaar aan uiteinde v.d. cel (‘boven’
en ‘onder’)
Metafase: Chromosomen midden in cel in horizontale rij -> uit spoellichamen ontstaan trekdraden, binden aan
centromeren.
Anafase: verdwijnen centromeer -> zuster-chromatiden worden losgetrokken door trekdraden van spoellichamen en
worden naar spoellichamen getrokken
Telofase: spoellichamen verdwijnen -> nieuwe celkern 2n -> ontvouwen chromosomen
Cytokinese: mitose klaar -> afronding: celmembraan komt om cel en splitst. Nieuwe cel: 46 chromosomen = 2n.
Meiose
Meiose: proces dat leidt tot de aanmaak van voortplantings- of geslachtscellen.
Meiose 1:
Interfase: (2n) DNA rolt op -> kernmembraan verdwijnt -> chromosoom gekopieerd = 4n
Profase: (4n) DNA rolt verder op -> celkern verdwijnt -> spoellichamen worden zichtbaar (‘boven’ en ‘onder’)
Metafase: (4n) Chromosomen in horizontale rij -> homologe chromosomenparen liggen onder elkaar -> uit spoellichamen
ontstaan trekdraden -> binden aan centromeren.
Anafase: (4n) homologe chromosomenparen uit elkaar getrokken -> trekdraden trekken chromatiden naar eigen
spoellichamen -> elke kant 2n.
Telofase:H2n per kant -> nieuwe cel vormen -> . Beide cellen 2n
Meiose 2:
Profase: (2n) 2 spoellichamen naar uiteinden van cel
Metafase: (2) chromosomen in horizontale rij -> trekdraden binden zich aan centromeren
Anafase: (2n) centromeren worden afgebroken -> chromatiden worden uit elkaar getrokken -> per kant n
Telofase: n per kant -> nieuwe cel vormen -> beide cellen n. DUS: van 2n -> 4n -> 2n -> n
, Algemene oncologie
► uitleggen hoe een carcinoom ontstaat;
Carcinoom: kanker = ongeremde deling van lichaamscellen.
Regel-genen controleren celdeling -> mutatie = ongecontroleerde celdeling
Reparatiemechanisme herstellen mutatie -> bij teveel beschadigingen, blijven groeien en kwaadaardig worden.
Ontstaan carcinoom; 3 vormen
► de verschillende typen van kanker onderbrengen in verschillende groepen;
Metaplasia: Reversibele (omkeerbare) verandering van het ene naar het andere celtype = niet slecht. Kan reactie zijn op
chronische niet-fysiologische prikkel -> veranderingen cellen neusharen bij roken.
Dysplasia: Abnormale verandering in deling van cellen die nog niet slecht is maar dit wel kan worden = voorstadium van
kanker. Gedeeltelijk omkeerbaar, kan normaal/kwaadaardig weefsel worden.
Neoplasia: Abnormale (volledige) verandering in deling van cellen. Niet omkeerbaar, cellen zijn zelfsturend en ongevoelig
voor remmende signalen = tumor vorming (goed- of kwaadaardig)
Goed- en kwaadaardig
Benigne (goedaardige) tumoren Maligne (kwaadaardige) tumoren
Groei: langzaam Groei: snel
Expansieve (uitbreidend) groei + wegdrukken van omgeving Expansieve, infiltratieve groei met destructie van omgeving
Glad oppervlak (met bindweefselkapsel) Onregelmatig oppervlak
Geen metastasering Metastasering
In principe niet levensbedreigend: zelden fataal levensbedreigend: onbehandeld fataal
Oorspronkelijk weefsel herkenbaar (differentiatie) Oorspronkelijk weefsel moeilijk herkenbaar (verlies differentiatie)
TNM-classificatie
► uitleggen wat de TNM-classificatie inhoudt;
Wordt gebruikt om het stadium van kanker, voor ieder type, aan te duiden.
T: tumor. T1 = klein, T4 = groot.
N: nodus of lymfeknoop. N0 = geen uitzaaiingen in eerst bij zijnde lymfeknoop.
N1 = wel uitzaaiingen eerste lymfeknoop
N2 = uitzaaiingen verdere lymfeklieren.
M: metastase. M0 = geen uitzaaiingen andere organen. M1 = uitzaaiingen
andere organen.
Etiologie en risicofactoren
carcinoom
Etiologische- en risico factoren
► benoemen welke risicofactoren van invloed zijn op het ontstaan van carcinomen
Oorzaken kanker:
Langdurige aantasting van het immuunsysteem -> bij orgaantransplantatie: medicatie afweersysteem onderdrukken
Bepaalde infectie ziektes -> HPV-virus bij baarmoederhalskanker & hepatitis b/c bij leverkanker
Overgewicht
Roken en meeroken
Overmatig alcohol gebruik -> i.c.m. roken versterkt dit elkaar
Leeftijd -> hoe ouder, hoe meer celdeling er heeft plaats gevonden, hoe meer kans er is dat er een ‘fout’ is ontstaan
Risico factoren:
Exogene risicofactoren (van buitenaf)
- Chemische carcinogeen -> koolteerstoffen door roken & asbest
- Fysisch -> ioniserende straling door radioactieve straling of UV-licht
- Biologisch -> bacteriën en virussen zoals HPV en hepatitis B/C
Endogene risicofactoren (van binnenuit)
- Genetisch -> BRCA1 en BRCA2- gen bij borstkanker
- Hormonaal -> veroorzaken zelf geen mutaties maar kunnen DNA gevoeliger maken voor invloed van mutagene factoren.
Oestrogeen bij mamacarcinoom: rol bij groeigedrag van de cellen