Samenvatting Praktijkgericht onderzoek

Hfd. 1 Wat is de aanleiding van je onderzoek?

Antwoord: Een praktijkprobleem

Wat leg je vast in de probleemstelling?

Antwoord: Wat je wilt onderzoeken en waarom

Hfd. 1: Wat controleer je als je de relevantie voor het beroep wilt checken?

Antwoord: De segmenten 1: competenties die nodig zijn voor het werken met cliënten 2: Competenties nodig voor het werken in en vanuit een arbeidsomgeving 3: Competenties die nodig zijn bij het werken aan de professionaliteit en professionalisering van de beroepsgroep.

Hfd. 1: mogen er vooronderstellingen zijn verwerkt in een probleemstelling of alleen feiten?

Antwoord: Er mogen vooronderstellingen in zijn verwerkt.

Hfd. 2: Waarom zou je een formule kunnen gebruiken bij het uitwerken van je probleemstelling?

Antwoord: Je gebruikt een formule als je het moeilijk vindt om structuur en logica aan te brengen in je probleemstelling

Hfd 2: Wat is een socratische gesprekswijze?

Antwoord: Je denkt met elkaar na over een probleem door vragen te stellen en antwoorden te formuleren. Je denkt na over de vragen om tot nieuwe ideeën te komen. Het is geen discussie. Je gebruikt dit als je weinig samenhang kunt aanbrengen in je probleemanalyse.

Hfd 3: De hoofdvraag is een normatieve vraag. Juist of onjuist?

Antwoord: Onjuist. De hoofdvraag is geen normatieve vraag, omdat het geen meningen of waardeoordelen bevat.

Hfd. 4: Bij het verijzen naar literatuur moet je je aan regels houden. Wat is belangrijk?

Antwoord: Dat verwijzingen compleet, correct en consequent zijn.

Hfd. 4: Oude literatuur is niet relevant voor je onderzoek. Juist of onjuist?

Antwoord: Onjuist. Zeker als je een historisch onderwerp hebt is het relevant.

Hfd 1: Wat zijn twee hoofdtypen van onderzoek en wat houden deze in?

Antwoord: - Fundamenteel onderzoek: er worden vragen beantwoord die niet perse gericht zijn op de toepassing in de praktijk. - Praktijkgericht onderzoek:vragen zijn gericht op de praktijk.