Week 1 & 2
Rechten en verplichtingen verbintenis
Rechten en verplichtingen uit koopovereenkomst: Art. 7:1 BW
Verplichting verkoper: goed te leveren
Verplichting koper: tegenprestatie te leveren
Rechten verkoper: recht om de koopprijs/ tegenprestatie te vorderen tegenover koper
Rechten Koper: recht om levering van goed te vorderen tegenover verkoper.
→ dit zijn vorderingsrechten. Welke valt onder vermogensrechten, welke een goed zijn.
Verschillen verbintenisrecht en goederenrecht:
Verbintenisrecht: Verhoudingen tussen personen. = open systeem.
In beginsel niet gebonden aan de overeenkomsten. Je mag best een OVK verzinnen die niet in het
Burgerlijk wetboek staat.
- Relatieve rechten
- Partij- autonomie
-Contractsvrijheid
Goederenrecht: Verhoudingen tussen goederen. = gesloten systeem. gebonden aan de
goederenrechtelijke rechten en inhoud uit het Burgerlijk Wetboek
-Absolute werking: tegen iedereen inroepen.
-Weinig partij autonomie
-Numerus clausus: alleen die goederenrechtelijke rechten bestaan die in de wet worden benoemd.
Begrippen
Goederen art. 3:1 BW: Alle zaken en vermogensrechten.
Zaken 3:2 BW: dingen die je kunt vastpakken.
Onroerende zaken Art. 3:3 lid 1 BW:
Gebouw/ werk duurzaam met de grond verenigd?: HR portacabin Naar aard en inrichting is bestemd
om duurzaam ter plaatse te blijven. → bedoeling van de bouwer, maar alleen voor zover die naar
buiten toe blijkt.
Roerende zaken Art. 3:3 lid 2 BW
Registergoederen Art. 3:10 BW: Alle onroerende zaken, te boek gestelde schepen en vliegtuigen en
beperkte rechten gevestigd op een registergoed (bijv. hypotheekrecht). Voorwaarden:
-Er moet een register bestaan waarin de vestiging/ overdracht van het goed kan worden ingeschreven
-Het register moet openbaar zijn
-De inschrijving in het register moet voor vestiging/ overdracht constitutief zijn (vestiging/ overdracht
treedt pas in door de inschrijving)
Bestanddelen Art. 3:4 BW:
Lid 1: Verkeersopvatting: wat is de verkeersopvatting ten aanzien van de feitelijke samenhang tussen
de zaken. HR depex/ curatoren: gebouw of machine in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn
afgestemd OF het gebouw bij het ontbreken van de machine als onvoltooid moet worden beschouwd.
→ functie productieproces niet van belang. OF
Lid 2: zaken van elkaar los maken zonder beschadiging.
Toekomstige goederen:
1. Absoluut toekomstige goederen: indien men oog heeft op goederen die als zodanig nog in het
geheel niet bestaan → fruitopbrengst van volgend jaar, vordering tot betaling van nog niet vervallen
huurtermijnen uit een huurovereenkomst, zaken die (nog) bestanddeel van andere zaak uitmaken
(centrale verwarmingsinstallatie die binnenkort uit een huis wordt verwijderd.
,Overdracht via 3:84 jo 3:94 lid 2 BW
2. Relatief toekomstige goederen: Indien het gaat om bestaande goederen waarover men nog niet de
beschikking heeft, terwijl men verwacht die beschikking enige tijd te krijgen. → kopen van een zaak
die nog niet aan de koper is overgedragen.
Vermogensrechten Art. 3:6 BW: Rechten die:
-Afzonderlijk overdraagbaar zijn
-Tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn
-Er toe strekken dat de rechthebbende stoffelijk voordeel verschaft
-Zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel
-Zijn verkregen in ruil voor in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
→ vorderingsrecht, eigendomsrecht (het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben Art. 5:1 BW)
Absolute rechten: gelden ten opzichte van iedereen.
*Volledig recht: eigendomsrecht
*Beperkt recht Art. 3:8 BW: beperkt recht is steeds afgesplitst van een ‘moederrecht’. Goederen =
boek 3, zaken = boek 5
→ zekerheidsrecht:
-Pand Art. 3:227 BW (roerende zaken)
-Hypotheek Art. 3:227 BW (onroerende zaken)
→ genots/ gebruiksrechten:
-Vruchtgebruik Art. 3:201 JO 2:9 BW
-Erfpacht Art. 5:85 BW (onderhouden van een tuin van iemand anders)
-Opstal Art. 5:101 BW (iets op de grond van een ander zetten)
-Erfdienstbaarheid Art. 5:70 BW (pad van de buren gebruiken)
Relatieve rechten: Recht dat slechts tegenover een bepaalde persoon werkt.
*Vordering op naam
*Vordering aan toonder: sprake van een papier bij vorderingen, welke tot bewijs van bestaan van de
vordering dient en welke een middel is om de order/ toondervordering te leveren aan de verkrijger.
Goederenrechtelijke positie
Eigenaar: je kan alleen eigenaar zijn over zaken
Rechthebbende: Meest volledige recht op een goed hebben.
Houderschap: Art. 3:108 BW houden van een goed voor een ander → toestemming vereist
1. Voor een ander? → feitelijke macht + rechtsverhouding
2. Voor jezelf? → feitelijke macht + gedragen als een rechthebbende
Houder wordt vermoed bezitter te zijn Art. 3:109 BW
Bezit: het houden van een goed voor jezelf Art. 3:107 BW.
-Politionele functie Art. 125 BW: degene die bezitsdaden verricht is normaliter ook gerechtigde. Bezit
wordt beschermd.
Processuele functie: Art. 3:119 BW Bezitter wordt vermoed rechthebbende te zijn
-Bezitter (niet) te goeder trouw? Art. 3:118 BW → onderzoeksplicht
Bezitsverkrijging door Art. 3:112 BW
1. Opvolging onder algemene titel Art. 3:116 BW
2. Inbezitneming Art. 3:113 BW feitelijke macht over het goed gaan uitoefenen.
3. Bezitsoverdracht
-Feitelijke overdracht Art. 3:114 BW: goed gelijk meekrijgen
, -Tweezijdige verklaring Art. 3:115 BW: kan alleen bij roerende zaken, niet registergoederen
Sub A: Constitutum possessorium → iets kopen, maar wordt nog onder de verkoper gehouden.
Bezitter wordt houder.
Sub B: Traditio brevi manu → iets huren en besluiten om het te kopen. Houder wordt bezitter
Sub C: Traditio longa manu → sprake van een derde partij, in bezit van derde partij. →
bezitsoverdracht moet zijn erkent door derde of een van de partijen bezitsoverdracht heeft
medegedeeld d.m.v vormvrije mededeling Art. 3:37 BW
→ overdracht op grond van Art. 3:84 BW vereist.
Verkrijging Art. 3:80 BW
Verkrijging onder algemene titel art. 3:80 lid 2 BW. Opvolging van heel vermogen.
-Erfopvolging, fusie, splitsing, boedelmenging
Bij algemene titel is sprake van rechtsovergang:
Verkrijging onder bijzondere titel art. 3:80 lid 3 BW. Verkrijging van een of bepaalde goederen.
-Overdracht, verjaring, onteigening, overige wijzen: natrekking, schatvinding, vinden, vemenging,
zaaksvorming, vruchttrekking
Onderscheid derivatieve en originaire verkrijging
Derivatieve verkrijging: (afgeleide) verkrijging van een rechtsvoorganger, overdracht en vestiging van
een beperkt recht.
Orginiaire verkrijging: (oorspronkelijke) recht ontstaat nieuw bij verkrijger: natrekking, onteigening,
verkrijgende verjaring, vermenging. → je krijgt een nieuw recht
Overdracht Art. 3:83 en 3:84 BW:
Stap 1: welk recht?
stap 2: overdraagbaar?
Goed moet overdraagbaar zijn op grond van Art. 3:83 BW: overdraagbaarheid van eigendom,
beperkte rechten en vorderingsrechten, tenzij lid 2 als er sprake is van een beding
→ HR Oryx/ Van Eesteren: een tussen partijen overeengekomen onoverdraagbaarheidsbeding leidt
tot niet-overdraagbaarheid van de vordering zelf en staat derhalve artikel 3:98 BW in de weg aan een
geldige verpanding van de vordering. Of degene aan wie de vordering is verpand op de hoogte was,
doet niet ter zake. Overdracht in strijd met zo’n beding levert zowel wanprestatie van de gerechtigde
tot de vordering tegenover zijn schuldenaar, als de ongeldigheid van de overdracht op.
(GEVOLGEN) → vordering wordt zelf niet overdraagbaar
→ HR Coface/ Intergamma: een contractueel cessieverbod leidt tot onoverdraagbaarheid van de
vordering. Conclusie: de verbintenisrechtelijke uitleg van een onoverdraagbaarheidsbeding staat
voorop, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat goederenrechtelijke werking is beoogd. De uitleg dient te
geschieden naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf
- Kijken naar of dit beding zich richt tot de persoon van de schuldeiser (verbintenisrechtelijk) of richt
dit beding zich op de vordering zelf (goederenrechtelijk)?
(FORMULEREN BEDING) → goede formulering: Deze vordering is goederenrechtelijke onoverdraagbaar
in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW.
→ Nu concept wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden: nieuw artikel 3:83 lid2 BW.
… Tenzij het een geldvordering op naam betreft, anders dan een vordering uit hoofde van een betaal-
of spaarrekening, die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf en wordt overgedragen
voor financieringsdoeleinden. Elk hiermee strijdig beding is nietig.