Inhoudsopgave
1. Bedrijven met een overwegende doorstroming van eigen goederen ........................................................... 2
1.1 Bedrijven zonder technisch omzettingsproces ........................................................................................... 2
1.1.1 Handelsbedrijven die in hoofdzaak op rekening leveren...................................................................... 2
1.1.2 Handelsbedrijven die in hoofdzaak tegen contante betalingen leveren .............................................. 4
1.2 Bedrijven met technisch omzettingsproces / Industriële bedrijven .......................................................... 6
1.2.1 Bedrijven met homogene massaproductie ........................................................................................... 6
1.2.2 Bedrijven met heterogene massaproductie ......................................................................................... 6
1.2.1 Bedrijven met seriestuk- en stukproductie ........................................................................................... 8
1.3 Agrarische en extractieve bedrijven.......................................................................................................... 10
2. Bedrijven zonder een overwegende doorstroming van eigen goederen .................................................... 12
2.1 Dienstverleningsbedrijven ......................................................................................................................... 12
2.1.1 Bedrijven waarin nog een zekere goederenbeweging kan worden herkend ..................................... 12
2.1.2 Bedrijven waarbij de dienstverlening bestaat uit, of gepaard gaat met, beschikbaarstelling van
ruimte .......................................................................................................................................................... 17
2.1.3 Overige dienstverleningsbedrijven en -beroepen .............................................................................. 18
2.2 Financiële instellingen ............................................................................................................................... 21
2.2.1 Verzekeringsbedrijven ........................................................................................................................ 21
2.2.1 Banken ................................................................................................................................................ 22
3. Huishoudingen die zonder tussenkomst van de markt goederen en diensten voor hun leden beschikbaar
stellen .......................................................................................................................................................... 24
3.1 Overheidshuishoudingen ............................................................................................................................ 24
3.2 Huishoudingen van privaatrechtelijke gemeenschappen........................................................................... 25
,Het volgorde criterium betreft de afnemende mogelijkheid om de controle op de volledigheid van de opbrengstenverantwoording te
baseren op de geldgoederenbeweging.
1
, 1. Bedrijven met een overwegende doorstroming van eigen goederen
1.1 Bedrijven zonder technisch omzettingsproces
1.1.1 Handelsbedrijven die in hoofdzaak op rekening leveren
à Groothandel, importeurs, exporteurs, postorderbedrijven
Aanknopingspunt
Sluitende geldgoederenbeweging om de volledigheid van de omzet te bepalen
Begroting/normen
• Verkoopverwachting
• Assortiment
• Brutomarge per product(groep)
• Verkoopprijs per product(groep)
• Norm voorraadverschillen
• Norm voor korting
• Norm voor hoeveelheid voorraad over houdbaarheidsdatum
De begroting en normen moeten worden goedgekeurd door de directie.
Richtlijnen
De directie stelt richtlijnen op:
• m.b.t. de samenstelling van het assortiment
• m.b.t. het wekelijks/maandelijks/etc. vaststellen van verkoopprijzen
• m.b.t. het geven van kortingen
• m.b.t. periodieke inventarisatie van goederen
• m.b.t de procedure hoe om te gaan met voorraadverschillen
• m.b.t debiteurenbewaking/betalingsachterstand
• m.b.t. de wijze van facturatie (voor- of na facturatie)
• m.b.t. het omrekenen van internationale inkoopprijzen naar euro’s, en hoe dat moet worden
doorberekend in de verkoopprijs
• m.b.t. incourante goederen (zoals afschrijving, vernietiging en wie hiertoe bevoegd is)
Controles en verbanden
• Periodieke verbandscontrole
Goederen:
o Begin voorraad (voorraadbestand) + ingekochte goederen (inkoopbestand) – eindstand
voorraad (voorraadbestand) = aantal verkochte goederen
§ Casus-specifieke elementen: incourante goederen, diefstal
o Aantal verkochte goederen (verkooporder) = Aantal goederen geleverd uit magazijn
(voorraadbestand)
o Toename centraal magazijn (voorraadbestand) = Aantal goederen geleverd (vrachtbrief) +
retourzendingen (retourrapport)
Geld:
o Aantal goederen geleverd uit magazijn * verkoopprijs van goederen (prijslijst, rekening
houdend met kortingen) = totaal omzet = toename debiteuren
o Verantwoorde korting = aantal producten met korting verkocht (verkoopsysteem) * prijs
vastgesteld door directie, rekening houdend met kortingen (prijssysteem)
2