Hoofdstuk 3. Classificatie en beoordeling van afwijkende emoties, gedachten en gedrag
Classificatie van afwijkende gedragspatronen pp. 80- 89
Diagnostic and statistical manual of mental disorders,
DSM-5, 2013. 1952 verscheen de eerste. Meest gebruikt classificatiesysteem voor het classificeren van
psychische aandoeningen. Hier wordt ook wetenschappelijk onderzoek in verwerkt. Beschrijft psychische
stoornissen maar geeft geen verklaringen. De meeste stoornissen hebben nog geen duidelijke- eenduidige
oorzaak. De klachten van een persoon moeten overeenkomen met het classificatiecriteria waarbij een
minimaal aantal kenmerken, verschillen per stoornis, vereist zijn om van een stoornis te mogen spreken.
Belangrijk bij het classificeren,
Het wordt gebruikt voor het classificeren van stoornissen, niet voor het classificeren van mensen. We spreken
daarom ook over een patiënt met schizofrenie, niet over een schizofreen. De ziekte bepaald niet zijn gehele
identiteit. Denk maar aan iemand met een hersentumor: deze persoon is geen hersentumor.
We spreken hier altijd van classificeren en niet van diagnosticeren, een diagnose is letterlijk een oorzaak. Bij
psychische aandoeningen is nog weinig bekend over oorzaken.
DSM-5 in controversieel, waarom?
Tegensspraak oproepend. Er ontstaan veel kritische vragen over de DSM over de betrouwbaarheid en validiteit
ten aanzien van diverse classificaties. Zo zouden veel criteria te vaag en te ruim zijn omschreven waardoor de
interpretatie en subjectiviteit van clinici een te grote rol speelt en de kans op overdiagnostisering toeneemt.
Veel critici vinden dat er meer aandacht moet komen voor culturele en etnische factoren.
Voordelen DSM,
Beschrijvingen van specifieke diagnostische criteria. Dankzij DSM kan de behandelaar de klachten en
aanvullende gegevens van zijn patiënt vergelijken met specifieke normen, om te zien welke diagnoses het
meest van toepassing zijn.
Beoordelingsmethoden pp. 89
Verschillende beoordelingsmethoden om tot een diagnose te komen,
1. Klinisch interview
2. Psychologische tests
3. Neuropsychologische beoordeling
4. Gedragsbeoordeling
5. Cognitieve beoordeling
6. Fysiologische metingen
Het klinische interview,
Meest gebruikte beoordelingsmethode. Behandelaar en patiënt gaan in gesprek met elkaar. Feiten, gegevens,
maar ook emoties en gedrag spelen een rol in het interview. De volgende onderwerpen komen aan bod:
1. Gegevens verzamelen zoals adres, leeftijd, burgerlijke staat, werk en gezin.
2. Beschrijving van het probleem; hoe kijkt de patiënt tegen het probleem aan?
3. Psychosociale geschiedenis; ontwikkeling, gezinssituatie, jeugd, opleiding, sociale ontwikkeling
4. Medische/ psychiatrische geschiedenis; informatie over medische en psychiatrische behandelingen en
opnames.
5. Somatische problemen/medicijngebruik.
Psychologische tests,
Meet bijvoorbeeld intelligentie en persoonlijkheid. Deze tests wordt meestal gestandaardiseerd met behulp
van een groot aantal proefpersonen, en verschaft normen waarmee de scores van de patiënt vergeleken
kunnen worden met het gemiddelde. De testresultaten worden vergeleken met die van mensen zonder
psychische stoornis.