Aantekeningen repetitiecursus MAC D1
H1
VAK Intern/Extern Regels Tijd Doel
MACC Intern Geen regels Dagelijks Oog op
toekomstige
beslissingen
FIAC Extern Wel regels Niet dagelijks Verantwoording
H2
Er is altijd een cost object in de vraag. Een cost object is iets waar kosten aan toe worden gerekend.
Afhankelijk van een cost object zijn kosten direct of indirect.
Directe kosten -> Cost tracing
Indirecte kosten -> Cost allocation
Je hebt altijd een cost object nodig voor de beantwoording of kosten direct of indirect zijn.
VB: Energie
Gebouw: Direct – een op een toe te schrijven aan het gebouw
Afdeling: Indirect – niet een op een toe te schrijven aan de afdeling.
Voor het toerekenen van kosten is altijd een cost allocation basis nodig. Op basis van de cost
allocation basis kan je de kosten toerekenen aan een cost object (bijv. machine-uren of man-uren).
VB: Job costing
Begroting
Project Totale kosten Uren
A 5.000.000 1.000
B 3.000.000 1.500
Totaal 8.000.000 2.500
Directe kosten 4.000.000
Indirecte kosten 4.000.000
Op een bepaalde tijd (nog niet af)
Project Directe kosten Uren
A 1.000.000 500
B 500.000 500
Totaal 1.500.000 1.000
Indirecte kosten bepalen:
Manier 1: Vooraf op basis van uren
4.000.000 (indirecte kosten) / 2.500 (totaal uren) = 1.600 per uur
Bedrag per uur gebruiken met werkelijke uren.
A: 500 * 1.600 = 800.000
B: 500 * 1.600 = 800.000
Manier 2: Op basis van directe kosten
4.000.000/4.000.000 (direct/indirect) -> Voor elke €1 directe kosten is er €1 indirecte kosten
A: 1.000.000 * 1 = 1.000.000
B: 500.000 * 1 = 500.000
, Methode 1 2
Project A 800.000 1.000.000
Project B 800.000 500.000
Totaal 1.600.000 1.500.000
Normal costing: Vooraf bepaald tarief, werkelijke kosten zijn niet gelijk aan de doorbelaste kosten.
Actual costing: Doorbelasting gebeurd als projecten af zijn, de werkelijke kosten zijn gelijk aan de
doorbelaste kosten.
Normal costing wordt toegepast omdat je dan gelijk de kosten kan zien die doorbelast zijn.
Overallocatie (overapplied): Meer toegerekend dan feitelijke kosten.
Onder allocatie (underapplied): Minder toegerekend dan de feitelijke kosten.
Voordeel van normal costing: Sneller, elk moment informatie.
Nadeel van normal costing: Verschillen met werkelijke kosten.
Voordeel actual costing: Geen verschillen met werkelijke kosten.
Nadeel actual costing: Langzaam, niet elk moment informatie.
Vast vs. variabel:
Vaste kosten: Zijn kosten die niet afhankelijk zijn van bijvoorbeeld het aantal geproduceerde
goederen (VB. vaste directe kosten: huur van gebouw waarbij gebouw cost object is).
Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van het aantal geproduceerde goederen (bijv.
materiaal)
Capitalized vs. revenue/period costs:
Capitalized: Kosten die eerst naar de balans gaan en daarna pas naar de resultaten rekening.
MVA (Balans) & Afschrijvingen (W&V). Voorraad (Balans) & Verkopen (W&V).
Revenue/period: Kosten die gelijk in het resultaat komen.
Prime vs. conversion:
Bij deze opsplitsing is het niet een van de twee soorten, maar kan het ook beide zijn. Conversion costs
zijn alle kosten die nodig zijn om een product om te zetten, dus ook arbeid. Tel je de prime &
conversion costs bij elkaar op dan krijg je meer dan 100%.
Prime Prime & conversion Conversion
Direct materiaal Directe arbeid Indirecte fabricage kosten
Voorraden:
Grondstoffen: Begin voorraad + inkopen – naar onderhanden werk (OHW) (of in productie) = eind
voorraad grondstoffen
OHW: Begin voorraad + direct materiaal + directe arbeid + indirecte fabricage kosten – gereed product
= eind voorraad OHW
Gereed product: Begin voorraad + OHW – verkopen (op basis van kostprijs) = eind voorraad
H5:
Cost allocation kan op basis van single rate of dual rate.
Kosten kunnen ook bestaan uit vaste en variabele kosten. Kan je deze opsplitsing maken, dan kan je
anders doorbelasten. Voordeel van dual rate: nauwkeuriger.
, H 11 (Activity based costing) & H 3: Deze twee hoofdstukken zijn bijna hetzelfde. Het enige verschil is
dat in hoofdstuk 11 de kosten worden verdeeld op basis van meerdere allocaties.
Indirecte kosten worden ingedeeld op basis van meerdere posten, in plaats van single rate (H3) of dual
rate (H5). Per post is er een toepasselijke allocatiebasis (bijv. machine -> machine uren).
Je pakt meerdere tarieven. Zijn er 5 allocatie basissen, dan zijn er ook vijf tarieven.
Traditioneel: Single rate.
H4: Proces costing:
Hiervoor ging het vooral om stukproductie. Proces costing is op basis van het proces (bij
massaproductie).
Probleem van proces costing: Waar reken je de kosten aan toe? OHW of gereed product?
Methodes om kosten toe te rekenen: Gewogen gemiddelde en FiFo (standaard kostprijs is er ook nog,
is heel makkelijk).
Proces voor een bepaalde afdeling:
H1
VAK Intern/Extern Regels Tijd Doel
MACC Intern Geen regels Dagelijks Oog op
toekomstige
beslissingen
FIAC Extern Wel regels Niet dagelijks Verantwoording
H2
Er is altijd een cost object in de vraag. Een cost object is iets waar kosten aan toe worden gerekend.
Afhankelijk van een cost object zijn kosten direct of indirect.
Directe kosten -> Cost tracing
Indirecte kosten -> Cost allocation
Je hebt altijd een cost object nodig voor de beantwoording of kosten direct of indirect zijn.
VB: Energie
Gebouw: Direct – een op een toe te schrijven aan het gebouw
Afdeling: Indirect – niet een op een toe te schrijven aan de afdeling.
Voor het toerekenen van kosten is altijd een cost allocation basis nodig. Op basis van de cost
allocation basis kan je de kosten toerekenen aan een cost object (bijv. machine-uren of man-uren).
VB: Job costing
Begroting
Project Totale kosten Uren
A 5.000.000 1.000
B 3.000.000 1.500
Totaal 8.000.000 2.500
Directe kosten 4.000.000
Indirecte kosten 4.000.000
Op een bepaalde tijd (nog niet af)
Project Directe kosten Uren
A 1.000.000 500
B 500.000 500
Totaal 1.500.000 1.000
Indirecte kosten bepalen:
Manier 1: Vooraf op basis van uren
4.000.000 (indirecte kosten) / 2.500 (totaal uren) = 1.600 per uur
Bedrag per uur gebruiken met werkelijke uren.
A: 500 * 1.600 = 800.000
B: 500 * 1.600 = 800.000
Manier 2: Op basis van directe kosten
4.000.000/4.000.000 (direct/indirect) -> Voor elke €1 directe kosten is er €1 indirecte kosten
A: 1.000.000 * 1 = 1.000.000
B: 500.000 * 1 = 500.000
, Methode 1 2
Project A 800.000 1.000.000
Project B 800.000 500.000
Totaal 1.600.000 1.500.000
Normal costing: Vooraf bepaald tarief, werkelijke kosten zijn niet gelijk aan de doorbelaste kosten.
Actual costing: Doorbelasting gebeurd als projecten af zijn, de werkelijke kosten zijn gelijk aan de
doorbelaste kosten.
Normal costing wordt toegepast omdat je dan gelijk de kosten kan zien die doorbelast zijn.
Overallocatie (overapplied): Meer toegerekend dan feitelijke kosten.
Onder allocatie (underapplied): Minder toegerekend dan de feitelijke kosten.
Voordeel van normal costing: Sneller, elk moment informatie.
Nadeel van normal costing: Verschillen met werkelijke kosten.
Voordeel actual costing: Geen verschillen met werkelijke kosten.
Nadeel actual costing: Langzaam, niet elk moment informatie.
Vast vs. variabel:
Vaste kosten: Zijn kosten die niet afhankelijk zijn van bijvoorbeeld het aantal geproduceerde
goederen (VB. vaste directe kosten: huur van gebouw waarbij gebouw cost object is).
Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van het aantal geproduceerde goederen (bijv.
materiaal)
Capitalized vs. revenue/period costs:
Capitalized: Kosten die eerst naar de balans gaan en daarna pas naar de resultaten rekening.
MVA (Balans) & Afschrijvingen (W&V). Voorraad (Balans) & Verkopen (W&V).
Revenue/period: Kosten die gelijk in het resultaat komen.
Prime vs. conversion:
Bij deze opsplitsing is het niet een van de twee soorten, maar kan het ook beide zijn. Conversion costs
zijn alle kosten die nodig zijn om een product om te zetten, dus ook arbeid. Tel je de prime &
conversion costs bij elkaar op dan krijg je meer dan 100%.
Prime Prime & conversion Conversion
Direct materiaal Directe arbeid Indirecte fabricage kosten
Voorraden:
Grondstoffen: Begin voorraad + inkopen – naar onderhanden werk (OHW) (of in productie) = eind
voorraad grondstoffen
OHW: Begin voorraad + direct materiaal + directe arbeid + indirecte fabricage kosten – gereed product
= eind voorraad OHW
Gereed product: Begin voorraad + OHW – verkopen (op basis van kostprijs) = eind voorraad
H5:
Cost allocation kan op basis van single rate of dual rate.
Kosten kunnen ook bestaan uit vaste en variabele kosten. Kan je deze opsplitsing maken, dan kan je
anders doorbelasten. Voordeel van dual rate: nauwkeuriger.
, H 11 (Activity based costing) & H 3: Deze twee hoofdstukken zijn bijna hetzelfde. Het enige verschil is
dat in hoofdstuk 11 de kosten worden verdeeld op basis van meerdere allocaties.
Indirecte kosten worden ingedeeld op basis van meerdere posten, in plaats van single rate (H3) of dual
rate (H5). Per post is er een toepasselijke allocatiebasis (bijv. machine -> machine uren).
Je pakt meerdere tarieven. Zijn er 5 allocatie basissen, dan zijn er ook vijf tarieven.
Traditioneel: Single rate.
H4: Proces costing:
Hiervoor ging het vooral om stukproductie. Proces costing is op basis van het proces (bij
massaproductie).
Probleem van proces costing: Waar reken je de kosten aan toe? OHW of gereed product?
Methodes om kosten toe te rekenen: Gewogen gemiddelde en FiFo (standaard kostprijs is er ook nog,
is heel makkelijk).
Proces voor een bepaalde afdeling: