Samenvatting gehele stof IRW achtergronden

Wat is het verschil tussen het normatief rechtspositivisme en het descriptief (beschrijvend) rechtspositivisme?

Antwoord: Het normatief positivisme verbind aan het feit dat een regel een regel van gelden recht is, deze gehoorzaamd moet worden. Beschrijvend positivisme meent dat de vraag of het recht bestaat los staat van de vraag of deze gehoorzaamd moet worden.

Wat is het antipositivisme?

Antwoord: Antipositivisten stellen dat het onmogelijk is vast te stellen wat geldend recht is zonder een beroep te doen op morele overwegingen. De morele overwegingen waaraan zij refereren, liggen volgens hun besloten in het bestaande recht.

Wat is het natuurrecht?

Antwoord: Het natuurrecht wordt begrepen als het geheel van normen dat niet door mensen is gemaakt, maar dat altijd en over geldt, voorafgaand aan iedere positionering door menselijke wetgevers.

Wat zijn de kritiekpunten vanuit het rechtspositivisme op natuurrecht?

Antwoord: De verwijzing naar universele waarden van het natuurrecht is verwijzen naar metafysica; bestaan universele waarden eigenlijk wel? Als ze bestaan, wie is dan in de positie om ze te duiden? Hoe vindt vertaling in regels plaats?

Wat zijn de kritiekpunten vanuit het natuurrecht op het rechtspositivisme?

Antwoord: Identificatie van rechtsregels aan de hand van formele criteria miskent waar het bij een rechtsregel om gaat. Het rechtspositivisme kent een te groot gezag toe aan de 'toevallige' bevoegdheid van de tot regelgeving/wetgeving bevoegde instantie. leidt tot het moeten duiden van rechtsregels waar gelding aan zou moeten worden onthouden.

Waarom is de uitdrukking 'onrechtvaardig recht is geen recht' innerlijk tegenstrijdig?

Antwoord: Onrecht is moreel gesproken slecht recht, maar daarom nog niet minder recht.

Een rechter kan bij de beslechting van geschillen met twee soorten moeilijkheden worden geconfronteerd. Welke zijn dit? en leg uit wat deze inhouden.

Antwoord: Feitenprobleem: er is onduidelijk wat er precies is gebeurd. partijen verschillen van meting over de vraag naar de feitelijke toedracht. De rechter moet dan vaststellen wat de feiten zijn. Rechtsvindingsprobleem: De activiteit waarbij de rechter de voor de partijen geldende rechtsnorm vaststelt in een concreet geval.

Wat zijn de 3 typen rechtsvinding van Wiarda? En wat houden deze in?

Antwoord: Heteronome rechtsvinding; gematigd heteronome rechtsvinding; autonome rechtsvinding; Heteronoom: eenvoudige wetstoepassing, rechter kan, nadat hij de feiten heeft vastgesteld,eenvoudig een beslissing nemen door de relevante rechtsnorm erop toe te passen. Over de juiste uitleg van deze norm hoeft de rechter zich niet te bekommeren. Gematigd heteronoom: De rechter kan de wet niet zonder meer toepassen op de feiten, hij moet de precieze betekenis en reikwijdte van de norm eerst vaststellen voordat hij deze kan toepassen. Autonome rechtsvinding: Er is een norm van toepassing op de feiten, maar deze norm is dermate open en onbepaald dat met geen mogelijkheid direct is vast te stellen wat de betekenis en reikwijdte van deze norm in het onderhavige geval is. De rechter treedt zelf op als wetgever door de open norm te concretiseren.

Waarom vormt de rechter in toenemende mate recht?

Antwoord: Door de toename van open normen (waarvoor de wetgever verantwoordelijk is); Door een veranderende opvatting van de rechterlijke macht; en Door de ontwikkelingen van het Europese en internationale recht, met name de mensenrechtenverdragen.

Wat is het verschil tussen formeel gelijke rechten en materieel gelijke rechten?

Antwoord: Formeel gelijke rechten: Rechten zijn op papier gelijk. Materieel gelijke rechten: Gelijke rechten die ook afgemeten aan de uitkomst of het resultaat gelijk zijn. De rechten zijn ook daadwerkelijk gelijk.

Leg uit wat negatieve en positieve vrijheid is

Antwoord: Negatieve vrijheid: De afwezigheid van obstakels. (je wordt bijvoorbeeld niet tegengehouden door een gevangenismuur). Positieve vrijheid: Afwezigheid van dingen die je nodig hebt (scholing, geld etc.)

Wat is directe discriminatie?

Antwoord: Ongerechtvaardigd onderscheid dat rechtstreeks, dus direct, is gebaseerd op een gevoelig criterium als ras, geslacht of seksuele oriëntatie.