Samenvatting materieel strafrecht
Leereenheid 1: Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid.
In de eerste plaats dient het te gaan om een menselijke gedraging, die door de wetgever als strafbaar
moet zijn omschreven.
Het strafbare feit: het codificatiebeginsel van het strafbare feit ligt in art. 107 lid 1 Grondwet. In art. 1
lid 1 Sr wordt over een strafbepaling gesproken. Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving
en een sanctienorm.
Delictsomschrijving = welk gedrag kan tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leiden bestanddelen
Bestanddelen = de onderdelen van de delictsomschrijving te vinden in wettekst
Elementen = wederrechtelijkheid en verwijtbaar niet in de wet opgenomen voorwaarden voor
strafbaarheid.
Sanctienorm = welke sancties aan dat strafbare feit kunnen worden verbonden.
Naast alle bestanddelen van de delictsomschrijving zijn ook de elementen wederrechtelijkheid
(onrechtmatigheid) en schuld (toerekenbaarheid) voorwaarden voor aansprakelijkheidsstelling.
Een strafbaar feit is dus een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijk
delictsomschrijving, die wederrechtelijk en verwijtbaar is.
Misdrijven = ernstige strafbare feiten waarbij een vrijheidsstraf in beeld komt
Overtredingen =minder ernstige feiten waarbij een geringe vermogensstraf op het spel staat.
Soorten delicten
1. Krenkings- en gevaarzettingsdelicten:
Krenkingsdelicten: Er wordt strafrechtelijk gereageerd op de daadwerkelijke schending of
krenking van een rechtsgoed ofwel rechtsbelang. Deze delictsvorm staat centraal in het
strafrecht.
Gevaarzettingsdelicten; de bedreiging van en rechtsgoed, dus het gevaar voor een krenking
wordt strafbaar gesteld (preventie). Abstract gevaarzettingsdelict:
Gevaarzettingsdelicten; de bedreiging van en rechtsgoed, dus het gevaar voor een krenking
wordt strafbaar gesteld (preventie). Abstract gevaarzettingsdelict: kan in algemene zin
gevaar opleveren. Concreet gevaarzettingsdelict: in de delictsomschrijving wordt vereist dat
daadwerkelijk gevaar is ontstaan.
2. Formele en materiele delicten:
Formele delicten: voor strafbaarheid is een bepaalde handeling voldoende.
Materiele delicten: een bepaald gevolg staat meer centraal.
Abstracte gevaarzettingsdelicten zijn vooral formeel, terwijl concrete
gevaarzettingsdelicten materieler zijn.
3. Algemene- en kwaliteitsdelicten:
Algemene delicten: de klassieke delictsomschrijvingen zoals moord, diefstal, vernieling. Deze
zijn tot iedereen gericht. Eenieder kan zo’n delict plegen.
Kwaliteitsdelicten: een delictsomschrijving die zich in directe zin richt tot slechts bepaalde
rechtssubjecten met een bepaalde hoedanigheid. Bijv. ambtenaar die ambtsmisdrijf begaat
(art 355 Sr).
, Expliciete kwaliteitsdelicten: in de delictsomschrijving is als bestanddeel een bepaalde
hoedanigheid van de pleger opgenomen.
Impliciete kwaliteitsdelicten: op basis van bijvoorbeeld de wetsgeschiedenis is dan voor
het plegen een hoedanigheid nodig, zonder dat een dergelijk vereiste met zoveel woorden
in de delictsomschrijving zelf is te lezen.
4. Commissie- en omissiedelicten:
Commissiedelicten: strafbare feiten die door handelen worden begaan. De gedraging staat
hierbij centraal.
Omissiedelicten: het komt vaak neer op strafbaarstelling van een nalaten. Bijv. nalaten hulp
te verlenen.
Eigenlijk (zuivere) omissiedelicten: uit de wettelijke omschrijving van de gedraging blijk
dat het om een omissiedelict gaat. De delictsomschrijving maakt duidelijk wie er niet
mag nalaten.
Oneigenlijke (onzuivere) omissiedelicten: de wettelijke omschrijving betreft eigenlijk een
commissiedelict dat toch ook door een nalaten kan worden begaan.
5. Doleuze en culpoze delicten:
Doleuze delicten: de gewone verschijningsvorm van een misdrijf. Er is een opzetvereiste in
de delictsomschrijving te vinden.
Culpoze delicten: schuldvereiste is in de delictsomschrijving te vinden.
Opzet en schuld kunnen bij wijze van uitzondering ook beide in een delictsomschrijving zijn verwerkt
bij een pro parte doleus, pro parte culpoos delict. Bij misdrijven worden opzet en schuld als
bestanddeel vereist. Vooral bij overtredingen komen meestal geen subjectieve bestanddelen in de
delictsomschrijving voor.
6. Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten:
Gekwalificeerde delicten: zijn met zwaardere straffen bedreigd dan de grondvorm van die
delicten, omdat het strafbare feit is gepleegd onder bijzondere omstandigheden, zoals met
voorbedachten rade (289 Sr), roekeloosheid (307 lid 2 Sr), etc. Dit zijn strafverzwarende
bestanddelen.
Objectieve verzwaringsgronden: het feit staat voorop. Vaak leiden bepaalden gevolgen
(dood, letsel, schade) tot wettelijke strafverzwaring.
Subjectieve verzwaringsgronden: houden verband met de persoon van de dader. Het kan
daarbij gaan om een functie of hoedanigheid of om een zeker verband met de
gemoedsgesteldheid.
Geprivilegieerde delicten: zo’n strafbaarstelling heeft ten opzichte van het gronddelict een
lager strafmaximum, zoals bij de klassieke kindermoord- en doodslag of het te vondeling
leggen onder bijzondere, verzachtende omstandigheden. Ook euthanasie valt hieronder
(293 jo. 294 Sr).
7. Aflopende en voortdurende delicten:
De meeste strafbare feiten vinden plaats binnen een overzichtelijk tijdsbestek en zijn op een gegeven
moment voltooid en daarmee ook afgelopen. Sommige strafbare feiten zijn als voortdurende
delicten vormgegeven. Bijv. (282 lid 1 Sr) beroofd houden.
Leereenheid 1: Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid.
In de eerste plaats dient het te gaan om een menselijke gedraging, die door de wetgever als strafbaar
moet zijn omschreven.
Het strafbare feit: het codificatiebeginsel van het strafbare feit ligt in art. 107 lid 1 Grondwet. In art. 1
lid 1 Sr wordt over een strafbepaling gesproken. Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving
en een sanctienorm.
Delictsomschrijving = welk gedrag kan tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leiden bestanddelen
Bestanddelen = de onderdelen van de delictsomschrijving te vinden in wettekst
Elementen = wederrechtelijkheid en verwijtbaar niet in de wet opgenomen voorwaarden voor
strafbaarheid.
Sanctienorm = welke sancties aan dat strafbare feit kunnen worden verbonden.
Naast alle bestanddelen van de delictsomschrijving zijn ook de elementen wederrechtelijkheid
(onrechtmatigheid) en schuld (toerekenbaarheid) voorwaarden voor aansprakelijkheidsstelling.
Een strafbaar feit is dus een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijk
delictsomschrijving, die wederrechtelijk en verwijtbaar is.
Misdrijven = ernstige strafbare feiten waarbij een vrijheidsstraf in beeld komt
Overtredingen =minder ernstige feiten waarbij een geringe vermogensstraf op het spel staat.
Soorten delicten
1. Krenkings- en gevaarzettingsdelicten:
Krenkingsdelicten: Er wordt strafrechtelijk gereageerd op de daadwerkelijke schending of
krenking van een rechtsgoed ofwel rechtsbelang. Deze delictsvorm staat centraal in het
strafrecht.
Gevaarzettingsdelicten; de bedreiging van en rechtsgoed, dus het gevaar voor een krenking
wordt strafbaar gesteld (preventie). Abstract gevaarzettingsdelict:
Gevaarzettingsdelicten; de bedreiging van en rechtsgoed, dus het gevaar voor een krenking
wordt strafbaar gesteld (preventie). Abstract gevaarzettingsdelict: kan in algemene zin
gevaar opleveren. Concreet gevaarzettingsdelict: in de delictsomschrijving wordt vereist dat
daadwerkelijk gevaar is ontstaan.
2. Formele en materiele delicten:
Formele delicten: voor strafbaarheid is een bepaalde handeling voldoende.
Materiele delicten: een bepaald gevolg staat meer centraal.
Abstracte gevaarzettingsdelicten zijn vooral formeel, terwijl concrete
gevaarzettingsdelicten materieler zijn.
3. Algemene- en kwaliteitsdelicten:
Algemene delicten: de klassieke delictsomschrijvingen zoals moord, diefstal, vernieling. Deze
zijn tot iedereen gericht. Eenieder kan zo’n delict plegen.
Kwaliteitsdelicten: een delictsomschrijving die zich in directe zin richt tot slechts bepaalde
rechtssubjecten met een bepaalde hoedanigheid. Bijv. ambtenaar die ambtsmisdrijf begaat
(art 355 Sr).
, Expliciete kwaliteitsdelicten: in de delictsomschrijving is als bestanddeel een bepaalde
hoedanigheid van de pleger opgenomen.
Impliciete kwaliteitsdelicten: op basis van bijvoorbeeld de wetsgeschiedenis is dan voor
het plegen een hoedanigheid nodig, zonder dat een dergelijk vereiste met zoveel woorden
in de delictsomschrijving zelf is te lezen.
4. Commissie- en omissiedelicten:
Commissiedelicten: strafbare feiten die door handelen worden begaan. De gedraging staat
hierbij centraal.
Omissiedelicten: het komt vaak neer op strafbaarstelling van een nalaten. Bijv. nalaten hulp
te verlenen.
Eigenlijk (zuivere) omissiedelicten: uit de wettelijke omschrijving van de gedraging blijk
dat het om een omissiedelict gaat. De delictsomschrijving maakt duidelijk wie er niet
mag nalaten.
Oneigenlijke (onzuivere) omissiedelicten: de wettelijke omschrijving betreft eigenlijk een
commissiedelict dat toch ook door een nalaten kan worden begaan.
5. Doleuze en culpoze delicten:
Doleuze delicten: de gewone verschijningsvorm van een misdrijf. Er is een opzetvereiste in
de delictsomschrijving te vinden.
Culpoze delicten: schuldvereiste is in de delictsomschrijving te vinden.
Opzet en schuld kunnen bij wijze van uitzondering ook beide in een delictsomschrijving zijn verwerkt
bij een pro parte doleus, pro parte culpoos delict. Bij misdrijven worden opzet en schuld als
bestanddeel vereist. Vooral bij overtredingen komen meestal geen subjectieve bestanddelen in de
delictsomschrijving voor.
6. Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten:
Gekwalificeerde delicten: zijn met zwaardere straffen bedreigd dan de grondvorm van die
delicten, omdat het strafbare feit is gepleegd onder bijzondere omstandigheden, zoals met
voorbedachten rade (289 Sr), roekeloosheid (307 lid 2 Sr), etc. Dit zijn strafverzwarende
bestanddelen.
Objectieve verzwaringsgronden: het feit staat voorop. Vaak leiden bepaalden gevolgen
(dood, letsel, schade) tot wettelijke strafverzwaring.
Subjectieve verzwaringsgronden: houden verband met de persoon van de dader. Het kan
daarbij gaan om een functie of hoedanigheid of om een zeker verband met de
gemoedsgesteldheid.
Geprivilegieerde delicten: zo’n strafbaarstelling heeft ten opzichte van het gronddelict een
lager strafmaximum, zoals bij de klassieke kindermoord- en doodslag of het te vondeling
leggen onder bijzondere, verzachtende omstandigheden. Ook euthanasie valt hieronder
(293 jo. 294 Sr).
7. Aflopende en voortdurende delicten:
De meeste strafbare feiten vinden plaats binnen een overzichtelijk tijdsbestek en zijn op een gegeven
moment voltooid en daarmee ook afgelopen. Sommige strafbare feiten zijn als voortdurende
delicten vormgegeven. Bijv. (282 lid 1 Sr) beroofd houden.