Algemene pathologie
H5 Immuun pathologie & infectieziekten
Lesdoelen
• je het niet-specifieke en specifieke afweersysteem.
• Je weet wat een acute en verlate allergische reactie is, welke soorten er bestaan,
hoe je die herkent en behandelt.
• Je hebt inzicht in de basisprincipes van auto-immuunziektes, immunodeficiëntie en
orgaantransplantatie en welke problemen daarmee gepaard gaan
• Auto-immuniteit uitleggen en illustreren adhv vbn.
• Definiëren wat een allergie is.
• De onmiddellijke en uitgestelde allergische reactie herkennen.
• Herkennen welke therapie wordt toegepast bij een allergie.
• Het begrip immuundeficiëntie herkennen.
1. Immuunsysteem
= reactie tegen weefselbeschadiging
Afweer tegen micro-organismen
• Bacteriën
• Virussen
• Schimmels
• Parasieten
2 componenten
• Niet-specifieke immuunsysteem
• Specifieke immuunsysteem
Specifieke immuunsysteem
= afweer tegen 1 bepaalde lichaamsvreemde stof
1.1. Niet-specifiek immuunsysteem
= algemene afweer tegen ALLE lichaamsvreemde stoffen
Anatomische barrières (= 1e verdedigingslijn)
• Huid & mucosa
• Mechanisch & chemisch --> maagzuur, trilharen, muscus,…
• Indien beschadigd, verhoogde kans op infecties --> brandwonden, muco,…
Inflammatoire reactie (2e verdedigingslijn)
= reactie op weefselbeschadiging, niet enkel infecties
• Vrijzetting chemische stoffen
• Verwijding bloedvaten, vergroting doorlaatbaarheid
• Fagocytose necrotisch materiaal --> macrofagen & neutrofiele granulocyten
1
, Algemene pathologie
• Lokale ontstekingstekens
o Rubor = roodheid
o Tumor = zwelling
o Calor = warmte
o Dolor = pijn
o Functio laesae = fuctiebeperking
1.2. Specifiek immuunsysteem
= trager maar specifieker reageren
• (kinder)ziektess eenmalig
• Vaccinatie
• 3e verdedingingslijn gevormd door lymfocyte (B & T)
Lymfocyten
• B --> humorale immuniteit: antilichamen (productie antilichamen)
• T --> cellulaire immuniteit: (directe aanval tegen ziekte)
o Helper T cellen
o Cytoxische T cellen --> virussen & tumoren
Antistoffen / immunoglobulines --> diagnostiek infecties
• IgM eerst gevormd, gaan niet door placenta
• IgG later gevormd, gaan door placenta
• IgA secretie door slijmvliezen
• IgE aanwe zig op mestcellen, zorgen voor allergische reactie
1.3. Immuunpathologie
Overdreven werking Allergie = reactie op prikkel die normaal geen reactie uitlokt
Auto-immuniteit = reactie tegen lichaamseigen antigen
Normale werking Afstotingsreactie = afstoting getransplanteerde organen
Onvoldoende Immuundeficiëntie = onvoldoende reactie tegen pathogenen
werking
2
H5 Immuun pathologie & infectieziekten
Lesdoelen
• je het niet-specifieke en specifieke afweersysteem.
• Je weet wat een acute en verlate allergische reactie is, welke soorten er bestaan,
hoe je die herkent en behandelt.
• Je hebt inzicht in de basisprincipes van auto-immuunziektes, immunodeficiëntie en
orgaantransplantatie en welke problemen daarmee gepaard gaan
• Auto-immuniteit uitleggen en illustreren adhv vbn.
• Definiëren wat een allergie is.
• De onmiddellijke en uitgestelde allergische reactie herkennen.
• Herkennen welke therapie wordt toegepast bij een allergie.
• Het begrip immuundeficiëntie herkennen.
1. Immuunsysteem
= reactie tegen weefselbeschadiging
Afweer tegen micro-organismen
• Bacteriën
• Virussen
• Schimmels
• Parasieten
2 componenten
• Niet-specifieke immuunsysteem
• Specifieke immuunsysteem
Specifieke immuunsysteem
= afweer tegen 1 bepaalde lichaamsvreemde stof
1.1. Niet-specifiek immuunsysteem
= algemene afweer tegen ALLE lichaamsvreemde stoffen
Anatomische barrières (= 1e verdedigingslijn)
• Huid & mucosa
• Mechanisch & chemisch --> maagzuur, trilharen, muscus,…
• Indien beschadigd, verhoogde kans op infecties --> brandwonden, muco,…
Inflammatoire reactie (2e verdedigingslijn)
= reactie op weefselbeschadiging, niet enkel infecties
• Vrijzetting chemische stoffen
• Verwijding bloedvaten, vergroting doorlaatbaarheid
• Fagocytose necrotisch materiaal --> macrofagen & neutrofiele granulocyten
1
, Algemene pathologie
• Lokale ontstekingstekens
o Rubor = roodheid
o Tumor = zwelling
o Calor = warmte
o Dolor = pijn
o Functio laesae = fuctiebeperking
1.2. Specifiek immuunsysteem
= trager maar specifieker reageren
• (kinder)ziektess eenmalig
• Vaccinatie
• 3e verdedingingslijn gevormd door lymfocyte (B & T)
Lymfocyten
• B --> humorale immuniteit: antilichamen (productie antilichamen)
• T --> cellulaire immuniteit: (directe aanval tegen ziekte)
o Helper T cellen
o Cytoxische T cellen --> virussen & tumoren
Antistoffen / immunoglobulines --> diagnostiek infecties
• IgM eerst gevormd, gaan niet door placenta
• IgG later gevormd, gaan door placenta
• IgA secretie door slijmvliezen
• IgE aanwe zig op mestcellen, zorgen voor allergische reactie
1.3. Immuunpathologie
Overdreven werking Allergie = reactie op prikkel die normaal geen reactie uitlokt
Auto-immuniteit = reactie tegen lichaamseigen antigen
Normale werking Afstotingsreactie = afstoting getransplanteerde organen
Onvoldoende Immuundeficiëntie = onvoldoende reactie tegen pathogenen
werking
2