Samenvatting embryogenese +
Foetale periode
Inhoud
Embryogenese........................................................................................................ 1
Migratie van het embryo naar de baarmoeder (nog steeds in eileider)...............1
Innesteling of nidatie in het baarmoederslijmvlies..............................................2
Embryonale ontwikkeling in de 2de en 3de week...................................................3
Tweebladige kiemschijf.................................................................................... 3
Driebladige kiemschijf...................................................................................... 3
Embryonale ontwikkeling in de 4de tot 8ste week..................................................4
Foetale periode....................................................................................................... 5
Vruchtvliezen en vruchtwater............................................................................. 5
Placenta.............................................................................................................. 6
Functies van de placenta................................................................................. 6
Vruchtvliezen en placenta bij tweelingen............................................................7
Twee-eiige tweeling (= dizygote of niet-identieke tweeling)............................7
Eeneiige tweeling (= monozygote of identieke tweeling)................................7
Teratogene factoren............................................................................................... 8
Prenatale diagnostiek............................................................................................. 8
Embryogenese
De eerste 8 weken van de ontwikkeling (vanaf de zygote).
Migratie van het embryo naar de baarmoeder (nog
steeds in eileider)
Binnen het bevruchtingsmembraan ondergaat de zygote eerste mitose. De
allereerste mitosedelingen noemen we klievingsdelingen. De steeds kleinere
cellen die door de delingen ontstaan noemen we blastomeren. Wanneer het
achtcellige stadium van de blastomeren bereikt wordt de complexe verbinding
tussen de afzonderlijke blastomeren de morula genoemd. Tijdens de 3de of 4de
dag van de bevruchting is elke blastomeer van de morula een totipotente cel.
Als de cellen afgezonderd worden zijn ze elk in staat om een volledig individuen
te worden.
, Klievingsdeling en vorming van de morula + vorming van
blastocyst
In het bevruchtingsmembraan is de allereerste mitose. (tweecellig stadium).
Hierna zijn er nog mitotische delingen maar geen toename meer van
cytoplasmavolume. Cellen worden elke keer kleiner (klievingsdeling) =>
blastomeren. Vanaf het moment dat er 8 cellen zijn dan gaan de blastomeren
verbonden (het geheel van deze verbonden blastomeren => morula).
Vanaf dag 5 (eerste cel differentiatie) : trofoblasten (= later
ontwikkeling placenta) en embryoblasten (=later
ontwikkeling baby).
Trofoblasten gaan natriumionen oppompen, de intercellulaire
ruimte gaat groeien door osmose => ontstaan van
blastulaholte (het geheel van alles noemt men een
blastocyst (= trofoblast, embryoblast en
blastulaholte). Door een te grote blastulaholte gaat
bevruchtingsmembraan scheuren. Blastocyst is vrij en is klaar voor de innesteling
of nidatie.
Innesteling of nidatie in het baarmoederslijmvlies
De trofoblasten van de vrijgekomen blastocyst komen in contact
met het baarmoederepitheel. Er ontstaat een moleculaire
dialoog tussen deze. De blastocyst stimuleert het
baarmoederepitheel om receptoren aan te maken die voor de
binding tussen de baarmoeder en de blastocyst gaan zorgen.
De trofoblasten gaan weer aan cel differentiatie doen:
cytotrofoblast (= omgeven de blastulaholte en later vorming van
placenta) en syncytiotrofoblast (= meerkernige cel gevormd ter
hoogte van de contactplaats met het baarmoederslijmvlies).
Functie syncytiotrofoblast:
- Productie van (lytische) enzymen (vanaf 8ste dag)
o Maakt een opening in baarmoederslijmvlies => embryo dieper in
slijmvlies
- Productie HCG (humaan chorion gonadotrofine)
Foetale periode
Inhoud
Embryogenese........................................................................................................ 1
Migratie van het embryo naar de baarmoeder (nog steeds in eileider)...............1
Innesteling of nidatie in het baarmoederslijmvlies..............................................2
Embryonale ontwikkeling in de 2de en 3de week...................................................3
Tweebladige kiemschijf.................................................................................... 3
Driebladige kiemschijf...................................................................................... 3
Embryonale ontwikkeling in de 4de tot 8ste week..................................................4
Foetale periode....................................................................................................... 5
Vruchtvliezen en vruchtwater............................................................................. 5
Placenta.............................................................................................................. 6
Functies van de placenta................................................................................. 6
Vruchtvliezen en placenta bij tweelingen............................................................7
Twee-eiige tweeling (= dizygote of niet-identieke tweeling)............................7
Eeneiige tweeling (= monozygote of identieke tweeling)................................7
Teratogene factoren............................................................................................... 8
Prenatale diagnostiek............................................................................................. 8
Embryogenese
De eerste 8 weken van de ontwikkeling (vanaf de zygote).
Migratie van het embryo naar de baarmoeder (nog
steeds in eileider)
Binnen het bevruchtingsmembraan ondergaat de zygote eerste mitose. De
allereerste mitosedelingen noemen we klievingsdelingen. De steeds kleinere
cellen die door de delingen ontstaan noemen we blastomeren. Wanneer het
achtcellige stadium van de blastomeren bereikt wordt de complexe verbinding
tussen de afzonderlijke blastomeren de morula genoemd. Tijdens de 3de of 4de
dag van de bevruchting is elke blastomeer van de morula een totipotente cel.
Als de cellen afgezonderd worden zijn ze elk in staat om een volledig individuen
te worden.
, Klievingsdeling en vorming van de morula + vorming van
blastocyst
In het bevruchtingsmembraan is de allereerste mitose. (tweecellig stadium).
Hierna zijn er nog mitotische delingen maar geen toename meer van
cytoplasmavolume. Cellen worden elke keer kleiner (klievingsdeling) =>
blastomeren. Vanaf het moment dat er 8 cellen zijn dan gaan de blastomeren
verbonden (het geheel van deze verbonden blastomeren => morula).
Vanaf dag 5 (eerste cel differentiatie) : trofoblasten (= later
ontwikkeling placenta) en embryoblasten (=later
ontwikkeling baby).
Trofoblasten gaan natriumionen oppompen, de intercellulaire
ruimte gaat groeien door osmose => ontstaan van
blastulaholte (het geheel van alles noemt men een
blastocyst (= trofoblast, embryoblast en
blastulaholte). Door een te grote blastulaholte gaat
bevruchtingsmembraan scheuren. Blastocyst is vrij en is klaar voor de innesteling
of nidatie.
Innesteling of nidatie in het baarmoederslijmvlies
De trofoblasten van de vrijgekomen blastocyst komen in contact
met het baarmoederepitheel. Er ontstaat een moleculaire
dialoog tussen deze. De blastocyst stimuleert het
baarmoederepitheel om receptoren aan te maken die voor de
binding tussen de baarmoeder en de blastocyst gaan zorgen.
De trofoblasten gaan weer aan cel differentiatie doen:
cytotrofoblast (= omgeven de blastulaholte en later vorming van
placenta) en syncytiotrofoblast (= meerkernige cel gevormd ter
hoogte van de contactplaats met het baarmoederslijmvlies).
Functie syncytiotrofoblast:
- Productie van (lytische) enzymen (vanaf 8ste dag)
o Maakt een opening in baarmoederslijmvlies => embryo dieper in
slijmvlies
- Productie HCG (humaan chorion gonadotrofine)
