A Model of Scientific Research in Psychology (p. 25–27).................................................................................2
Finding a Research Topic (p. 28–35)................................................................................................................ 4
Generating Good Research Questions (p. 36–39)............................................................................................ 7
Developing a Hypothesis (p. 40–44)............................................................................................................... 9
Experiment Basics (p. 109–116).................................................................................................................... 12
Experimental Design (p. 117–124)................................................................................................................ 16
Setting Up a Factorial Experiment (p. 223–228)............................................................................................. 19
Understanding Psychological Measurement (p. 83–91).................................................................................22
Experimentation and Validity (p. 125–129)................................................................................................... 26
Practical Considerations (p. 130–137)........................................................................................................... 29
Practical Strategies for Psychological Measurement (p. 99–104)....................................................................32
Leerproject methoden samenvatting boek:
,A Model of Scientific Research in Psychology
(p. 25–27)
Inleiding: het cyclische karakter van wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek in de psychologie volgt een gestructureerd maar cyclisch
proces. De auteurs beschrijven een algemeen model dat laat zien hoe wetenschappelijk
denken en handelen in elkaar grijpen. Dit model benadrukt dat onderzoek geen lineaire
route is van vraag naar antwoord, maar een voortdurende cyclus waarin elke fase de
volgende voedt. Onderzoek begint met een vraag, leidt tot systematische observatie en
analyse, en eindigt met conclusies die worden gedeeld met de wetenschappelijke
gemeenschap. Deze resultaten vormen vervolgens de basis voor nieuwe vragen en studies.
Het cyclische model onderstreept dat kennis in de psychologie voortdurend wordt getoetst,
uitgebreid en herzien. Elk onderzoek bouwt voort op eerdere bevindingen en vormt op zijn
beurt weer een schakel in het bredere geheel van cumulatieve wetenschappelijke kennis.
De onderzoekscyclus: fasen van wetenschappelijk onderzoek
De auteurs onderscheiden in dit model een aantal essentiële fasen die elkaar logisch
opvolgen en voortdurend op elkaar teruggrijpen.
1. Het formuleren van een onderzoeksvraag
Elk onderzoek begint met een duidelijke, afgebakende vraag. Deze vraag kan
voortkomen uit verschillende bronnen: observaties van gedrag, maatschappelijke
kwesties of vooral uit bestaande wetenschappelijke literatuur. Een goede
onderzoeksvraag is concreet, empirisch toetsbaar en relevant voor de psychologische
wetenschap.
2. Het plannen van een studie
Zodra de onderzoeksvraag vaststaat, ontwikkelt de onderzoeker een studieontwerp
dat geschikt is om de vraag te beantwoorden. Hierbij wordt nagedacht over de keuze
van variabelen, de meetinstrumenten, de steekproef en de methode van
dataverzameling (bijvoorbeeld experiment, survey of observatie). Deze fase vereist
een zorgvuldige afweging tussen wetenschappelijke nauwkeurigheid, praktische
haalbaarheid en ethische verantwoordbaarheid.
3. Dataverzameling en analyse
De volgende stap is het verzamelen van gegevens volgens het gekozen ontwerp. In
experimenteel onderzoek betekent dit dat de onderzoeker systematisch condities
manipuleert en resultaten observeert. In andere vormen van onderzoek, zoals
correlatiestudies of veldobservaties, worden bestaande verschillen tussen mensen
gemeten. Na verzameling worden de gegevens geanalyseerd met geschikte
statistische methoden om patronen, relaties of effecten vast te stellen.
4. Conclusies trekken
Op basis van de analyses trekt de onderzoeker conclusies over de oorspronkelijke
onderzoeksvraag. Hierbij wordt beoordeeld of de resultaten de hypothese
ondersteunen of weerleggen. Cruciaal is dat deze conclusies altijd voorlopig zijn en
afhankelijk blijven van verdere toetsing. Ze moeten bovendien in de context van
eerder onderzoek worden geïnterpreteerd.
5. Publiceren en verspreiden van kennis
De resultaten van een onderzoek worden openbaar gemaakt door middel van
publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift, conferentiepresentatie of open-
accessplatform. Publicatie is essentieel omdat wetenschap een collectieve
, onderneming is: kennis wordt pas waardevol wanneer anderen de studie kunnen
controleren, repliceren of erop voortbouwen.
6. Nieuwe vragen en vervolgonderzoek
Een gepubliceerde studie markeert niet het einde van het proces, maar het begin van
een nieuwe cyclus. Andere onderzoekers kunnen vragen stellen over de
generaliseerbaarheid van de resultaten, alternatieve verklaringen onderzoeken of de
studie repliceren met andere methoden of populaties. Zo groeit wetenschappelijke
kennis stap voor stap.
Het belang van literatuur in het onderzoeksproces
Hoewel onderzoeksideeën soms voortkomen uit observaties of praktische problemen,
benadrukken de auteurs dat de bestaande wetenschappelijke literatuur altijd een centrale rol
speelt. Een onderzoeker die een nieuw onderwerp overweegt, raadpleegt eerst de literatuur
om te begrijpen wat er al bekend is en welke hiaten of inconsistenties bestaan. Deze stap
voorkomt herhaling van werk dat al is gedaan en helpt om onderzoeksvragen te verfijnen.
Het literatuuroverzicht zorgt er bovendien voor dat nieuwe studies logisch voortbouwen op
bestaande kennis. Door eerdere bevindingen kritisch te evalueren, kunnen onderzoekers
bepalen of een onderwerp verdere studie rechtvaardigt, of dat het nodig is om een
bestaande theorie te testen onder nieuwe omstandigheden.
Illustratie: het voorbeeld van spraakverschillen tussen mannen en vrouwen
Het voorbeeld van Matthias Mehl en zijn collega’s dient als concrete illustratie van het
onderzoeksmodel. Zij onderzochten de veelgehoorde claim dat vrouwen meer praten dan
mannen. Deze vraag ontstond uit een combinatie van culturele observaties en populaire
aannames. De onderzoekers raadpleegden eerst de literatuur om te bepalen of er empirisch
bewijs bestond voor dit stereotype. Toen bleek dat niemand dit systematisch had
onderzocht, ontwierpen zij een empirische studie waarin studenten audio-opnames droegen
om het aantal gesproken woorden per dag te tellen.
Na analyse bleek dat het verschil tussen mannen en vrouwen minimaal was. Door de
resultaten te publiceren in het tijdschrift Science leverden Mehl en zijn collega’s niet alleen
een antwoord op hun vraag, maar droegen zij ook bij aan de wetenschappelijke discussie
over geslachtsverschillen in communicatie. Hun werk inspireerde vervolgonderzoek en
illustreerde zo de zelfcorrigerende aard van de wetenschappelijke cyclus.
Onderzoek dat voortkomt uit praktische problemen
Naast vragen uit theorie of observatie kunnen ook maatschappelijke of toegepaste
problemen aanleiding geven tot onderzoek. De auteurs noemen als voorbeeld de toename
van mobiele telefoongebruik tijdens het autorijden. Deze maatschappelijke ontwikkeling riep
de vraag op hoe telefoongebruik de rijvaardigheid beïnvloedt. Onderzoekers formuleerden
empirische vragen, ontwikkelden experimenten om afleiding te meten, en publiceerden hun
bevindingen. Vervolgens gebruikten beleidsmakers deze kennis om verkeersregels te
verbeteren. Dit voorbeeld laat zien hoe toegepaste kwesties de onderzoekscyclus kunnen
starten en hoe empirisch onderzoek op zijn beurt invloed kan hebben op beleid en praktijk.
De wederkerigheid van theorie en onderzoek
Het model maakt duidelijk dat theorie en onderzoek elkaar voortdurend beïnvloeden.
Theorieën helpen om onderzoeksvragen te formuleren en voorspellingen te doen.
Tegelijkertijd leveren onderzoeksresultaten bewijs dat theorieën ondersteunt, nuanceert of
weerlegt. Wanneer resultaten consistent zijn met theoretische verwachtingen, wordt de
theorie versterkt; wanneer ze dat niet zijn, moet de theorie worden aangepast of vervangen.
, Deze dynamiek tussen theorie en empirische toetsing is kenmerkend voor de psychologie als
wetenschap.
Samenvatting van de kernpunten
Wetenschappelijk onderzoek in de psychologie is een cyclisch proces waarin elke fase
voortvloeit uit en bijdraagt aan de volgende.
De belangrijkste fasen zijn: het formuleren van een onderzoeksvraag, het ontwerpen
van een studie, het verzamelen en analyseren van gegevens, het trekken van
conclusies, en het publiceren van resultaten.
Publicatie zorgt ervoor dat kennis publiek wordt, toetsbaar is en de basis vormt voor
nieuw onderzoek.
Onderzoeksvragen ontstaan uit observaties, praktische problemen of theoretische
kwesties, maar de bestaande literatuur blijft het uitgangspunt voor verfijning en
verantwoording.
Het voorbeeld van Mehl en collega’s over geslachtsverschillen in spraak toont hoe
een onderzoekscyclus werkt: van populaire aannames via empirische toetsing naar
nieuwe kennis.
Wetenschappelijk onderzoek is zelfcorrigerend en cumulatief: elk onderzoek vormt
een schakel in de voortdurende ontwikkeling van psychologische kennis
Finding a Research Topic (p. 28–35)
Wat is een goed onderzoeksonderwerp?
Een goed onderzoeksonderwerp in de psychologie is een onderwerp dat aansluit bij de
wetenschappelijke doelstellingen van de discipline: het moet bijdragen aan het beschrijven,
voorspellen of verklaren van gedrag of mentale processen. De auteurs benadrukken dat een
geschikt onderwerp zowel interessant als haalbaar moet zijn. Interessant betekent dat het
een vraag aanspreekt die relevant is binnen de psychologie, theoretisch betekenisvol is of
praktische implicaties heeft. Haalbaar verwijst naar de realistische beperkingen van tijd,
middelen, toegang tot deelnemers en ethische grenzen.
Een onderwerp moet bovendien empirisch onderzoek toelaten. Dat houdt in dat de vraag op
een systematische en observeerbare manier beantwoord kan worden. Filosofische of morele
kwesties kunnen waardevol zijn, maar zolang ze niet via empirische gegevens kunnen
worden onderzocht, vallen ze buiten het domein van wetenschappelijke psychologie.
Bronnen van onderzoeksideeën
De auteurs onderscheiden drie belangrijke bronnen waaruit onderzoeksideeën voortkomen:
informele observatie, praktische problemen en eerdere wetenschappelijke literatuur.
1. Informele observatie
Veel psychologisch onderzoek begint met eenvoudige observaties van gedrag in het
dagelijks leven. Psychologen zijn vaak nieuwsgierig naar alledaagse verschijnselen:
waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen, hoe zij beslissingen nemen
of hoe emoties hun handelen beïnvloeden. Zulke observaties leveren aanleiding tot
vragen die vervolgens systematisch onderzocht kunnen worden. Het voorbeeld wordt
gegeven van Matthias Mehl, die het populaire idee over de spraakzaamheid van
vrouwen tegenover mannen onderzocht.
2. Praktische problemen
Sommige onderzoeksvragen komen voort uit concrete maatschappelijke of