Management
Les 1: De grote lijnen
Inleiding
1 ding onthouden: Economie = sociale wetenschap
● economische inzichten ⇔ politiek-maatschappelijke visies
○ tijd van relatieve vrede en samenwerking wordt stilaan verandert en
samenwerkingen verlopen stroever
● gebaseerd op serie rivaliserende en veranderende denkkaders
● mens van vlees en bloed als fundament van theorieën
● resultante van dynamisch samenspel binnen institutioneel kader
= domein van economen en politici
Economie is geen exacte wetenschap
● niemand past perfect in een theorie
● Socio-economische context is veranderlijk
● Mensen zijn niet zuiver rationeel
● Mensen zijn onvoorspelbaar
Economie heeft meer raakvlakken met recht dan met wiskunde, maar bevat wel aspecten
die zich exact laten becijferen
● intresten en rendementen
● rapporteringen
● heffingen en taksen
● …
= domein van fiscalisten, boekhouders,... ⇒ economie is zoals de mens rationeel en
emotioneel tegelijk
Hoe defineer je economie?
“The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarse
means which have alternative uses” ~ L. Robbins
● schaarste: beperkte hoeveelheid middelen
● keuzeproblemen: veelheid aan
= Economisch probleem → economisch motief (hoe ga ik deze schaarste aanpakken?
oplossen van dit probleem is de drijfveer van menselijk handelen)
● micro-economie: economisch probleem analyseren op kleine schaal (gezin, bedrijf,
product,...)
● macro-economie: grote schaal (land, sector,...)
Analyseren adhv 3 kernbegrippen
● Behoeften
○ verlangens van de mens (onbegrensd, niet allen even fundamenteel)
○ vervulling door inzet schaarse middelen
1
, ○ verschillende zaken kunnen behoeften vervullen: substituten
○ Het nut van goederen is subjectief, en dus kan de prijs (waarde) varieren van
persoon tot persoon
○ economie oordeelt niet over de wenselijkheid van behoeften, en is neutraal
(beleid nodig?)
○ welvaart: mate waarin behoeften worden vervuld met schaarse middelen
○ welzijn: combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeftes
(trade-off)
productiefactoren: bronnen waarmee we deze behoeftes rechtstreeks of onrechtstreeks
kunnen vervullen
Arbeid Natuur Kapitaal
kwantitatief: demografie verschillende functies afgeleide van arbeid en
● input natuur
● ruimte
kwalitatief: vaardigheid ● recreatief indirecte behoeftevervulling
● afvalverwerkend
tijd: arbeidsduur resultaat van investeren
(spaaroverschot)
milieuverontreiniging/klimaat ook immaterieel: instituties
: natuur wordt schaars
Goederen
● gericht op behoeftevervulling
● zijn ook schaars, want worden gevormd uit schaarse productiefactoren
● duurzaam (meerdere gebruiken, bv auto) of niet-duurzaam (eenmalig gebruik)
● consumptiegoed: directe behoeftebevrediging
● investeringsgoed: indirecte behoeftensvervulling
○ Duurzame investeringsgoederen (=kapitaalgoederen): duurzaam van
karakter, vb machines
○ niet-duurzame investeringsgoederen: éénmalig in gebruik, vb printerinkt
● Finale goederen (eindproduct, vb kledij) of intermediare goederen (halffabrikanten,
vb stof)
Economie is samenspel tussen 3 soorten spelers (gezinnen, bedrijven en overheid)
Gezinnen bedrijven overheid
consumeren samenbrengen en vormt kader waarbinnen
vergoeden van bedrijven en gezinnen
bron van arbeid (loon) productiefactoren opereren (=instelling)
Binnen gezin veel creeren van toegevoegde collectie productie (vb
economische activiteit (vb waarde (winst) afvalophaling) en
koken en poetsen) die niet consumptie (vb publieke
2
, meegeteld wordt → belang bouwwerken)
van huishoudelijk werk voor
welvaart belastingen
Theorieën
(Hoe analyseert men doorheen de Westerse geschiedenis naar het economisch
vraagstuk?)
Context doet ertoe
economische stromingen
● resultaat van lange ontwikkeling
● conflicterende paradigmas
○ mensbeeld
○ rol overheid
○ methodieken
● sociaal-economische omstandigheden
● politiek-maatschappelijke stromingen
Mercantilisme & Fysiocratie
● - ca 1750
● voornaamste pre-klassieke denkrichtingen, maar niet de enige (vb Thomas van
Aquino)
● losse economische gedachten, geen autonome wetenschappelijke discipline
● telkens focus op 1 aspect
● product van AR
Mercantilisme
● obsessie met edele metalen (goud en zilver in eigen land houden)
● handelsbalans: zo weinig mogelijk van andere naties kopen, maximaal verkopen
● nationalisme/protectionisme
● Koloniaal (westers) systeem
● voedingsbodem voor oorlog en conflict
● Trump als hedendaagse exponent (tarrifs)
Fysiocratie
● obsessie met (landbouw)grond: natuur als basis voor rijkdom
● economische kringloop (cfr: bloedsomloop): 1e poging tot analytisch totaalmodel
● landbouw = productieve klasse
● handel & ambacht = steriele klasse
● vrije prijsvorming
● schaalvergroting en privebezit landbouwgronden
Klassieke school
● I used to rule the world
● eerste volwaardige economische theorie
3
, ○ Adam smith
○ Thomas Maltrus
○ David Ricardo
● individuele vrijheid & concurrentie: laisser-faire
● homo economicus: rationeel/optimaliserende mens
● lotsverbertering mensheid
● verlichting: einde AR
● industriële revolutie
● verder uitgebouwd in neoklassieke school
Adam Smith: Wealth of Nations (1776)
● startpunt economische wetenschap
● An inquiry into the nature and causes of the Wealth of Nations
● vandaag de norm binnen economische wetenschap
○ vrijhandel vs Mercantilisme
○ ambacht, handel en industrie vs fysiocratie
○ specialisatie en ruil
○ arbeidsverdeling
○ the invisible hand zorgt voor evenwicht
Neoklassieke school (1875-heden)
● Abstrageren klassieke theorieen
● integratie statistiek en wiskunde
● loskoppeling historisch-institutionele factoren
● modellen en voorspellingen
● Angelsaksisch
● Oostenrijkse school: rebel binnen neoklassieken
○ onzekerheid integreren
○ focus op grote lijnen
○ non-scientisme: kritisch staan tov modellen
Keynesiaanse school (1936-heden)
● John Mayard Keynes
● afwijzen van neoklassieke macro-economie
● Great depression & New Deal politics
● overheidsgeld als motor (anticyclisch budgetà
● belang van koopkracht: vraag-economie
● In jaren 70 uit gratie geraakt (in VS)
○ Milton Friedman zetten neoklassieke macro-economie weer op troon
○ aanbodeconomie vs vraageconomie
● In Europa nog steeds aanwezig
Marxistische school
● Karl Marx (communistisch anifest - 1854)
● ontstaan uit ontbering fabrieksarbeiders
● totalitaire visie op samenleving (alles collectief)
● slechts arbeid heeft waarde, handel niet
● afschaffing privébezit, centraal geleide economie
4
Les 1: De grote lijnen
Inleiding
1 ding onthouden: Economie = sociale wetenschap
● economische inzichten ⇔ politiek-maatschappelijke visies
○ tijd van relatieve vrede en samenwerking wordt stilaan verandert en
samenwerkingen verlopen stroever
● gebaseerd op serie rivaliserende en veranderende denkkaders
● mens van vlees en bloed als fundament van theorieën
● resultante van dynamisch samenspel binnen institutioneel kader
= domein van economen en politici
Economie is geen exacte wetenschap
● niemand past perfect in een theorie
● Socio-economische context is veranderlijk
● Mensen zijn niet zuiver rationeel
● Mensen zijn onvoorspelbaar
Economie heeft meer raakvlakken met recht dan met wiskunde, maar bevat wel aspecten
die zich exact laten becijferen
● intresten en rendementen
● rapporteringen
● heffingen en taksen
● …
= domein van fiscalisten, boekhouders,... ⇒ economie is zoals de mens rationeel en
emotioneel tegelijk
Hoe defineer je economie?
“The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarse
means which have alternative uses” ~ L. Robbins
● schaarste: beperkte hoeveelheid middelen
● keuzeproblemen: veelheid aan
= Economisch probleem → economisch motief (hoe ga ik deze schaarste aanpakken?
oplossen van dit probleem is de drijfveer van menselijk handelen)
● micro-economie: economisch probleem analyseren op kleine schaal (gezin, bedrijf,
product,...)
● macro-economie: grote schaal (land, sector,...)
Analyseren adhv 3 kernbegrippen
● Behoeften
○ verlangens van de mens (onbegrensd, niet allen even fundamenteel)
○ vervulling door inzet schaarse middelen
1
, ○ verschillende zaken kunnen behoeften vervullen: substituten
○ Het nut van goederen is subjectief, en dus kan de prijs (waarde) varieren van
persoon tot persoon
○ economie oordeelt niet over de wenselijkheid van behoeften, en is neutraal
(beleid nodig?)
○ welvaart: mate waarin behoeften worden vervuld met schaarse middelen
○ welzijn: combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeftes
(trade-off)
productiefactoren: bronnen waarmee we deze behoeftes rechtstreeks of onrechtstreeks
kunnen vervullen
Arbeid Natuur Kapitaal
kwantitatief: demografie verschillende functies afgeleide van arbeid en
● input natuur
● ruimte
kwalitatief: vaardigheid ● recreatief indirecte behoeftevervulling
● afvalverwerkend
tijd: arbeidsduur resultaat van investeren
(spaaroverschot)
milieuverontreiniging/klimaat ook immaterieel: instituties
: natuur wordt schaars
Goederen
● gericht op behoeftevervulling
● zijn ook schaars, want worden gevormd uit schaarse productiefactoren
● duurzaam (meerdere gebruiken, bv auto) of niet-duurzaam (eenmalig gebruik)
● consumptiegoed: directe behoeftebevrediging
● investeringsgoed: indirecte behoeftensvervulling
○ Duurzame investeringsgoederen (=kapitaalgoederen): duurzaam van
karakter, vb machines
○ niet-duurzame investeringsgoederen: éénmalig in gebruik, vb printerinkt
● Finale goederen (eindproduct, vb kledij) of intermediare goederen (halffabrikanten,
vb stof)
Economie is samenspel tussen 3 soorten spelers (gezinnen, bedrijven en overheid)
Gezinnen bedrijven overheid
consumeren samenbrengen en vormt kader waarbinnen
vergoeden van bedrijven en gezinnen
bron van arbeid (loon) productiefactoren opereren (=instelling)
Binnen gezin veel creeren van toegevoegde collectie productie (vb
economische activiteit (vb waarde (winst) afvalophaling) en
koken en poetsen) die niet consumptie (vb publieke
2
, meegeteld wordt → belang bouwwerken)
van huishoudelijk werk voor
welvaart belastingen
Theorieën
(Hoe analyseert men doorheen de Westerse geschiedenis naar het economisch
vraagstuk?)
Context doet ertoe
economische stromingen
● resultaat van lange ontwikkeling
● conflicterende paradigmas
○ mensbeeld
○ rol overheid
○ methodieken
● sociaal-economische omstandigheden
● politiek-maatschappelijke stromingen
Mercantilisme & Fysiocratie
● - ca 1750
● voornaamste pre-klassieke denkrichtingen, maar niet de enige (vb Thomas van
Aquino)
● losse economische gedachten, geen autonome wetenschappelijke discipline
● telkens focus op 1 aspect
● product van AR
Mercantilisme
● obsessie met edele metalen (goud en zilver in eigen land houden)
● handelsbalans: zo weinig mogelijk van andere naties kopen, maximaal verkopen
● nationalisme/protectionisme
● Koloniaal (westers) systeem
● voedingsbodem voor oorlog en conflict
● Trump als hedendaagse exponent (tarrifs)
Fysiocratie
● obsessie met (landbouw)grond: natuur als basis voor rijkdom
● economische kringloop (cfr: bloedsomloop): 1e poging tot analytisch totaalmodel
● landbouw = productieve klasse
● handel & ambacht = steriele klasse
● vrije prijsvorming
● schaalvergroting en privebezit landbouwgronden
Klassieke school
● I used to rule the world
● eerste volwaardige economische theorie
3
, ○ Adam smith
○ Thomas Maltrus
○ David Ricardo
● individuele vrijheid & concurrentie: laisser-faire
● homo economicus: rationeel/optimaliserende mens
● lotsverbertering mensheid
● verlichting: einde AR
● industriële revolutie
● verder uitgebouwd in neoklassieke school
Adam Smith: Wealth of Nations (1776)
● startpunt economische wetenschap
● An inquiry into the nature and causes of the Wealth of Nations
● vandaag de norm binnen economische wetenschap
○ vrijhandel vs Mercantilisme
○ ambacht, handel en industrie vs fysiocratie
○ specialisatie en ruil
○ arbeidsverdeling
○ the invisible hand zorgt voor evenwicht
Neoklassieke school (1875-heden)
● Abstrageren klassieke theorieen
● integratie statistiek en wiskunde
● loskoppeling historisch-institutionele factoren
● modellen en voorspellingen
● Angelsaksisch
● Oostenrijkse school: rebel binnen neoklassieken
○ onzekerheid integreren
○ focus op grote lijnen
○ non-scientisme: kritisch staan tov modellen
Keynesiaanse school (1936-heden)
● John Mayard Keynes
● afwijzen van neoklassieke macro-economie
● Great depression & New Deal politics
● overheidsgeld als motor (anticyclisch budgetà
● belang van koopkracht: vraag-economie
● In jaren 70 uit gratie geraakt (in VS)
○ Milton Friedman zetten neoklassieke macro-economie weer op troon
○ aanbodeconomie vs vraageconomie
● In Europa nog steeds aanwezig
Marxistische school
● Karl Marx (communistisch anifest - 1854)
● ontstaan uit ontbering fabrieksarbeiders
● totalitaire visie op samenleving (alles collectief)
● slechts arbeid heeft waarde, handel niet
● afschaffing privébezit, centraal geleide economie
4