1 De lagere schoolleeftijd
1.1 De 3 kenmerken van het concreet-operationeel denken kunnen bespreken.
piaget
Concreet-operationele fase (lagere school)
Ontdekken van de samenhang tussen gebeurtenissen door situaties die men zich concreet kan voorstellen.
Denkontwikkeling: van pre-operationeel naar concreet-operationeel denken
a) Belang bij het verwerven van schoolrijpheid
b) Oordelen o.b.v. niet-uiterlijk waarneembare
cfr. Conservatienotie van hoeveelheden
c) Denkoperaties verbonden aan concrete ervaringswereld van het kind
d) Onderscheid tussen fantasie en realiteit: voorkeur voor dingen die echt (kunnen) zijn
cfr. Verhalen met realistische elementen, magische denken maar omwille van subjectieve ervaring
en gevoelens die ermee gepaard gaan
1.1.1 Omkeerbaarheid
Kan zich voorstellen hoe gebeurtenissen omgekeerd kan verlopen.
Uitgevoerde handelingen in gedachten weer terugdraaien tot de beginsituatie.
Van mentale (complementaire) bewerkingen: Vb.: 6+4 = 10 en 10-4 = 6
Sociaal-emotioneel speelt in omkeerbaarheid ook een rol:
Het vermogen om zich in de gedachten van anderen te verplaatsen
Sociale situaties op cognitief vlak begrijpen op een complexe wijze.
1.1.2 Ordenen
In staat tot meer ingewikkelde vormen van ordenen
Classificeren
Houdt in dat het kind kan ordenen volgens twee ordeningsprincipes tegelijkertijd:
Vorm en kleur
Serieel ordenen: in stijgende of dalende lijn ordenen van meerdere objecten
Volgens lengte ordenen: van klein naar groot, van groot naar klein
1.1.3 Conservatie
Van hoeveelheid, lengte, gewicht, volume… Ordenen
Ontdekken dat uiterlijke veranderingen aan een object
Vaak geen invloed heeft op de hoeveelheid, lengte, oppervlakte, gewicht, volume (hoog/laag glas)
Vb.: Als je een hoog glas water overgiet naar een laag maar breed glas dan zijn de kinderen in staat
om te zien en te weten dat er evenveel water zit in beide glazen.
1.2 Dynamisch affectieve ontwikkeling
1.2.1 Freud noemt de fase van het schoolkind de latentiefase:
Seksuele ontwikkeling wordt gestimuleerd
Aandacht voor het zinnelijk-lichamelijke verschuift naar de achtergrond.
Schoolkinderen gaan eigen lichaam, en dat van de andere sekse verkennen.
Door dat de aandacht wat afgeleid worde van het lichamelijk naar het mentale, maakt dat er meer energie
vrijkomt voor ontwikkeling op andere domeinen
In de ontwikkelingspsychologie wordt dit duidelijk verwoord door erikson die in de lagere schoolleeftijd de
tegenstelling vlijt en minderwaardigheid centraal stelt.
1.2.2 Het schoolkind wordt productief:
Kennis en vaardigheden van de cultuur eigen zien te maken
Positieve pool:
Vlijt ontwikkelen en het gevoel van competentie ervaren
Ervaren dat ze in staat zijn om op een positieve wijze iets bij kunnen dragen tot de wereld buiten
zichzelf. Door gebruik van eigen werkkracht en eigen persoonlijke waarde
, Minderwaardigheid:
Wanneer ze het gevoel hebben dat ze op geen enkele wijze waardevol kunnen bijdragen
Treedt er een ervaring op van mislukkeling en soms gaan ze zich minderwaardig voelen.
1.3 Geef de 2 belangrijke ontwikkelingslijnen:
1.3.1 Schoolse vaardigheden:
Rekenen, schrijven, lezen
Focus op mentale: ontwikkeling van het denken, schoolse leren
Erikson: constructiviteit, productiviteit, vaardigheid-minderwaardigheid
Mogelijke problemen op school:
a) Leerproblemen
b) Zondebok-pestproblematiek
c) Faalangst
d) Schoolfobie
Productiviteit:
Kennis en vaardigheden van de cultuur eigen maken en daarin een gevoel van competentie ervaren
Competentie
Het gevoel op een positieve wijze bij te dragen aan en tot de wereld buiten zichzelf, door gebruik te maken
van eigen werkkracht en eigen persoonlijke waarde.
Minderwaardigheid:
Geen waardevolle bijdrage kunnen leveren (mislukking)
1.3.2 Sociale vaardigheden
Aanvaard worden, bij een groep te horen:
Toename in sociale perspectief name
Leren beter relationele conflicten op te lossen
Toename in empathie
Toenemende vaardigheid om de gepastheid van emotionele reacties in een sociale situatie te bepalen
Fysieke agressie neemt af- vnl. verbale en relationele agressie tussen leeftijdsgenoten
1.4 Welke 2 domeinen kunnen het competentiegevoel bij het lagereschoolkind
het meest van al doen omslaan in een gevoel van minderwaardigheid? (Zie
2.)
1.4.1 Leervaardigheden:
Presteren, leren en taken afmaken.
Steun en motivatie van ouders en leerkrachten heel belangrijk.
Kind leert taken op zich nemen, af te werken, gestructureerd te werken en kan soms erg lijden onder
gevoelens van minderwaardigheid wanneer het daarbij moeilijkheden ondervindt.
Biologische factoren (vb. dyslexie, dyscalculie, …) kunnen deze situatie in de hand werken.
1.4.2 Sociale vaardigheden:
Leeftijdgenootjes in de lagere school zeer belangrijk.
Vormen hierdoor nieuwe opvattingen over zichzelf.
Oefening in aanleren van passende omgangsvormen.
Zowel relatie met ouders als met leeftijdsgenoten draagt bij tot sociale groei van het kind.
Deel uitmaken van groep en neiging tot conformiteit worden in toenemende mate belangrijk.
Minderwaardig: sociaal emotionele factoren (vb. moeilijke aansluiting vinden in grotere sociale
gehelen zoals vriendengroepjes) of psychologische factoren (vb. depressief zelfbeeld) negatieve
manier om informatie te verwerken.
Een door hevig temperament gestuurde impulsieve manier van omgaan met spanning in verband
met leerproces en de dynamiek in de vriendengroep. Spelen apart of samen een rol in het feit dat
het kind zich niet goed in zijn vel voelt en symptomen gaat vertonen.
, Schoolkind wordt “productief” – kennis en vaardigheden van cultuur eigen zien te maken
Positieve pool: vlijt ontwikkelen en gevoel van competentie ervaren
Ervaring dat het in staat is op positieve wijze iets bij te dragen aan de wereld buiten zichzelf door
eigen werkkracht en eigen persoonlijke waarde
Negatieve pool: geen ervaring van mislukking
Geen ervaring voor waardevolle bijdrage – gevaar zich minderwaardig te gaan voelen
Steun vereist van belangstellende volwassen zoals ouders, leraars, jeugdbeweging, trainers, enz.
1.5 Geef de fasen in de latentietijd
3 fasen: Versch. ontwikkelingsstappen met telkens belevingen van eenzaamheid, fragmentatie en verwarring
1.5.1 Klassieke psychoanalytische literatuur:
Latentie= periode van rust
Fase van emotioneel evenwicht: aandacht voor lichamelijke verschuift naar de achtergrond-latente
aanwezigheid van seksualiteit
Vorming van stabiel, flexibele latentiestructuur
Zelfstandiger tov ouders
Focus op school, clubjes en leeftijdsgenoten
Ruimte voor cognitieve en sociale ontwikkelingstaken
1.5.2 Sarnoff:
Latentie= een min of meer subjectieve psychologische toestand met bijhorende mentale instelling, gedrag
en vaardigheden: kind is kalm, plooibaar en in staat om te leren.
wachttijd tussen de vroegkinderlijke tijd (0-6j) en de puberteit.
MAAR: de belevingswereld is allerminst rustig:
Blijft latent aanwezig
Het driftleven wordt in grote mate verdrongen
1.5.3 Vroege latentie (6-8 jaar)
Neurobiologische ontwikkelingen:
↑ zichzelf reguleren
Operationele denken: logisch denken↑
Latentiestructuur: infantiele seksualiteit en de magische belevingswereld worden weggedrukt (betrekkelijke
rust)
Belevingswereld wordt groter, beweeglijker en er zijn meer perspectieven mogelijk (terwijl men toch
dezelfde kan blijven)
+/- 6 jr.:
Veranderende kijk op zichzelf en de wereld
Meer zelfbewust en zich willen onderscheiden van anderen
Eigen subjectiviteit waarnemen
Infantiele amnesie:
= vertrouwde gemoedstoestanden en affectieve beelden minder goed en vanzelfsprekend
toegankelijk
Gevoelens van vervreemding, schaamte, overspoeling, overprikkeling en angst
Groei van bewustwording vaak gepaard met opstandigheid, heftige zelfverwijten
Crisis van de latentie:
De verinnerlijking brengt schaamte en angst met zich mee die moeilijk te verdragen zijn en
uitgevochten worden met de buitenwereld.
1.5.4 Echte latentie (8-10 jaar)
Nadenken over verband mentale processen en handelingen
In een ander verplaatsen – perspectief van de ander
Meer besef van factor tijd, heden, verleden en toekomst
Beeld van zichzelf in het verleden kunnen vormen en vasthouden
Besef dat hij stapje voor stapje moet leren om groot te worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ElineAD. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.07. You're not tied to anything after your purchase.