100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Medische Biologie BS3 $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting Medische Biologie BS3

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document zijn alle kennisclips samengevat met aanvulling vanuit het boek. Alles is duidelijk beschreven! Door mijn samenvattingen van vorige periode heb ik een dikke voldoende gehaald. Door deze samenvatting te leren en door opdrachten te maken zou je dus een voldoende moeten kunnen halen :)

Preview 4 out of 32  pages

  • April 11, 2024
  • 32
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Medische biologie

Week 1: Gezonde voeding

Kennisclip: de maag

Functies ventriculus/gaster (maag)
- Tijdelijke opslag van voedsel
- Mechanische vertering  sterke musculatuur nodig
- Chemische afbraak (eiwitten)
- Doden van ziektekiemen door lage PH
- Productie van intrinsieke factor  zorgt ervoor dat vitamine B12 kan worden
opgenomen door de darmwand

Sterke musculatuur
- Longitudinale laag
- Circulaire laag
- Schuine laag

Chymus: ontstaat in de maag wanneer maagsap en speeksel met het voedsel worden
gemengd.

Delen van de maag
- Cardia: verbindt de oesophagus en de maag
- Fundus: uitpuilende gedeelte boven de cardia
- Corpus: grote deel tussen de fundus en de bocht van de J
- Pylorus: verbindt de maag met het duodenum
 Pylorussfincter regelt het open- en dichtgaan an de uitgang van de maag
 In ontspannen toestand bevat de bekleding van de maag talrijke rugae (randen en
plooien)

Omentum majus: een grote plooi van het dorsale mesenterium van de maag dat voor de
darmen hangt
Omentum minus: een kleine buidel in het mesenterium die de curvatura minor van de maag
met de lever verbindt

Wat wordt afgegeven in de maag
- Pariëtale cellen in de maagsapklieren geven de intrinsieke factor en zoutzuur af
- Zymogene cellen geven pepsinogeen af dat in de holte van de maag door zuren in het
enzym pepsine wordt omgezet
- G-cellen in de maagwand geven het hormoon gastrine af

,Activiteit maag
1. Cefalische fase: maagsapafgifte ter voorbereiding
2. Gastrische fase: knedende bewegingen, extra maagsapafgifte en sterke daling vd PH
3. Intestinale fase: kleine beetjes van de chymus gaan door de pylorus (maagportier)
naar het duodenum (twaalfvingerige darm), activiteit van de maag neemt af
- Kleine beetjes tegelijk, omdat het duodenum niet goed tegen zuur kan  chymus
wordt geneutraliseerd door spijsverteringssappen van de alvleesklier

Kennisclip: dunne en dikke darm

Dunne darm: belangrijk voor de resorptie van voedingsstoffen
- Duodenum (twaalfvingerige darm)  retroperitoneaal
- Jejunum (nuchtere darm)  belangrijkste deel
- Ileum (kronkeldarm)  langste deel
 Valva ileocaecalis (kringspier) markeert de overgang van de ileum naar de blindedarm

Enterogastrische en gastro-ileale reflex  sturen uitgebreide peristaltische activiteiten aan

Submucosale klieren: geven een basisch slijm af waardoor de zuren in de chymus worden
geneutraliseerd
- In het duodenum

Oppervlakte dunne darm (groot!)
- Plicae circulares (darmplooien)
- Villi (darmvlokken) dat verder uit microvilli bestaat
 Capillaire netwerk: afvoeren van voedingsstoffen naar de lever via de
poortader + opnemen zuurstof
 Chylusvat: lymfecapillair dat stoffen vervoert die niet door het capillair
kunnen worden opgenomen

Verteringssappen dunne darm
- Darmsap: bevochtigt de chymus, neutraliseert zuren en lost verteringsenzymen en
verteringsproducten op
- Pancreassap vanuit de alvleesklier
- Gal vanuit de lever dat wordt opgeslagen in de galblaas

Dikke darm: belangrijk bij het onttrekken van vocht, productie van vitamine K door bacteriën
en de opslag van feces (ontlasting) in voorname de endeldarm
- Cecum (blindedarm)
- Appendix vermiforme (wormvormig aanhangsel blindedarm)  bevat lymfoïd
weefsel en maakt deel uit van het lymfestelsel
- Colon ascendens: opstijgende deel
- Colon transversum: dwarslopende deel
- Colon decendens: afdalende deel
- Colon sigmoideum: s vormige deel
- Rectum (endeldarm)
- Anus

,Colon heeft een dunnere wand dan de dunne dam
- Wand bestaat uit haustra (uitstulpingen) en taeniae coli (drielangwerpige stroken van
spierweefsel)

Dikke darm neemt water en andere stoffen op zoals vitaminen, organische afvalstoffen,
galzure zouten en gifstoffen
- Bacteriën die in de dikke dar, verblijven zijn verantwoordelijk voor flatus (darmgas)
Defecatiereflex (ontlastingsreflex)  twee sluitspieren belangrijk
- M. Sphincter ani internus
- M. Sphincter ani externus
 Bij aandrang trekt het rectum samen en ontspant de internus. De externus kan je
controleren en bewust ontspannen op het toilet.

Hormonen spijsverteringskanaal
- Gastrine  maag en duodenum om eiwitten te verteren
- Secretine  duodenum om de PH te neutraliseren
- Cholecytokinine (CCK)  duodenum om samentrekking van galblaas en afgifte van
enzymen door de endocriene pancreas te stimuleren
- Gastric inhibitory peptie (GIP)  duodenum om de alvleesklier te stimuleren om
insuline te maken

Kennisclip: histologie spijsverteringskanaal

Functies gastro-intestinale kanaal/ tractus digestivus (spijsverteringsstelsel)
- Ingestie: het consumeren via de mond
- Mechanische verwerking: vaste voedingsmiddelen soepeler maken en het
oppervlakte vergroten door bijvoorbeeld kauwen
- Vertering: chemische afbraak van voedsel zodat die door het dekweefsel van het
spijsverteringskanaal kunnen worden opgenomen
- Secretie: afgifte van water, zuren, enzymen, zouten en buffers door het epitheel van
het spijsverteringskanaal en de bijbehorende organen
- Opname: de verplaatsing van kleine organische moleculen door het dekweefsel van
het spijsverteringskanaal naar de interstitiële vloeistof rond het spijsverteringskanaal
- Defecatie: verwijderen van afval uit het lichaam

Segmentatiebewegingen: bewegingen waardoor de bolus wordt gekneed en verkleind
- In de dunne darm
- Geen vast patroon dus geen vaste richting

Histologie = weefselleer

, Weefsel spijsverteringskanaal
1. Mucosa (binnenbekleding)
- Slijmvlieslaag: bevochtigt door klieren uit de lamina propria
- Lamina propria: los bindweefsel
- Muscularis mucosa: zorgt ervoor dat de villi kunnen bewegen (glad spierweefsel)
 Veel plicae circulares (plooien) om het opname oppervlak te vergroten
 In het duodenum villi (darmvlokken) om het opname oppervlak extra te vergroten
2. Submucosa
- Bloedvaten: nodig om zuurstof te brengen en om voedingsstoffen af te geven
- Lymfevaten: nodig om vetten te kunnen opnemen
- Meissnerplexus (zenuwweefsel): nodig om het gladde spierweefsel te laten bewegen
+ reguleert de klierproductie van spijsverteringsklieren
3. Muscularis externa (spierlaag)
- Kringspieren en lengtespieren  brengen stoffen in beweging
- Plexus myentericus (zenuwvezel): zorgen ervoor dat de spierlagen worden
aangestuurd
4. Serosa (viscerale peritoneum): het vlies dat de darm bedekt en op zijn plek houdt
 Is op sommige plekken gebonden aan het pariëtale peritoneum (bekleed de
binnenwand van de buikholte); zorgt ervoor dat er banden worden gecreëerd
(mesenteria) waar de darmen worden opgehangen en dus op hun plek blijven
 Alleen serosa in de buikholte, anders een adventitia (vezelige buitenlaag)

Kennisclip: spijsverteringsenzymen

Vertering en opname van koolhydraten tot monosachariden
1. Mond  amylase
- Complexe koolhydraten tot di- en trisachariden
- Na twee uur door maagzuur gedeactiveerd
2. Pancreas  amylase (komt vrij in het duodenum)
- Breekt overige koolhydraten af tot kleinere moleculen
3. Dunne darm  maltase, sucrase, lactase
- Zet di- en trisacharide om tot monosacharide
 Opname in het bloed door gefaciliteerde diffusie of co-transport in darmepitheel

Vertering en opname van vetten tot micellen
1. Mond  linguale lipase
- Breekt een deel van de vetmoleculen gedeeltelijk af
2. Hepar (lever)  galzure zouten
- Emulgeren van het vet zodat enzymen er beter bij kunnen
3. Pancreas  lipase (komt vrij in het duodenum)
- Micellen (onderdelen vet + galzure zouten) worden gevormd
 Opname via darmepitheel, waarna nieuwe triglyceriden worden gevormd die worden
bekleed met eiwitten (chylomicronen)
 Chylomicronen kunnen diffunderen in chylusvaten (lymfevaten) waarna het
uiteindelijk in het bloed terechtkomt

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller felinevegt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47
  • (0)
  Add to cart