Deel 1: Genetica
Thema 1: Chromosomale mechanismen van overerving
1. Mendeliaanse overerving
= overerving van genen waarvan de allelen op aparte homologe
chromosomenparen gelegen zijn.
● erfelijke kenmerken = kenmerken die worden doorgegeven door de ouders aan hun
kinderen (ook bij planten en dieren)
● overerving = het overgaan van kenmerken van de ene generatie naar de andere
● erfelijkheidsleer / genetica = de wetenschap die de overerving bestudeert
1.1. Kruisingen met erwtenplanten
● kruising = als 2 organismen die een of meer kenmerken van elkaar
verschillen, zich geslachtelijk voortplanten.
● Gregor Mendel (19e eeuw):
○ voerde experimenten uit:
■ kruisingen
■ verschillende erwtenrassen (Pisum sativum)
● overervingswetten = mendeliaanse overerving → vaststellingen werden
bevestigd door anderen
● erwten makkelijk om te onderzoeken:
○ veel nakomelingen
○ duidelijke kenmerken
○ zelf-en kruisbestuiving
○ Mendel gebruikte zaadvaste planten (= 1 bepaald kenmerk komt altijd
voor)
1.2. Monohybride kruisingen
= 1 kenmerk bekijken
1.2.1. Monohybride kruisingen met dominante overerving
● experiment:
○ P: ouders: plant met gele zaden x plant met groene zaden
○ F1: 1e generatie: allemaal gele zaden => gele zaden is dominant
○ F2: 2e generatie (na zelfbestuiving 1e): ¾ gele zaden en ¼
groene zaden
○ dominant: gele zaden
○ recessief: groene zaden
○ 3:1-verhouding
, 1.2.2. Interpretatie van de resultaten: splitsingswet (segregatiewet)
● ieder kenmerk (bv. zaadkleur) wordt bepaald door 2 erffactoren
● gameten hebben 1 erffactor
● zygote: combinatie van 2 erffactoren
● erffactor = gen
● vormen van een gen = allelen
● Splitsingswet van Mendel (segregatiewet)
= erffactoren komen in paren voor. Bij de vorming van de gameten
worden de paren van erffactoren gescheiden, gesplitst en bij de
vorming van de zygote worden nieuwe combinaties van twee
erffactoren gevormd.
1.2.3. Symbolische voorstelling van het kruisingsexperiment van Mendel
● Afspraken:
○ erfelijk kenmerk (of erffactor) (=gen) → zelfgekozen letter
■ dominante vorm (= dominante allel) → hoofdletter
■ recessieve vorm (= recessieve allel) → zelfde kleine
letter
○ gen → 2 allelen (2 letters per gen)
○ P = oudergeneratie of generatie waar kruising start
○ F1 = eerste generatie nakomelingen
○ F2 = tweede generatie nakomelingen (bij Mendel door
zelfbestuiving F1)
Thema 1: Chromosomale mechanismen van overerving
1. Mendeliaanse overerving
= overerving van genen waarvan de allelen op aparte homologe
chromosomenparen gelegen zijn.
● erfelijke kenmerken = kenmerken die worden doorgegeven door de ouders aan hun
kinderen (ook bij planten en dieren)
● overerving = het overgaan van kenmerken van de ene generatie naar de andere
● erfelijkheidsleer / genetica = de wetenschap die de overerving bestudeert
1.1. Kruisingen met erwtenplanten
● kruising = als 2 organismen die een of meer kenmerken van elkaar
verschillen, zich geslachtelijk voortplanten.
● Gregor Mendel (19e eeuw):
○ voerde experimenten uit:
■ kruisingen
■ verschillende erwtenrassen (Pisum sativum)
● overervingswetten = mendeliaanse overerving → vaststellingen werden
bevestigd door anderen
● erwten makkelijk om te onderzoeken:
○ veel nakomelingen
○ duidelijke kenmerken
○ zelf-en kruisbestuiving
○ Mendel gebruikte zaadvaste planten (= 1 bepaald kenmerk komt altijd
voor)
1.2. Monohybride kruisingen
= 1 kenmerk bekijken
1.2.1. Monohybride kruisingen met dominante overerving
● experiment:
○ P: ouders: plant met gele zaden x plant met groene zaden
○ F1: 1e generatie: allemaal gele zaden => gele zaden is dominant
○ F2: 2e generatie (na zelfbestuiving 1e): ¾ gele zaden en ¼
groene zaden
○ dominant: gele zaden
○ recessief: groene zaden
○ 3:1-verhouding
, 1.2.2. Interpretatie van de resultaten: splitsingswet (segregatiewet)
● ieder kenmerk (bv. zaadkleur) wordt bepaald door 2 erffactoren
● gameten hebben 1 erffactor
● zygote: combinatie van 2 erffactoren
● erffactor = gen
● vormen van een gen = allelen
● Splitsingswet van Mendel (segregatiewet)
= erffactoren komen in paren voor. Bij de vorming van de gameten
worden de paren van erffactoren gescheiden, gesplitst en bij de
vorming van de zygote worden nieuwe combinaties van twee
erffactoren gevormd.
1.2.3. Symbolische voorstelling van het kruisingsexperiment van Mendel
● Afspraken:
○ erfelijk kenmerk (of erffactor) (=gen) → zelfgekozen letter
■ dominante vorm (= dominante allel) → hoofdletter
■ recessieve vorm (= recessieve allel) → zelfde kleine
letter
○ gen → 2 allelen (2 letters per gen)
○ P = oudergeneratie of generatie waar kruising start
○ F1 = eerste generatie nakomelingen
○ F2 = tweede generatie nakomelingen (bij Mendel door
zelfbestuiving F1)