DOCUMENTATIEMAP CONSTRUCTIETECHNIEKEN
TRAPPEN
een trap = construc-edeel dat ver-cale circula-e mogelijk maakt
func-oneel à naar boven en beneden gaan
ruimtelijk = vorm van dynamiek
terminologie
Traphoogte Verdiepingshoogte, de ver-cale afstand van afgewerkte vloer tot
afgewerkte vloer
Traplengte of val De horizontale afstand op plan gemeten van de eerste trede tot em
met de laatste trede (het welstuk)
Vrije hoogte De afstand die moet gevrijwaard blijven tussen de voorkant van een
trede en de onderkant van de verdiepingsvloer
Vrije hoogte bepaalt de insprong Hoe ver de verdiepingshoogte boven de trap kan uitsteken
Optrede De ver-cale afstand tussen twee opeenvolgende tredevlakken
Aantrede De horizontale afstand tussen de neus (of het stootbord) van twee
opeenvolgende traptreden, gemeten van de looplijn
Traphelling Wordt bepaald door de optrede en aantrede
Tredevlak / trede Het stuk van de trap waar je je voet op zet (= aantrede + neus)
Een trede kan recht of verdreven zijn. Een rechte trede is
rechthoekig. Een verdreven trede heeF een smalle en een bredere
kant (hierdoor kan een trap draaien en/of de trap gemakkelijker
belopen)
, Stootbord Is het ver-cale verbindingsstuk tussen twee opeenvolgende treden.
Door middel van tegentreden/ stootborden sluit men de openingen
tussen de treden en bekomt men een gesloten trap
à trap zonder tegentreden/ stootborden = open trap
Welstuk De laatste trede van de trap die moet aansluiten op het bordes of op
de verdiepingsvloer (typisch 7 cm)
Trapneus Oppervlakte vooraan de trede die in bovenaanzicht overlapt. De
neus is ideaal bij een grooKe van 5 cm
Trapbomen Hellende delen van de trap, die de treden dragen. De trapboom kan
zowel centraal geplaatst worden als aan de buitenzijden
Bordes / palier Horizontaal loopvlak waardoor de trap onderbroken wordt.
Een palier wordt meestal geplaatst waar de trap van rich-ng
veranderd. Bij een extreem lange trap wordt een palier/ bordes
voorzien om even uit te rusten
De insprong De horizontale afstand tussen het begin van de trap en het trapgat
TRAPPEN
een trap = construc-edeel dat ver-cale circula-e mogelijk maakt
func-oneel à naar boven en beneden gaan
ruimtelijk = vorm van dynamiek
terminologie
Traphoogte Verdiepingshoogte, de ver-cale afstand van afgewerkte vloer tot
afgewerkte vloer
Traplengte of val De horizontale afstand op plan gemeten van de eerste trede tot em
met de laatste trede (het welstuk)
Vrije hoogte De afstand die moet gevrijwaard blijven tussen de voorkant van een
trede en de onderkant van de verdiepingsvloer
Vrije hoogte bepaalt de insprong Hoe ver de verdiepingshoogte boven de trap kan uitsteken
Optrede De ver-cale afstand tussen twee opeenvolgende tredevlakken
Aantrede De horizontale afstand tussen de neus (of het stootbord) van twee
opeenvolgende traptreden, gemeten van de looplijn
Traphelling Wordt bepaald door de optrede en aantrede
Tredevlak / trede Het stuk van de trap waar je je voet op zet (= aantrede + neus)
Een trede kan recht of verdreven zijn. Een rechte trede is
rechthoekig. Een verdreven trede heeF een smalle en een bredere
kant (hierdoor kan een trap draaien en/of de trap gemakkelijker
belopen)
, Stootbord Is het ver-cale verbindingsstuk tussen twee opeenvolgende treden.
Door middel van tegentreden/ stootborden sluit men de openingen
tussen de treden en bekomt men een gesloten trap
à trap zonder tegentreden/ stootborden = open trap
Welstuk De laatste trede van de trap die moet aansluiten op het bordes of op
de verdiepingsvloer (typisch 7 cm)
Trapneus Oppervlakte vooraan de trede die in bovenaanzicht overlapt. De
neus is ideaal bij een grooKe van 5 cm
Trapbomen Hellende delen van de trap, die de treden dragen. De trapboom kan
zowel centraal geplaatst worden als aan de buitenzijden
Bordes / palier Horizontaal loopvlak waardoor de trap onderbroken wordt.
Een palier wordt meestal geplaatst waar de trap van rich-ng
veranderd. Bij een extreem lange trap wordt een palier/ bordes
voorzien om even uit te rusten
De insprong De horizontale afstand tussen het begin van de trap en het trapgat