GETALLENKENNIS:
NATUURLIJKE GETALLEN (P218-
227)
Mogelijke examenvraag:
Getallen zijn opgebouwd volgens het tiendelig talstelsel: op welke manier breng jij dit aan, rekening houdende
met de principes van goed wiskundeonderwijs gelinkt aan de didactische principes?
CONCREET – SCHEMATISCH – ABSTRACT (CSA-MODEL)
ABSTRACTE FASE
TRIPLE CODE MODEL
Het is belangrijk om eenzelfde oefening eerst concreet en daarna schematisch voor te stellen. E abstracte
notatie toon je zowel bij de concrete als bij de schematische fase zodat je de transfer van C en S naar A
bevordert. Deze 3 fasen komen aan bod bij de aanbreng van een bewerking tijdens hetzelfde aanleermoment.
Dit mode geldt dus evenzeer voor:
Getalbegrip: 25 als getal (symbool) zijn 2 staven van 10 en 5 eenheden in MAB voorgesteld, maar
evengoed de hoeveelheid 25 koekjes als de verwoording vijfentwintig
Breuken: ¼ als symbool is als verwoording ‘één van de 4 gelijke delen of 1 vierde’, maar ook een aantal
in 4 gelijke delen verdeeld en daarvan 1 deel en evengoed een taart in 4 gelijke delen, waarvan je 1
deel aanduidt (hoeveelheid)
1
, Aantal/hoeveelheid
Woord
Symbool (abstract niveau)
Symbool
EXAMEN:
Geef vanuit elke invalshoek (dit zijn 3 oefeningen: vanuit woord, symbool, aantal/hoeveelheid) een geschikte
oefening om het getal 325 correct te oefenen.
FUNCTIES VAN GETALLEN
1. Het getal als hoeveelheid
VB: er liggen 5 bekers op tafel
-> Dit leer je lln door eerst te classificeren: het sorteren van voorwerpen op basis van een kwalitatieve
vergelijking volgens een of meer kenmerken
-> Speelgoed kan je sorteren op kleur, op grootte, op vorm,..
Akoestisch tellen: liedje: 1 2 3 4 hoedje van, nog geen besef wat dit met inhouden te maken heeft
Synchroon tellen: vinger erbij leggen, tellen gebeurt met het aanwijzen of het kijken naar de voorwerp
Resultatief tellen: tellen met de bedoeling dat ik weet hoeveel ik geteld heb
Subitizing: kleine hoeveelheden in één oogopslag zien, visueel herkennen kleine aantallen (bij kleuters tot 5
-> getalbeelden (model)
2
NATUURLIJKE GETALLEN (P218-
227)
Mogelijke examenvraag:
Getallen zijn opgebouwd volgens het tiendelig talstelsel: op welke manier breng jij dit aan, rekening houdende
met de principes van goed wiskundeonderwijs gelinkt aan de didactische principes?
CONCREET – SCHEMATISCH – ABSTRACT (CSA-MODEL)
ABSTRACTE FASE
TRIPLE CODE MODEL
Het is belangrijk om eenzelfde oefening eerst concreet en daarna schematisch voor te stellen. E abstracte
notatie toon je zowel bij de concrete als bij de schematische fase zodat je de transfer van C en S naar A
bevordert. Deze 3 fasen komen aan bod bij de aanbreng van een bewerking tijdens hetzelfde aanleermoment.
Dit mode geldt dus evenzeer voor:
Getalbegrip: 25 als getal (symbool) zijn 2 staven van 10 en 5 eenheden in MAB voorgesteld, maar
evengoed de hoeveelheid 25 koekjes als de verwoording vijfentwintig
Breuken: ¼ als symbool is als verwoording ‘één van de 4 gelijke delen of 1 vierde’, maar ook een aantal
in 4 gelijke delen verdeeld en daarvan 1 deel en evengoed een taart in 4 gelijke delen, waarvan je 1
deel aanduidt (hoeveelheid)
1
, Aantal/hoeveelheid
Woord
Symbool (abstract niveau)
Symbool
EXAMEN:
Geef vanuit elke invalshoek (dit zijn 3 oefeningen: vanuit woord, symbool, aantal/hoeveelheid) een geschikte
oefening om het getal 325 correct te oefenen.
FUNCTIES VAN GETALLEN
1. Het getal als hoeveelheid
VB: er liggen 5 bekers op tafel
-> Dit leer je lln door eerst te classificeren: het sorteren van voorwerpen op basis van een kwalitatieve
vergelijking volgens een of meer kenmerken
-> Speelgoed kan je sorteren op kleur, op grootte, op vorm,..
Akoestisch tellen: liedje: 1 2 3 4 hoedje van, nog geen besef wat dit met inhouden te maken heeft
Synchroon tellen: vinger erbij leggen, tellen gebeurt met het aanwijzen of het kijken naar de voorwerp
Resultatief tellen: tellen met de bedoeling dat ik weet hoeveel ik geteld heb
Subitizing: kleine hoeveelheden in één oogopslag zien, visueel herkennen kleine aantallen (bij kleuters tot 5
-> getalbeelden (model)
2