100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefentoets blok 3.3 Pain $5.74   Add to cart

Exam (elaborations)

Oefentoets blok 3.3 Pain

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Bevat 65 vragen: minimaal 10 per probleem en voor de lectures. De meeste antwoorden worden gegeven met een duidelijke uitleg. Is erg representatief voor het tentamen.

Preview 3 out of 18  pages

  • December 14, 2022
  • 18
  • 2022/2023
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Oefentoets blok 3.3 Pain


Probleem 1
Vraag 1
Wat is de overeenkomst tussen pijn en nociceptie?
A. Ze hebben geen overeenkomsten.
B. Ze bevatten beide het emotionele component.
C. Ze bevatten beide het sensorische component.
D. Ze bevatten beide zowel het emotionele als het sensorische component.

Vraag 2
Vul in wat er op de puntjes hoort:
..1..-vezels sturen informatie door over acute en gelokaliseerde pijn met hoge snelheid en
zorgen voor de eerste prikkende pijn. ..2..-vezels sturen informatie door over verspreide pijn
op lagere snelheid en zorgen voor de tweede doffe pijn.
A. 1 = Aδ, 2 = C.
B. 1 = C, 2 = Aδ.
C. 1 = B, 2 = Tδ.
D. 1 = Tδ, 2 = B.

Vraag 3
Welke van de volgende stellingen is niet waar?
A. Nociceptie kan niet voorkomen zonder pijn.
B. Pijn kan voorkomen zonder nociceptie.
C. Pijn en emotie hebben beide een adaptieve waarde.
D. Pijn bestaat uit drie netwerken: de proximal, dorsal en contralateral pain networks.

Vraag 4
Welk van de onderstaande stellingen is/zijn waar?
I: De S1 en S2 zijn voor de perceptie (pleasant vs. unpleasant) en duur van de pijn.
II: De thalamus is voor de affectieve perceptie van pijn en krijgt vooral input vanuit de ACC.
A. I is waar, II is niet waar.
B. II is waar, I is niet waar.
C. Beide stellingen zijn waar.
D. Beide stellingen zijn niet waar.

Vraag 5
Welke van de volgende breingebieden heeft over het algemeen een inhiberende functie en
zorgt voor top-down controleren, moduleren van pijn en leed verminderen?
A. De thalamus.
B. Het cerebellum.
C. De prefrontale cortex (PFC).
D. De ACC en IC.

Lara de Jong

,Vraag 6
Wat is de volgorde van corticale activiteit tijdens pijnperceptie?
A. S1  S2 en ACC  IC.
B. S1  S2 en IC  ACC.
C. S2  S1 en ACC  IC.
D. S2  S1 en IC  ACC.

Vraag 7
Om door te gaan op vraag 6. Welke breingebieden spelen een rol bij de eerste pijn en welke
bij de tweede pijn?
A. S1 en S2 bij de eerste pijn, de ACC en IC bij de tweede pijn.
B. S1 en S2 bij de tweede pijn, de ACC en IC bij de eerste pijn.
C. Alle breingebieden spelen een rol bij de eerste pijn en niet bij de tweede pijn.
D. Alle breingebieden spelen een rol bij zowel de eerste pijn als bij de tweede pijn.

Vraag 8
In het artikel van Ploner, Freund & Schnitzler (1999) onderzochten ze een patiënt die schade
had aan S1 en S2 aan de rechterkant. Wat was geen resultaat van dit onderzoek?
A. De patiënt bleek een verhoogde pijngrens te hebben.
B. Alleen thermische stimuli veroorzaakten sensaties bij de patiënt.
C. S2 is bilateraal, dus de patiënt kon bij zijn linkerhand niet goed lokaliseren.
D. Schade aan S1 en S2 leidt tot hypesthesie; dit suggereert een interactie tussen de mediale
en laterale pijnsystemen bij normale pijnervaringen.

Vraag 9
Welke van de volgende stellingen is waar?
A. De perceptie van pijn en het verwerken van pijn en pijn-gerelateerde informatie wordt
geregeld door één hoofstructuur in het brein.
B. De anticipatie of verwachting van pijn kan de pijn zowel inhiberen als versterken.
C. Pijn is alleen fysiek, niet psychologisch.
D. Een positieve emotionele staat kan ervoor zorgen dat de pijn als onplezieriger ervaren
wordt.

Vraag 10
Wat laten de resultaten van het artikel van Rainville et al. (1997) zien?
A. Er vonden veranderingen plaats in de sensorische gebieden van pijnperceptie.
B. In de alert controle conditie werden alleen S1 en S2 geactiveerd, niet de ACC en IC.
C. Er werd tegen verwachting in gevonden dat de ACC, IC, S1 en S2 niet interacteren met
elkaar.
D. Ze vonden bewijs dat de ACC een significante rol speelt in het affectieve component van
pijn.




Lara de Jong

, Probleem 2
Vraag 11
Verbind de begrippen aan elkaar (bijv. 1–A, 2–B).
1. Valentie.
2. Arousal.
A. Geeft de intensiteit van de emotionele ervaring aan.
B. Geeft de pleasantness vs. unpleasantness van de emotionele ervaring aan.

Vraag 12
Vul in wat er op de puntjes hoort.
Een negatieve emotionele staat zorgt voor ..1.. pijn en een positieve emotionele staat zorgt
voor ..2.. pijn.
A. 1 = meer, 2 = minder.
B. 1 = minder, 2 = meer.
C. 1 = meer, 2 = meer.
D. 1 = minder, 2 = minder.

Vraag 13
Lieke heeft last van chronische hoofdpijn. Wat betekent dit voor haar cognitie en affect? En
kan meditatie hierbij helpen?
A. Chronische pijn leidt niet tot verandering in cognitie en affect. Meditatie werkt dan ook
niet tegen het verminderen van deze pijn.
B. Chronische pijn leidt niet tot verandering in cognitie en affect. Meditatie kan chronische
pijn wel verminderen.
C. Chronische pijn leidt wel tot verandering in cognitie en affect. Meditatie werkt echter niet
tegen het verminderen van deze pijn.
D. Chronische pijn leidt wel tot verandering in cognitie en affect. Meditatie kan deze pijn
verminderen.

Vraag 14
Welk van de onderstaande stellingen is/zijn waar?
I: Het affectieve component motiveert iemand om fight, flight of freeze gedrag te vertonen.
II: Mensen kunnen pijn voelen door naar iemand anders te kijken die pijn heeft.
A. I is waar, II is niet waar.
B. II is waar, I is niet waar.
C. Beide stellingen zijn waar.
D. Beide stellingen zijn niet waar.

Vraag 15
Hoe wordt het genoemd wanneer de toediening van een placebo tot pijnvermindering leidt?
A. Placebo inhibitie.
B. Placebo analgesie.
C. Working placebo.
D. Functional placebo.

Lara de Jong

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laradejong3. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72964 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.74
  • (0)
  Add to cart