Veranderingen, differentiëren
en de Casio
De Casio kan je behulpzaam zijn bij berekeningen aan veranderingen en differentiëren.
Loop eerst van het practicum ‘Basistechnieken` de delen ‘grafieken maken’ en ‘tabel maken’
door.
Loop daarna van het practicum ‘Functies en de Casio’ het deel ‘functies combineren’ door.
Inhoud
Tabel met toenamen van een functie maken
dy/dx bij een waarde van x berekenen
De afgeleide functie tekenen via differentiequotiënt
De afgeleide functie tekenen via differentiaalquotiënt
, Tabel met toenamen van een functie maken
Je gaat een tabel met toenamen maken van de functie ( ) = 3 −6 + 3 op het interval [-2,2] en
met stapgrootte 0,5. Het gaat als volgt:
Voer 1 = 3 − 6 + 3 in bij p, 7(Table).
Bedenk dat je om de toename te berekenen,
steeds een functiewaarde en zijn ‘vorige’
functiewaarde van elkaar moet aftrekken. Voer
daarom 2 = 1( ) − 1( − 0.5) in.
Tip: Kijk in het practicum ‘Functies en de Casio’
om te zien hoe je dit doet.
Zet de stapgrootte van deze tabel op 0,5 en stel
het interval in als [-2,2]. Doe dit als volgt:
o Klik op y(Set).
o Vul voor ‘Start’ in: ‘-2’.
o Vul voor ‘Stop’ in: ‘2’.
o Vul voor ‘Step’ in: `0.5`.
o Druk op l om terug te gaan naar je formulescherm.
Maak nu een tabel van 2.
Blader nu door de tabel heen, controleer de onderstaande waarden en neem de overige
waarden over:
x -2 -1.5 -1 -0.5 0 0.5 1 1.5 2
Δf(x) * 1,3 22,3
* Voor de berekening van Δf(x) bij x=2, heb je f(-2,5) nodig. Omdat het interval bij -2 begint,
hoef je deze waarde niet in te vullen. Je hoeft immers niet buiten het interval te rekenen.
▲
en de Casio
De Casio kan je behulpzaam zijn bij berekeningen aan veranderingen en differentiëren.
Loop eerst van het practicum ‘Basistechnieken` de delen ‘grafieken maken’ en ‘tabel maken’
door.
Loop daarna van het practicum ‘Functies en de Casio’ het deel ‘functies combineren’ door.
Inhoud
Tabel met toenamen van een functie maken
dy/dx bij een waarde van x berekenen
De afgeleide functie tekenen via differentiequotiënt
De afgeleide functie tekenen via differentiaalquotiënt
, Tabel met toenamen van een functie maken
Je gaat een tabel met toenamen maken van de functie ( ) = 3 −6 + 3 op het interval [-2,2] en
met stapgrootte 0,5. Het gaat als volgt:
Voer 1 = 3 − 6 + 3 in bij p, 7(Table).
Bedenk dat je om de toename te berekenen,
steeds een functiewaarde en zijn ‘vorige’
functiewaarde van elkaar moet aftrekken. Voer
daarom 2 = 1( ) − 1( − 0.5) in.
Tip: Kijk in het practicum ‘Functies en de Casio’
om te zien hoe je dit doet.
Zet de stapgrootte van deze tabel op 0,5 en stel
het interval in als [-2,2]. Doe dit als volgt:
o Klik op y(Set).
o Vul voor ‘Start’ in: ‘-2’.
o Vul voor ‘Stop’ in: ‘2’.
o Vul voor ‘Step’ in: `0.5`.
o Druk op l om terug te gaan naar je formulescherm.
Maak nu een tabel van 2.
Blader nu door de tabel heen, controleer de onderstaande waarden en neem de overige
waarden over:
x -2 -1.5 -1 -0.5 0 0.5 1 1.5 2
Δf(x) * 1,3 22,3
* Voor de berekening van Δf(x) bij x=2, heb je f(-2,5) nodig. Omdat het interval bij -2 begint,
hoef je deze waarde niet in te vullen. Je hoeft immers niet buiten het interval te rekenen.
▲