H1: Kosten
Kosten = de in geld uitgedrukte waarde van de opgeofferde productiemiddelen (arbeid,
natuur en kapitaalgoederen) die noodzakelijk en onvermijdbaar zijn ten behoeve van de
productie van goederen en diensten
→ kostprijs = toegestane kosten per eenheid product
→ voorcalculatorisch = kosten op voorhand
→ nacalculatorisch = werkelijke kosten
Categoriale kostenindeling = kosten uitgesplitst naar hun ontstaansbron tijdens het
productieproces
- kosten van grond
- inkoopwaarde van de omzet en kosten van materialen en grondstoffen (afval)
- kosten van arbeid
- kosten van diensten van derden (bedrijven door ondernemer ingeschakeld)
- kosten van duurzame productiemiddelen (afschrijvingen)
→ manier van afschrijven heeft invloed op gerealiseerde winst
→ vast percentage / degressieve afschrijvingen
- kostprijsverhogende belastingen (accijns, invoerrechten….)
- kosten van vermogen (rente)
→ interestkosten betaal je over gemiddelde geïnvesteerd vermogen
→ gemiddeld geïnvesteerd vermogen = A + R
A = aanschafprijs 一
R = restwaarde 2
Constante kosten = kosten die binnen bepaalde grenzen niet veranderen bij een toe- of
afname van het aantal producten of diensten die verkocht of geproduceerd worden
Variabele kosten = veranderen wel als het aantal producten of diensten die
verkocht of geproduceerd worden, veranderen → proportioneel
Multinational = onderneming met bedrijven in verschillende landen. Deze bedrijven noemt
men ook wel dochterondernemingen of zusterbedrijven
Transfer price / interne prijs = prijs die een bedrijf behorende tot een multinational
aan een zusterbedrijf in rekening brengt voor een bepaald onderdeel of
halffabricaat dat zij produceert
→ Multinational kan hier makkelijk mee manipuleren
H2: Waarderingsgrondslagen activa
Waarderen = toekennen van geldbedragen aan activa en het vreemd vermogen op de
balans
, Principes:
- continuïteitsbeginsel = activa wordt niet gewaardeerd tegen de prijs die ze op het
moment van de waardering bezitten
- voorzichtigheidsbeginsel = wanneer er keuze is tussen twee waarde-
alternatieven
→ laagste waarde relevante waarde bij activa = minimumwaarderingsregel
→ hoogste waarde relevante waarde bij vreemd vermogen
Grondslagen van waardering:
- historische kostenmethode
● verkrijgingsprijs = inkoopprijs + bijkomende kosten die voor het activum in
het verleden is betaald
● vervaardigingsprijs = alle kosten - direct en indirect - die gemaakt zijn om
het product te realiseren
● + eenvoudig, objectief
● - prijsstijging komt niet tot uitdrukking op balans
- actuele waarde = prijs die op het waarderingsmoment van toepassing is, 3 opties:
● - prijzen schommelen continu, subjectief
● vervangingswaarde = prijs die bij vervanging van een activum door
een gelijkwaardig activum op dat moment moet worden betaald
→ waardestijging op herwaarderingsreserve
● bedrijfswaarde = opbrengst die met het bedrijfsmiddel kan worden bereikt
door dit nog in te zetten bij productie
● opbrengstwaarde = waarde die activum kan opleveren door verkoop
- boekwaarde = actuele waarde / historische kostprijs - afschrijvingen
- nominale waarde = geldbedrag dat op dat moment nog terugbetaald moet worden
- contante waarde = wordt rekening gehouden met actuele rente
- liquidatiewaarde = waarde bij liquidatie (opheffing) van de onderneming
Technische voorraad = voorraad die werkelijk in bedrijf aanwezig is (kan je tellen)
Economische voorraad = voorraad waarover onderneming prijsrisico loopt
Fifo-methode = first in, first out → goederen geboekt tegen prijs van langst
aanwezige partij
Lifo-methode = last in, first out → goederen geboekt tegen prijs van laatst
ingekochte partij
Vaste verrekenprijs = geschatte gemiddelde inkoopprijs (vvp) incl geschatte inkoopkosten
- zowel ingekochte als verkochte goederen tegen vvp gewaardeerd
- vvp = inkoopprijs + opslag inkoopkosten
- prijsverschil = verschil tussen werkelijke inkoopprijs en vvp
→ werkelijke inkoopprijs hoger dan vvp → nadelig prijsverschil → verlies
→ werkelijke inkoopprijs lager dan vvp → voordelig prijsverschil → winst
H3: De Handelsonderneming
Handelsonderneming = onderneming die goederen inkoopt en verkoopt zonder deze
goederen verder te bewerken
Kosten = de in geld uitgedrukte waarde van de opgeofferde productiemiddelen (arbeid,
natuur en kapitaalgoederen) die noodzakelijk en onvermijdbaar zijn ten behoeve van de
productie van goederen en diensten
→ kostprijs = toegestane kosten per eenheid product
→ voorcalculatorisch = kosten op voorhand
→ nacalculatorisch = werkelijke kosten
Categoriale kostenindeling = kosten uitgesplitst naar hun ontstaansbron tijdens het
productieproces
- kosten van grond
- inkoopwaarde van de omzet en kosten van materialen en grondstoffen (afval)
- kosten van arbeid
- kosten van diensten van derden (bedrijven door ondernemer ingeschakeld)
- kosten van duurzame productiemiddelen (afschrijvingen)
→ manier van afschrijven heeft invloed op gerealiseerde winst
→ vast percentage / degressieve afschrijvingen
- kostprijsverhogende belastingen (accijns, invoerrechten….)
- kosten van vermogen (rente)
→ interestkosten betaal je over gemiddelde geïnvesteerd vermogen
→ gemiddeld geïnvesteerd vermogen = A + R
A = aanschafprijs 一
R = restwaarde 2
Constante kosten = kosten die binnen bepaalde grenzen niet veranderen bij een toe- of
afname van het aantal producten of diensten die verkocht of geproduceerd worden
Variabele kosten = veranderen wel als het aantal producten of diensten die
verkocht of geproduceerd worden, veranderen → proportioneel
Multinational = onderneming met bedrijven in verschillende landen. Deze bedrijven noemt
men ook wel dochterondernemingen of zusterbedrijven
Transfer price / interne prijs = prijs die een bedrijf behorende tot een multinational
aan een zusterbedrijf in rekening brengt voor een bepaald onderdeel of
halffabricaat dat zij produceert
→ Multinational kan hier makkelijk mee manipuleren
H2: Waarderingsgrondslagen activa
Waarderen = toekennen van geldbedragen aan activa en het vreemd vermogen op de
balans
, Principes:
- continuïteitsbeginsel = activa wordt niet gewaardeerd tegen de prijs die ze op het
moment van de waardering bezitten
- voorzichtigheidsbeginsel = wanneer er keuze is tussen twee waarde-
alternatieven
→ laagste waarde relevante waarde bij activa = minimumwaarderingsregel
→ hoogste waarde relevante waarde bij vreemd vermogen
Grondslagen van waardering:
- historische kostenmethode
● verkrijgingsprijs = inkoopprijs + bijkomende kosten die voor het activum in
het verleden is betaald
● vervaardigingsprijs = alle kosten - direct en indirect - die gemaakt zijn om
het product te realiseren
● + eenvoudig, objectief
● - prijsstijging komt niet tot uitdrukking op balans
- actuele waarde = prijs die op het waarderingsmoment van toepassing is, 3 opties:
● - prijzen schommelen continu, subjectief
● vervangingswaarde = prijs die bij vervanging van een activum door
een gelijkwaardig activum op dat moment moet worden betaald
→ waardestijging op herwaarderingsreserve
● bedrijfswaarde = opbrengst die met het bedrijfsmiddel kan worden bereikt
door dit nog in te zetten bij productie
● opbrengstwaarde = waarde die activum kan opleveren door verkoop
- boekwaarde = actuele waarde / historische kostprijs - afschrijvingen
- nominale waarde = geldbedrag dat op dat moment nog terugbetaald moet worden
- contante waarde = wordt rekening gehouden met actuele rente
- liquidatiewaarde = waarde bij liquidatie (opheffing) van de onderneming
Technische voorraad = voorraad die werkelijk in bedrijf aanwezig is (kan je tellen)
Economische voorraad = voorraad waarover onderneming prijsrisico loopt
Fifo-methode = first in, first out → goederen geboekt tegen prijs van langst
aanwezige partij
Lifo-methode = last in, first out → goederen geboekt tegen prijs van laatst
ingekochte partij
Vaste verrekenprijs = geschatte gemiddelde inkoopprijs (vvp) incl geschatte inkoopkosten
- zowel ingekochte als verkochte goederen tegen vvp gewaardeerd
- vvp = inkoopprijs + opslag inkoopkosten
- prijsverschil = verschil tussen werkelijke inkoopprijs en vvp
→ werkelijke inkoopprijs hoger dan vvp → nadelig prijsverschil → verlies
→ werkelijke inkoopprijs lager dan vvp → voordelig prijsverschil → winst
H3: De Handelsonderneming
Handelsonderneming = onderneming die goederen inkoopt en verkoopt zonder deze
goederen verder te bewerken