100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Zuyd hogeschool Fysiotherapie: Blok 7: Taak 3 Brosse botten $9.77   Add to cart

Summary

Samenvatting Zuyd hogeschool Fysiotherapie: Blok 7: Taak 3 Brosse botten

 27 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Blok 7: Taak 3 Brosse botten

Preview 10 out of 40  pages

  • January 19, 2022
  • 40
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
R.P.




JAAR 2: BLOK 7: TAAK
3: BROSSE BOTTEN
2020-2021

,Inhoud
1 De student legt de normale verouderingsverschijnselen uit die optreden in het
bewegingsapparaat (skeletaal, neuro(fysio)logisch en myogeen). ............................................. 2
1.1 Verouderingsverschijnselen van het bewegingsapparaat: ........................................... 2
1.1.1 Het zenuwstelsel:.................................................................................................. 2
1.1.2 Skeletstelsel: ......................................................................................................... 3
1.1.3 Skeletspieren: ....................................................................................................... 4
1.1.4 Kraakbeen: ........................................................................................................... 5
2 De student licht de pathologie osteoporose (symptomen, beloop, gevolgen,
risicofactoren, meest voorkomende fracturen bij osteoporose) toe. ........................................... 6
2.1 Osteoporose: ................................................................................................................ 6
2.1.1 Etiologie: .............................................................................................................. 6
2.1.2 Pathofysiologie: .................................................................................................... 8
2.1.3 Symptomen osteoporose: ..................................................................................... 9
2.1.4 Vormen van osteoporose: ............................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2.1.5 Risicofactoren voor een lage botmassa: ............................................................... 9
2.1.6 Risicofactoren voor fracturen: ............................................................................ 11
2.1.7 Risicofactoren voor vallen: ................................................................................ 11
2.1.8 Meest voorkomende fracturen:........................................................................... 12
2.1.9 Gevolgen van osteoporose en daardoor ontstane fracturen: ............................... 13
3 De student beschrijft globaal het medisch onderzoek en behandeling bij een patiënt met
osteoporose. .............................................................................................................................. 14
3.1 Medisch onderzoek: ................................................................................................... 14
3.1.1 Onderzoek naar fractuur: .................................................................................... 14
3.1.2 Meten van botdichtheid: ..................................................................................... 14
3.1.3 Laboratoriumonderzoek: .................................................................................... 14
4 De student beschrijft de fysiotherapeutisch screening en het fysiotherapeutisch
diagnostisch en therapeutisch proces bij een osteoporose patiënt volgens de KNGF richtlijn
Osteoporose. ............................................................................................................................. 17
4.1 Screening: .................................................................................................................. 17
4.1.1 Rode vlaggen: ..................................................................................................... 17
4.2 Diagnostisch proces: .................................................................................................. 18
4.2.1 Anamnese: .......................................................................................................... 18
4.2.2 Onderzoek: ......................................................................................................... 19
4.2.3 Therapeutisch proces: ......................................................................................... 21
4.2.4 Evaluatie: ............................................................................................................ 26
4.2.5 Nazorg en preventie: .......................................................................................... 26
4.2.6 Evidentie: ........................................................................................................... 27

, 4.2.7 Oefenen en trainen: ............................................................................................ 29
5 De student licht de risicofactoren (intern/extern) toe die een verhoogd valrisico met zich
meebrengen en hoe men daar als fysiotherapeut mee kan omgaan. ......................................... 33
5.1 Risicofactoren voor vallen: ........................................................................................ 33
6 De student differentieert tussen angst en angststoornissen en licht toe hoe hier in het
fysiotherapeutisch handelen mee om te gaan. .......................................................................... 34
6.1 Angst:......................................................................................................................... 34
6.2 Angststoornis: ............................................................................................................ 34
7 De student beargumenteert hoe hij als fysiotherapeut kan inspelen op de
voedingstoestand bij deze casus. .............................................................................................. 36
7.1 Calcium:..................................................................................................................... 36
7.2 Vitamine D: ............................................................................................................... 36

,Taak 3 Brosse botten

Sinds twee maanden loopt Arno stage in het ziekenhuis op de afdeling geriatrie. Vandaag heeft zijn
stagebegeleider hem de opdracht gegeven om naar mevrouw Brand, 78 jaar, te gaan. De internist
heeft fysiotherapie aangevraagd. Arno mag starten met het onderzoek en indien hij tijd heeft ook al
starten met de behandeling. De partner van mevr. Brand zit naast haar bed. Mevrouw Brand is erg
geschrokken, want ze voelde ineens een stekende pijn tussen haar schouderbladen. De
fysiotherapeut, die mevrouw thuis behandelde, vertrouwde de klachten niet en heeft haar naar de
huisarts gestuurd, waarna ze is opgenomen in het ziekenhuis. Na röntgenopname bleek er namelijk
een wervel-inzakkingsfractuur op T6 aanwezig te zijn. De specialist spreekt van osteoporose.
Mogelijk wordt er nog een DEXA-scan uitgevoerd en daarna bespreekt de internist het
behandeltraject. De partner van mw. Brand geeft aan dat hij haar achteruit ziet gaan. Vergeleken met
haar tweelingzus is mevrouw Brand in een slechtere fysieke conditie. Hij vraagt zich af hoe dit kan.
Zij eet de laatste tijd niet meer zo goed en is ook angstig om te vallen. Hij vraagt zich af of er thuis
aanpassingen moeten komen.

Algemeen
Deze taak loopt van donderdag 25 februari tot en met maandag 1 maart.

Tijdschema
Datum Onderwijsactiviteit
Donderdag 25-02 OWG 4: Afsluiten taak 2
Opstarten taak 3
Vrijdag 26-02 VH 3.1 Screening TWK, onderzoek en behandeling Osteoporose
Oneven groepen
Maandag 01-03 VH 3.1 Screening TWK, onderzoek en behandeling Osteoporose
Even groepen
Maandag 01-03 OWG 5: Afsluiten taak 3
Opstart taak 4

Probleemtaak

Centrale Probleemstelling:
Hoe ziet het fysiotherapeutisch proces (screening, diagnostiek en therapie) er uit bij een ouder iemand
met osteoporose.

Doelstellingen Vaardigheden:
1. De student voert een screening uit gericht op de thoracale wervelkolom.
2. De student voert een screening uit gericht op risicofactoren van vallen.
3. De student past gerichte klinimetrie toe bij deze patiënt en onderbouwt deze keuze (TUG,
TSC(T), FR, handknijpkracht, POMA, BBS, 1-RM).
4. De student voert fysiotherapeutische diagnostiek uit bij een patiënt met osteoporose en
beargumenteert zijn keuze.
5. Op basis van de uitkomsten van de diagnostiek beredeneert de student of en in welke mate
sprake is van valrisico.
6. De student stelt een behandelplan op voor de patiënt uit deze casus.
7. De student demonstreert een oefenprogramma met accent op osteoporose volgens de KNGF
richtlijn.

,Doelstellingen Theorie:
1. De student legt de normale verouderingsverschijnselen uit die optreden in het
bewegingsapparaat (skeletaal, neuro(fysio)logisch en myogeen).
2. De student licht de pathologie osteoporose (symptomen, beloop, gevolgen, risicofactoren,
meest voorkomende fracturen bij osteoporose) toe.
3. De student beschrijft globaal het medisch onderzoek en behandeling bij een patiënt met
osteoporose.
4. De student beschrijft de fysiotherapeutisch screening en het fysiotherapeutisch diagnostisch en
therapeutisch proces bij een osteoporose patiënt volgens de KNGF richtlijn Osteoporose.
5. De student licht de risicofactoren (intern/extern) toe die een verhoogd valrisico met zich
meebrengen en hoe men daar als fysiotherapeut mee kan omgaan.
6. De student differentieert tussen angst en angststoornissen en licht toe hoe hier in het
fysiotherapeutisch handelen mee om te gaan.
7. De student beargumenteert hoe hij als fysiotherapeut kan inspelen op de voedingstoestand bij
deze casus.

,1 De student legt de normale verouderingsverschijnselen uit die
optreden in het bewegingsapparaat (skeletaal, neuro(fysio)logisch
en myogeen).
Bron: BSL, Medische fysiologie: Hoofdstuk veroudering: paragraaf 25.3.3 , 25.3.4 , 25.3.8
1.1 Verouderingsverschijnselen van het bewegingsapparaat:

1.1.1 Het zenuwstelsel:
1.1.1.1 indeling aantal neuronen:

• Meest opvallende verandering in de structuur van het zenuwstelsel = algemene
atrofie (afname van weefselmassa)
• Het gewicht van de hersenen daalt met 6-11%
• De atrofie van het zenuwstelsel is sterker bij dementie, Alzheimer
• Atrofie wordt veroorzaakt door:
o Sterfte van neuronen en gliacellen
o Volumeverlies (krimpen) van de overgebleven cellen
• Dit verlies van neuronen is niet in alle delen van het zenuwstelsel gelijk
o In hersenschors vooral frontale en temporale kwabben
▪ Verlies kan tot 60% oplopen
o Hypocampus:
▪ Verlies van neuronen kan tot 80% oplopen
o Limbisch systeem:
▪ Aantal neuronen neemt ook sterk terug
• Ruggenmerg behoudt zijn neuronen tot leeftijd van circa 60 jaar
o Hierna treedt er een progressief verlies op
• De reden van verlies van neuronen kan te wijten zijn aan:
o Apoptose (geprogrammeerde celdood)
o Doorbloedingsstoornissen veroorzaken necrose die effect van apoptose
versterkt

1.1.1.2 Vermindering van de kwaliteit van de overgebleven neuronen:

• Neuronen die toch blijven bestaan vertonen VORMVERANDERINGEN
o Aantal dendrieten neemt af
o Synaptische boutons op dendrieten nemen af:
▪ Op het einde van een synaps vormt het synaps vertakkingen die
verwijde gebieden bevatten. Deze gebieden worden synaptische
boutons genoemd
o Groot verlies van synapsen
▪ Hierdoor nemen ook aantal neuronale connecties af
o Synaptische transmisie verloopt moeilijker
o Productie neurotransmitters neemt af
▪ Per transmitter is patroon van verandering wel verschillend
o Aantal inhiberende transmitters nemen toe in hersenschors, cerebellum en
hersenstam
o Per hersendeel is er een verschillende verandering van de balans tussen de
exciterende en inhiberende transmitters

, • Deze structurele en metabole veranderingen in het zenuwstelsel hebben gevolgen
voor de functie
o Kan vanaf 60ste levensjaar geleidelijk gebeuren (per individu afhankelijk)
o Moment waarop en mate waarin verandering optreedt verschilt per individu
▪ Hierdoor is klachtenpatroon per mens verschillend
• Gevolgen verandering neurale functies:
o Motorisch:
▪ Verandering in houding, evenwicht en gang
o Sensorisch:
▪ Verandering in slaappatroon
• Mindere diepe slaap, meer kortere periodes van lichte slaap
(dutjes)
o Geheugen:
▪ Verlies aan kortetermijngeheugen
o Emotie en gedrag:
▪ Optreden van depressie, angst en agressie

Perifere zenuwstelsel:
• Aantal en afmetingen van perifere zenuwvezels wordt kleiner
• Er is een afname van de geleidingssnelheid
• Afname van tastzin en vibratiezin
• Perifere zenuwvezels worden wel gevoeliger voor voedingstekorten en hormonale
aandoeningen
o Kunnen leiden tot neuropathieën
• Door deze neuropathieën kan het evenwichtsgevoel sterk verminderen
o Zorgt voor instabiliteit, hoger risico op vallen, chronische pijn
1.1.2 Skeletstelsel:
• Het beenderenstelsel ondergaat al vroeg structurele veranderingen
• Botweefsel wordt voortdurend vervangen:
o Osteoclasten breken oude bot af en osteoblasten maken nieuw bot aan
o In groei zijn osteoblasten meer actief dan osteoclasten, erna ontstaat terug
evenwicht tussen OC en OB
o Vanaf 30 ste levensjaar wordt activiteit van osteoclasten geleidelijk groter
▪ Botmassa neemt langzaam af
▪ Meestal veroorzaakt door een HORMONALE VERSCHUIVING
• Bij vrouwen neemt de snelheid van botafbraak na menopauze toe
o Door wegvallen productie OESTROGENEN
• Botafbraak ook door vermindering van het vermogen van darm om CALCIUM op
te nemen
• Botafbraak treft vooral binnenzijde van bot -> kan van beenmerg
• Abnormale sterke botafbraak = osteoporose
o Vaker bij vrouwen
o 2 types osteoporose:
▪ Type 1: Voornamelijk oudere vrouwen (V vs M: 8:1 verhouding)
• Ook wel postmenopauzale osteoporosis
• Vooral verlies bot van wervels en distale botten van
extremiteiten

, • Oorzaak: Versterkte botafbraak en verminderde Calcium
opname
• Kan leiden tot inzakken van wervels en breuken van
onderarmen
▪ Type 2: Seniele osteoporose:
• Meer bij vrouwen (3:1 verhouding)
• Vooral wervels en bot van heupbeen en proximale delen van
extremiteiten
• Oorzaak: Verminderde botaanmaak
o Door vertraagde activiteit van osteoblasten en daling in
productie van parathormoon
o Niet zozeer verhoogde botafbraak

1.1.3 Skeletspieren:
• Vanaf 30ste levensjaar geleidelijke afname van MAXIMALE KRACHT
o Voor een deel intrinsieke oorzaak:
▪ Vermindering van spierkracht + snelheid van bewegen
• Spierkracht: 1% per jaar op middelbare leeftijd, na 70 jaar
3,5% per jaar
• Oorzaak van vermindering van spierkracht:
o SARCOPENIE (vermindering van aantal spiervezels)
o Veranderingen overblijvende vezels:
▪ Verkleuring spiervezels door ophoping
lipofuscine + verlies myoglobine
▪ T-systeem en sarcoplasmatisch reticulum
nemen in dichtheid toe
▪ Hoeveelheid contractiele eiwitten daalt
▪ Dichtheid MITOCHONDRIËN neemt af
o Voor een deel vermindering van activiteitenpatroon
▪ Dit is wel REVERSIBEL -> prestatievermogen kan door training
verbeterd worden
• Ook is er een verlies van ionenkanalen IN ZENUW -EN SPIERMEMBRAAN
o Hierdoor is voortgeleidingssnelheid lager
• ACETYLCHOLINERECEPTOREN aantal neemt af
• Dit is allemaal wel verschillend in intensiteit en uitbreiding per individu en bij 1
persoon in verschillende spieren
o Hierdoor is verschillende mate een algemene spierverzwakking op latere
leeftijd
• Permeabiliteit van de spierfibrillen wordt groter
o Voor water, natrium, chloor
• Bloedtoevoer van spieren wordt kleiner met leeftijd
o Hierdoor verminderd hoeveelheid voedingsstoffen en energie die spieren ter
beschikking hebben
o Leidt tot een verminderde spierkracht
o Versnelt bij inactiviteit
• Op 60 jarige leeftijd is door de afname van vetvrije spiermassa nog maar 10-20% van
max spierkracht op 30ste over

,1.1.4 Kraakbeen:
• Er treden chemische veranderingen op naarmate men ouder wordt:
o Kleur wordt van doorzichtige kleur -> ondoorzichtig, vezelig materiaal
o Groeisnelheid neemt af
o Kraakbeen minder soepel en glad
▪ Hierdoor neemt beweeglijkheid van gewrichten af
▪ Veel ouderen last van pijn in en rond gewrichten = osteoartrose
o Aan botuiteinden vaak nieuwvorming
▪ Hierdoor onregelmatige gevormde uitsteeksels = OSTEOFYTEN
• Veranderingen in gewrichten treden voornamelijk op in gewichtsdragende gewrichten
bv enkels, knieën, heupen en lumbale wervelkolom
• Ook wordt het synoviaal membraan rond gewrichten dikker
• Synovia wordt stroperiger
• In lumbale wervelkolom zal vocht uit discussen slinken, hierdoor krimpen discussen
o Verkorting van lichaamslengte

, 2 De student licht de pathologie osteoporose (symptomen, beloop,
gevolgen, risicofactoren, meest voorkomende fracturen bij
osteoporose) toe.
Bron: KNGF richtlijn osteoporose
2.1 Osteoporose:
2.1.1 Primaire vs secundaire osteoporose:
• Primaire osteoporose wordt onderverdeeld in:
o Postmenopauzale osteoporose
▪ Bij vrouwen tussen 51 en 61 jaar
▪ Verlies van trabeculair botweefsel
▪ Verlies botweefsel geeft verhoogd risico op wervelfracturen
o Osteoporose bij ouderen
▪ Bij vrouwen als mannen boven 65 jaar
▪ Verlies trabiculair en corticaal botweefsel
▪ Verhoogd risico op heupfracturen en wervelinzakkingen
• Secundaire osteoporose:
o Botverlies een gevolg van aanwijsbare oorzaak:
▪ Inflammatoire darmziekten
▪ Coeliakie
▪ Osteogenesis imperfecta
▪ Anorexia nervosa
▪ Hypogonadisme
▪ Malabsorptiesyndroom
▪ Primaire hyperparathyreoïdie
▪ Hyperthyreoïdie
▪ Maagresectie
▪ Syndroom van Cushing
▪ Reumatoïde artritis
▪ Medicatie:
• Langdurig corticosteroïden gebruik
• Anti-epileptica
o Bij secundaire osteoporose belangrijk om eerst onderliggende oorzaak aan te
pakken
2.1.2 Etiologie:
• Bot wordt gezien als een levend weefsel:
o Oud bot wordt voortdurend afgebroken (OSTEOCLASTEN) en nieuwe
bot aangemaakt (OSTEOBLASTEN)
o Tot 30ste levensjaar wordt er meer bot aangemaakt dan afgebroken
o Botten bereiken dan ook hun maximale massa = PIEKBOTMASSA
• Een goede botopbouw is afhankelijk van:
o Goede voeding:
▪ Voldoende calcium / vitamine D
o Voldoende lichaamsbeweging
o Blootstelling aan zonlicht
▪ Vitamine D
• Andere factoren die effect hebben op PIEKBOTMASSA:
o Geslacht

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fysioprozuyd. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.77  2x  sold
  • (0)
  Add to cart