100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting handboek 'psychiatrie voor de sociaal werker' $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting handboek 'psychiatrie voor de sociaal werker'

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document bevat een samenvatting van een aantal hoofdstukken uit het boek 'psychiatrie voor de sociaal werker'. Hoofdstukken die worden samengevat zijn 1,2,5,6,8,10,12,14 en 15.

Preview 4 out of 61  pages

  • No
  • 1,2,5,6,8,10,12,14,15
  • November 8, 2021
  • 61
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Psychiatrie voor de sociaal
werker
H1 | Biopsychosociaal model
Door middel van het biopsychosociaal model kun je voor ieder fenomeen (bijvoorbeeld probleem of
het handelen van een individu) dat van invloed is op de levensloop van een persoon, op zoek gaan
naar een biologische, psychische en/of sociale verklaring.

Biologische factoren
Hebben te maken met het lichaam, bijvoorbeeld aanleg, erfelijkheid, stress bij moeder tijdens de
zwangerschap, lichamelijke ziekten, voeding, algehele conditie etc.
Psychologische factoren
Hebben te maken met je geest/persoonlijkheid, bijvoorbeeld perfectionisme, onzekerheid,
behoefte aan bevestiging van buitenaf etc.
Sociale factoren
Hebben te maken met de omgeving, bijvoorbeeld moeilijkheden op het werk, emotionele
verwaarlozing tijdens de jeugd, conflicten met anderen, eenzaamheid, sociaal netwerk, familie,
school, vrienden etc.

Homeostase = balans, dynamisch evenwicht.
Voorbeeld: als iemand onder psychische druk staat gaat hij meer sporten om psychische rust terug
te vinden en meestal meet behoefte aan sociale steun van andere klasgenoten. Het gevolg hiervan
is stressreductie; weer in balans.

Geschiedenis psychiatrie
In de middeleeuwen  gekte was bezetenheid door de duivel of in de renaissance ‘behekst’. Heel
wat patiënten zijn als heksen verbrand.

Eind 14e eeuw  psychiatrische patiënten werden ondergebracht in dolhuizen of zinnelooshuizen
als ze niet meer te handhaven waren. Hier verbleven ze samen met andere die zich
maatschappelijk niet konden redden, zoals daklozen, armen, arme lichamelijk zieken, landlopers en
soms delinquenten. Patiënten werden in deze huizen in feite opgesloten en uitgestoten van de
maatschappij.

2e helft van de 18e eeuw  patiënten zouden worden behandeld en heropgevoed. Philippe Pinel,
een arts, scheidde de krankzinnige van de delinquenten en andere onmaatschappelijken en nam
hen op in wat wij nu een psychiatrisch ziekenhuis noemen.

19e & begin 20e eeuw  inrichtingpsychiatrie. In de inrichtingen werkten verpleegkundigen, maar
ook artsen. Het werden psychiatrische ziekenhuizen, waar men streefde naar behandeling.
Wilhelm Griesinger = “Geestesziekten zijn hersenziekten”

Infectieziektemodel = leidde tot ontdekkingen in de psychiatrie en de algemene geneeskunde. Het
wordt ook wel een ‘monocausaal’ verband genoemd, men vindt de enige echte oorzaak voor een
aandoening met de daarbij behorende aan te tonen afwijkingen en kan hierdoor op zoek gaan naar
bijpassende therapie.

Biomedisch model = Een directe relatie tussen een aantoonbare hersenafwijking en een psychische
stoornis en zodoende dus naar een eenvoudige oorzaak (Edward Shorter)

Kraeplin = legde de nadruk op het belang van een nauwkeurige beschrijving van het klinische
beeld en vooral ook het beloop op de langere termijn van psychische ziekten.
Ziekte-eenheid = bepaald patroon van symptomen, met een specifiek beloop, een specifieke
oorzaak en een specifieke stoornis in de hersenfuncties.


Freud = ontwikkelaar van de psychoanalyse. Wat hierbij centraal stond was dat de klachten en
symptomen van zijn patiënten berustten op onbewust gemaakte (verdrongen) innerlijke conflicten.
Deze patiënten konden genezen door de conflicten weer bewust te maken.

,Hysterie = klachten waarbij geen lichamelijke afwijkingen werden gevonden.
Experimentele therapie voor de 2e wereldoorlog:
 Koortskuur van Julius Wagner-Jauregg = patiënten met een dementia paralytica kregen
het bloed van malariapatiënten ingespoten, waardoor koorts werd opgewekt.
 Slaapkuur, insulinecomatherapie, cardiazolshock, elektroshock en prefontale
leukotomie (hersenoperatie) = methoden die werden toegepast bij schizofrenie. Allen
hadden enig en soms groot effect, maar er waren veel neveneffecten die soms blijvende
schade, zoals persoonlijkheidsveranderingen, veroorzaakten.

Meyer = hield zich bezig met de nazorg van uit inrichtingen ontslagen patiënten en stimuleerde
hun resocialisatie. Ook deed hij onderzoek naar ziekmakende factoren in de moderne maatschappij
en het in een vroeg stadium behandelen daarvan om opname te voorkomen (preventief).

Antipsychiatrie = een beweging onder patiënten en hulpverleners uit de jaren 60 en 70 van de 20 e
eeuw. Zij verzette zich fel tegen de inrichtingenpsychiatrie. Zij beschouwden dit namelijk als
repressiemiddel van de gevestigde orde tegen afwijkend gedrag en streed voor de erkenning van
rechten van de patiënt als een autonoom individu, een ‘gewone burger’.
De-institutionalisering = het terugplaatsen van chronisch opgenomen patiënten in de maatschappij.

Classificeren = het onderbrengen van een individuele cliënt bij een groep op basis van een aantal
gedeelde kenmerken, waarbij men even afziet van de relatief unieke, niet-gedeelde kenmerken.
= bepalen van welke officieel erkende ziekte een cliënt heeft.
Diagnosticeren = zo veel mogelijk doorgronden van de aard en het ontstaan van de psychische
stoornis waar een individuele cliënt aan lijdt, waarbij men zo veel mogelijk kenmerken van iemands
totale persoon in heden en verleden betrekt.

Biologisch aspect – het lichaam en alles wat rechtstreeks contact komt met het lichaam: voedsel,
ingeademde lucht, virussen, bacteriën, temperatuur, vochtigheid etc.)
Psychisch aspect – de persoonlijkheid, gedachten, overtuigingen en gevoelens van personen
(bewust en onbewust)
Sociaal aspect – contact met mensen om een persoon heen (partner, gezin, buurt, school,
collega’s etc.)

Ziektegedrag = hoe je met je ziekte omgaat.
Aggravatie = overdrijving van klachten.
Simulatie = voorwenden van klachten.
Dissimulatie = ontkennen van klachten.
Bagatelliseren = klachten minder ernstig maken dan dat ze zijn.

Sociale context
 1e milieu = leef en woonsituatie
 2e milieu = het werk
 3e milieu = contact met familie, medeburgers, vrienden, kennissen en dergelijken.

DSM-5
Internaliserende groep = vertonen vooral prominent angstige en/of depressieve dan wel
somatische symptomen.
Externaliserende groep = verschijnselen zoals impulsiviteit, antisociaal gedrag en/of verslaving
staan op de voorgrond.
Structuurdiagnostiek = komen tot een formulering van hoe de stoornis tot stand is gekomen en
waarom deze blijft bestaan.




Stress-kwetsbaarheid-model

,= menselijk gedrag kan worden gezien als een voortdurende interactie met de buitenwereld en
stelt een persoon voortdurend voor ‘problemen’.
 enerzijds wordt je door de buitenwereld uitgenodigd/uitgedaagd en wil je iets gaan doen, maar
kom je hindernissen tegen.
 anderzijds wordt je vaak gealarmeerd of bedreigd en wil je de bedreiging het hoofd bieden.


(eventuele)
Stressoren
Decompensatie




Ontregeling Stress




Coping Reacties


Stressor = het probleem; stressoren veroorzaken
 Stress = de toestand waarin iemand komt door een stressor; Stress roept
 Reacties op = waar men mee om moet gaan, het evenwicht te herstellen; Die activiteit wordt
 Coping genoemd = verweer bieden/het hoofd bieden aan; Als dit niet lukt, raakt iemand
 Ontregeld = het evenwicht is niet hersteld, omdat iemand op bepaalde punten kwetsbaar is of
een bepaalde mogelijkheid tot coping mist; hierdoor kan er
 Decompensatie optreden = een ineenstorting van langere duur

Draaglast = het complex van stressoren.
Kwetsbaarheid = het tekortschieten van draagkracht.
Beschermende/protectieve factoren = bijvoorbeeld de kracht en steun waarover iemand beschikt.

Stress- en kwetsbaarheidsfactoren
Stressoren - Biologisch niveau
 Hersenziekten, overige somatische ziekten, drugs en alcohol, intoxicaties en geneesmiddelen.
 Twee manieren betrokkenheid lichamelijke ziekte bij het ontstaan van een psychische stoornis
1. De ziekte beïnvloed direct, door biochemische of andere veranderingen, de hersenfunctie.
Bijvoorbeeld een delier of ijlen door koorts.
2. Men kan depressief worden van het feit dat men een lichamelijke ziekte heeft en daardoor
allerlei mogelijkheden verliest. Hierbij gaat het om verwerkingsproblematiek.

Stressoren – psychologisch niveau
 Het verwerken van ernstige trauma’s, verlies, bedreigingen, teleurstellingen, frustraties etc. Ook
moeten leven met grote innerlijke spanningen en conflicten telt mee.

Stressoren – sociologisch niveau
 Onverwachte opgaven en problemen; Bijvoorbeeld het overlijden van een partner, verliezen van
werk, status, vrienden etc, chronische alledaagse zaken die nooit overgaan (daily hassles),
problemen bij het begin van een nieuwe levensfase (ouder worden, samenwonen, kinderen krijgen
etc.)

Kwetsbaarheid – biologisch niveau
 Alle somatische aandoeningen die iemands draagkracht ondermijnen en genetische (erfelijke)
factoren; bijvoorbeeld iemand die door trauma een hersenbeschadiging heeft opgelopen waarbij
neiging naar impulsiviteit is ontstaan.

Kwetsbaarheid – psychologisch niveau
 Eigenschappen die tot iemands persoonlijkheid behoren.
 Ik-sterkte = competentie om met stressoren om te gaan, je kan het evenwicht bewaren. Het
vermogen tot reflectie, bezinning en beheersing en uitstel is een belangrijk kenmerk. Je krijgt een
indruk van de ik-sterkte als je let op hoe iemand reageert in crisissituaties, hoe hij
probleemsituaties oplost, zijn leven vormgeeft, zijn emotionele evenwicht handhaaft en met ziekte
omgaat.

,  Persoonlijkheidsstoornissen in de psychiatrie = mensen met ernstige tekorten in ik-sterkte die tot
een chronische verstoring van de aanpassing aan de opgaven van het dagelijks leven leiden, met
name werk, relaties en zelfverzorging.
 Cognitieve psychologie = nagaan of mensen speciale denkgewoonten of denkbeelden hebben
ontwikkeld voor het omgaan met stressoren, waardoor ze de werkelijkheid eenzijdig interpreteren,
bijvoorbeeld zichzelf of de ander altijd de schuld van iets geven.
 Leertheorie = nagaan of mensen een bepaald probleemoplossend gedrag hebben aangeleerd
dat contraproductief werkt, bijvoorbeeld het weglopen bij een conflict of het mijden van contact.
 Hierbij kan gedragstherapie helpen; proberen iemand nieuw gedrag aan te leren
 Psychoanalyse = kijken hoe mensen met problematische, lastige gevoelens omgaan. Ze moeten
de eigen innerlijke toestand zo goed mogelijk onder ogen zien en emoties erkennen. Dit lukt echter
niet altijd en daar zijn afweermechanismen voor te gebruiken. Dit zijn manieren om de bewuste
beleving van pijnlijke gevoelens te vermijden, een psychische reflex dat zich onbewust voordoet.
 Verdringing = je gevoel onbewust maken.
 Projectie = negatieve of positieve gevoelens toeschrijven aan degene op wie zij betrekking
hebben.
 Externaliseren = toeschrijven van de eigen tekortkomingen aan de ander.
 Gedrag = pijnlijke gevoelens afweren met gedrag, ookwel ‘help rejecting complainers’
genoemd.

Kwetsbaarheid – sociologisch niveau
 De kwaliteit van het sociale netwerk is belangrijke bron van externe steun.
 Goede intieme relatie, sterke sociale positie op het werk of in de buurt.
 Vriendschappen en familiecontacten waar men op kan terugvallen.




H6 | Stemmingsstoornissen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukvanherwaarden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72964 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47
  • (0)
  Add to cart