Casus 1:
Freud: 1856-1939, grondlegger van de psychoanalyse. Psychoanalyse: de leer die
lichamelijke uitingen/gedragingen tracht te verklaren m.b.v het innerlijke.
De geest bestaat uit 3 delen: topografisch model
- Conscious mind: bevat alle gedachten, gevoelens en beelden waar je direct bij kan, ben je nu
bewust van.
- Preconscious mind: bevat informatie en herinneringen waar je niet direct aan denkt maar
waar je je wel bewust van kan worden.
- Unconscious mind: deze informatie is niet bereikbaar. Traumatische herinneringen gaan
vaak gelijk naar het unconscious. Bij bijzonder omstandigheden (zoals hypnose) kan je soms
wel bij de unconscious mind.
One-way mental gate: je kan je gedachtes best makkelijk in het onbewuste plaatsen, maar kan ze er
niet makkelijk weer uit krijgen.
Structure model of personality:
- Id: is vanaf de geboorte aanwezig, dit zijn je instincten, biologische driften en alles wat je
erft. Dit bevindt zich in het unconscious en is non-moraal. Drift.
De id volgt het pleasure principle: dat alle behoeften onmiddelijk moeten worden
bevredigd. Bv. een toename van honger zou altijd een poging tot eten moeten
veroorzaken.
De id bevredigt behoeften via het primary process: denken zonder logische regels of
bewuste gedachten.
Wish fulfillment: de ervaring van het hebben van zo’n beeld wat de behoefte
bevredigd.
- Ego: ontwikkelt zich op basis van id en ontwikkelt zich in de eerste 3 jaar en is non-moraal.
Rationaliteit.
Ego volgt het reality principle: er moet rekening worden gehouden met de externe
realiteit, samen met interne behoeften en driften. Het leidt je ertoe om de risico’s
van een actie af te wegen voordat je handelt.
Het ego gebruikt secondary process: ego gaat op zoek naar strategie om de
behoeftes van id te realiseren. Eerst inbeelden, dan uitvoeren.
Reality testing: Mentaal kijken/testen of een plan zou werken.
Taken van de ego: heeft een uitvoerende rol, onderdrukt impulsen van id en bewaart de
harmonie tussen id en superego.
- Superego: een geïnternaliseerde gedragscode. Als het ego voldoet aan de voorschriften van
de superego, word je beloond (door bijv. een gevoel van trots). Als de regels van de superego
worden overtreden, krijgt de superego straf (zoals een gevoel van schuld of schaamte). 3
taken/doelen: id temmen, het ego forceren om moraal te zijn, perfectie bereiken. Moraliteit.
Introjection: de normen en waarden van je ouders en de maatschappij eigen maken.
2 subsystemen:
Ego ideal: omvat regels voor goed gedrag.
Conscience: omvat regels over welk gedrag de ouders afkeuren en bestraffen.
Wanneer je deze dingen doet zal de conscience je betraffen met schuldgevoelens.
,Freudian slip: een onbewuste verspreking die een onbewust gevoel of verlangen lijkt te suggereren.
Psychodynamics: wisselwerking tussen id, ego en superego.
2 instincten: horen bij id
- Life instinct (libido/eros): voortplanting en leven
- Death instinct: een instinct naar destructie / terug willen naar de dood, wat zich uit in
agressie en kwaad naar anderen.
Drive: een biologisch verlangen wat leidt tot een actie.
Catharsis: het verminderen / loslaten van emotionele spanning. wanneer spanning niet geuit wordt,
groeit de energie en druk en bouwt het zich op. Op een gegeven moment zal de energie zo groot zijn
dat de impuls wordt geuit.
Na agressie te uiten zal er in de toekomst minder snel agressie worden geuit.
Agressie uiten vermindert spanning
Angst: een pijnlijke emotie die dienst doet als signaal voor inkomend gevaar aan het ego. Ontstaat uit
een conflict tussen de id en superego. Soorten anxiety:
- Objective / reality anxiety: een angst voor realistische externe factoren, we gaan ermee om
door deze situaties te vermijden of ontsnappen.
- Neurotic anxiety: een onbewuste angst dat de impulsen van id uit de hand lopen en iets
laten doen waardoor je gestraft wordt. Het is de angst voor de straf die het gevolg is van het
uiten van de id impulsen. Het is een conflict tussen id en ego. Bv. bang om rare dingen te
zeggen of bang voor seksuele gedachten.
- Moral anxiety: de angst die mensen hebben wanneer ze hun morele code hebben
overtreden (of op het punt staan dit te overtreden). Deze morele angst wordt gevoeld als
schuld of schaamte. Bv. als je morele gevoel seks voor het huwelijk verbiedt en je op het
, punt staat om seks te hebben, ervaar je morele angst. Het is een conflict tussen ego en
superego.
2 manieren waarop de ego reageert op anxiety:
- Bewust dealen met de bedreiging
- Defense mechanismes
Defense mechanismes:
- Repression: het onbewust onderdrukken van gedachten/ervaringen; dit gebeurt intern.
- Supression: het bewust onderdrukken van gevoelens. Bv. als je wil stoppen met roken,
probeer je bewust niet aan roken te denken.
- Rationalization: Het goedpraten van onacceptabele acties / rationele uitleg vinden voor
onacceptabel gedrag.
- Denial: beweren dat dingen niet zo zijn als ze lijken. Ontkennen; weigeren te geloven dat het
is gebeurd.
- Displacement: Afreageren op andere dingen / mensen omdat je niet boos kan worden op de
werkelijke bron. Verschuiving van impuls van ene doel naar een ander. Vb. een kind wordt
erg gedisciplineerd door haar ouders en uit haar woede door haar pop te slaan.
- Projection: verboden gedachten en impulsen worden toegeschreven aan een andere
persoon dan aan het zelf. Situatie vervormen door onacceptabele aspecten toe te schrijven
aan iemand anders.
- Reaction formation: Het tegenovergestelde doen van je gevoelens. Zich waken tegen een
onderdrukte wens door zich te wenden tot gedachten en gedragingen die het
tegenovergestelde van de verboden ideeën vormen.
- Sublimation: impulsen uiten door ze in een acceptabele vorm om te zetten. Bv. een moeder
wil haar kind slaan maar gaat een rondje lopen om haar woede te laten zakken.
- Intellectualisation: Door meer over een onderwerp te weten kan je je distantiëren van het
conflict. De neiging om na te denken over bedreigingen in analytische en emotioneel
onthechte termen. Door op deze manier over dingen na te denken kunnen mensen hun
gedachten en gevoelens van elkaar loskoppelen. Bv. een vrouw ontdekt dat haar man gaat
sterven aan kanker, ze gaat zo veel mogelijk leren over de behandeling van kanker. Door zich
intellectueel op de ziekte te concentreren, beschermt ze zichzelf tegen het leed.
- Undoing: het herstellen van een fout door compensatie.
- Isolation: een bepaalde gebeurtenis herinneren, maar de emotie / gevoelens die je daarbij
voelde onderdrukken.
- Regression: het terugvallen in een eerdere fase.
Psychosexual stages of development:
1. The oral phase: geboorte – 18 maand. Bevrediging via mond, tong en lippen.
Subfase 1: Oral incorporative phase: ongeveer 6 maanden. Het kind is hulpeloos en
afhankelijk. Eigenschappen ontwikkelen zich, afhankelijk van waar het kind aan
wordt blootgesteld. Als het kind in een goedaardige wereld wordt opgevoed, zullen
bijvoorbeeld optimisme en vertrouwen ontstaan, als het kind in een minder
ondersteunende wereld wordt opgevoed, zullen bijvoorbeeld pessimisme en
wantrouwen ontstaan.
Freud: 1856-1939, grondlegger van de psychoanalyse. Psychoanalyse: de leer die
lichamelijke uitingen/gedragingen tracht te verklaren m.b.v het innerlijke.
De geest bestaat uit 3 delen: topografisch model
- Conscious mind: bevat alle gedachten, gevoelens en beelden waar je direct bij kan, ben je nu
bewust van.
- Preconscious mind: bevat informatie en herinneringen waar je niet direct aan denkt maar
waar je je wel bewust van kan worden.
- Unconscious mind: deze informatie is niet bereikbaar. Traumatische herinneringen gaan
vaak gelijk naar het unconscious. Bij bijzonder omstandigheden (zoals hypnose) kan je soms
wel bij de unconscious mind.
One-way mental gate: je kan je gedachtes best makkelijk in het onbewuste plaatsen, maar kan ze er
niet makkelijk weer uit krijgen.
Structure model of personality:
- Id: is vanaf de geboorte aanwezig, dit zijn je instincten, biologische driften en alles wat je
erft. Dit bevindt zich in het unconscious en is non-moraal. Drift.
De id volgt het pleasure principle: dat alle behoeften onmiddelijk moeten worden
bevredigd. Bv. een toename van honger zou altijd een poging tot eten moeten
veroorzaken.
De id bevredigt behoeften via het primary process: denken zonder logische regels of
bewuste gedachten.
Wish fulfillment: de ervaring van het hebben van zo’n beeld wat de behoefte
bevredigd.
- Ego: ontwikkelt zich op basis van id en ontwikkelt zich in de eerste 3 jaar en is non-moraal.
Rationaliteit.
Ego volgt het reality principle: er moet rekening worden gehouden met de externe
realiteit, samen met interne behoeften en driften. Het leidt je ertoe om de risico’s
van een actie af te wegen voordat je handelt.
Het ego gebruikt secondary process: ego gaat op zoek naar strategie om de
behoeftes van id te realiseren. Eerst inbeelden, dan uitvoeren.
Reality testing: Mentaal kijken/testen of een plan zou werken.
Taken van de ego: heeft een uitvoerende rol, onderdrukt impulsen van id en bewaart de
harmonie tussen id en superego.
- Superego: een geïnternaliseerde gedragscode. Als het ego voldoet aan de voorschriften van
de superego, word je beloond (door bijv. een gevoel van trots). Als de regels van de superego
worden overtreden, krijgt de superego straf (zoals een gevoel van schuld of schaamte). 3
taken/doelen: id temmen, het ego forceren om moraal te zijn, perfectie bereiken. Moraliteit.
Introjection: de normen en waarden van je ouders en de maatschappij eigen maken.
2 subsystemen:
Ego ideal: omvat regels voor goed gedrag.
Conscience: omvat regels over welk gedrag de ouders afkeuren en bestraffen.
Wanneer je deze dingen doet zal de conscience je betraffen met schuldgevoelens.
,Freudian slip: een onbewuste verspreking die een onbewust gevoel of verlangen lijkt te suggereren.
Psychodynamics: wisselwerking tussen id, ego en superego.
2 instincten: horen bij id
- Life instinct (libido/eros): voortplanting en leven
- Death instinct: een instinct naar destructie / terug willen naar de dood, wat zich uit in
agressie en kwaad naar anderen.
Drive: een biologisch verlangen wat leidt tot een actie.
Catharsis: het verminderen / loslaten van emotionele spanning. wanneer spanning niet geuit wordt,
groeit de energie en druk en bouwt het zich op. Op een gegeven moment zal de energie zo groot zijn
dat de impuls wordt geuit.
Na agressie te uiten zal er in de toekomst minder snel agressie worden geuit.
Agressie uiten vermindert spanning
Angst: een pijnlijke emotie die dienst doet als signaal voor inkomend gevaar aan het ego. Ontstaat uit
een conflict tussen de id en superego. Soorten anxiety:
- Objective / reality anxiety: een angst voor realistische externe factoren, we gaan ermee om
door deze situaties te vermijden of ontsnappen.
- Neurotic anxiety: een onbewuste angst dat de impulsen van id uit de hand lopen en iets
laten doen waardoor je gestraft wordt. Het is de angst voor de straf die het gevolg is van het
uiten van de id impulsen. Het is een conflict tussen id en ego. Bv. bang om rare dingen te
zeggen of bang voor seksuele gedachten.
- Moral anxiety: de angst die mensen hebben wanneer ze hun morele code hebben
overtreden (of op het punt staan dit te overtreden). Deze morele angst wordt gevoeld als
schuld of schaamte. Bv. als je morele gevoel seks voor het huwelijk verbiedt en je op het
, punt staat om seks te hebben, ervaar je morele angst. Het is een conflict tussen ego en
superego.
2 manieren waarop de ego reageert op anxiety:
- Bewust dealen met de bedreiging
- Defense mechanismes
Defense mechanismes:
- Repression: het onbewust onderdrukken van gedachten/ervaringen; dit gebeurt intern.
- Supression: het bewust onderdrukken van gevoelens. Bv. als je wil stoppen met roken,
probeer je bewust niet aan roken te denken.
- Rationalization: Het goedpraten van onacceptabele acties / rationele uitleg vinden voor
onacceptabel gedrag.
- Denial: beweren dat dingen niet zo zijn als ze lijken. Ontkennen; weigeren te geloven dat het
is gebeurd.
- Displacement: Afreageren op andere dingen / mensen omdat je niet boos kan worden op de
werkelijke bron. Verschuiving van impuls van ene doel naar een ander. Vb. een kind wordt
erg gedisciplineerd door haar ouders en uit haar woede door haar pop te slaan.
- Projection: verboden gedachten en impulsen worden toegeschreven aan een andere
persoon dan aan het zelf. Situatie vervormen door onacceptabele aspecten toe te schrijven
aan iemand anders.
- Reaction formation: Het tegenovergestelde doen van je gevoelens. Zich waken tegen een
onderdrukte wens door zich te wenden tot gedachten en gedragingen die het
tegenovergestelde van de verboden ideeën vormen.
- Sublimation: impulsen uiten door ze in een acceptabele vorm om te zetten. Bv. een moeder
wil haar kind slaan maar gaat een rondje lopen om haar woede te laten zakken.
- Intellectualisation: Door meer over een onderwerp te weten kan je je distantiëren van het
conflict. De neiging om na te denken over bedreigingen in analytische en emotioneel
onthechte termen. Door op deze manier over dingen na te denken kunnen mensen hun
gedachten en gevoelens van elkaar loskoppelen. Bv. een vrouw ontdekt dat haar man gaat
sterven aan kanker, ze gaat zo veel mogelijk leren over de behandeling van kanker. Door zich
intellectueel op de ziekte te concentreren, beschermt ze zichzelf tegen het leed.
- Undoing: het herstellen van een fout door compensatie.
- Isolation: een bepaalde gebeurtenis herinneren, maar de emotie / gevoelens die je daarbij
voelde onderdrukken.
- Regression: het terugvallen in een eerdere fase.
Psychosexual stages of development:
1. The oral phase: geboorte – 18 maand. Bevrediging via mond, tong en lippen.
Subfase 1: Oral incorporative phase: ongeveer 6 maanden. Het kind is hulpeloos en
afhankelijk. Eigenschappen ontwikkelen zich, afhankelijk van waar het kind aan
wordt blootgesteld. Als het kind in een goedaardige wereld wordt opgevoed, zullen
bijvoorbeeld optimisme en vertrouwen ontstaan, als het kind in een minder
ondersteunende wereld wordt opgevoed, zullen bijvoorbeeld pessimisme en
wantrouwen ontstaan.
