Onderzoekspraktijk
College 1: Introductie “casestudies” en “single case experimental designs”
1. Cases studies
Een casestudie is een “gevalstudie” die heel erg breed kan zijn. Het zijn vaak geen generieke gevallen, maar
juist op zich zelfstandig gevallen.
Voorbeelden zijn onderzoek naar:
• Individuen. • Interactievormen (samenwerkingsverbanden en relaties).
• Organisaties. • Beslissingen.
• Landen. • Projecten.
• Groepen. • Nieuwe lesmethoden.
• Patiënten • Onderzoeksopzet.
Casestudies zijn voornamelijk verhalend en bevatten kwalitatieve data. Ze verstrekken geen kwantitatieve
gegevens en zijn meestal bezig met het verstrekken van een beschrijvende en interpretatief verslag van wat er
is gebeurd.
De verhoudingen van casestudies met ander soort onderzoek:
• Vooral hoe en waarom vragen: Het gaat vooral in op de theorie (net als een experiment)
• Controle op gedrag.
• Focus op hedendaagse evenementen.
In een casestudie wordt een theoretische vraag beantwoord, vaak wordt hierin geprobeerd om processen (bv.
uitsluiting) te omschrijven door observaties, waarbij een bekende theorie wordt onderzocht en alternatieve
theorieën worden opgeworpen.
Generalisatie
1
,Generalisatie komt in verschillende vormen:
• Direct naar de theorie: Casestudie/ De conclusies die in een casestudie worden getrokken
experiment leiden altijd naar een theorie. Verschillend bewijs leidt tot
een theoretische conclusie.
1 stap: Er worden direct conclusies getrokken.
• Statistische generalisatie: Vragenlijsten Er wordt gegeneraliseerd naar een populatie. Er wordt een
hypothese gevormd over de populatie (bv. nulhypothese
en alternatieve hypothese).
2 stappen: Eerst statistische generalisatie en dan wordt
gekken naar wat de indicaties zijn van de theorie.
In de generalisatie direct naar de theorie bestaan weer verschillende vormen:
• Letterlijke replicatie: Een bepaalde theorie wordt in een nieuw geval geobserveerd.
• Theoretische replicatie: Vanuit de theorie wordt gekeken wat de grenzen zijn van de theorie (bv.
iemand zegt auw als hij warm water op zijn hand krijgt, maar is dit ook als je
iemand blinddoekt?). Er worden vaak nieuwe zaken uitgesloten, of onder
meer groepen gecontroleerd.
Soorten casestudies
Als toelichting op deze figuur:
Single case Multiple case designs
Holistisch Er is één case waarin één unit In meerdere gevallen kijken of er
(single unit of analysis) wordt geanalyseerd. overeenkomsten of (structurele)
verschillen in cases bestaan over
verschillende cases.
Embedded Eén case met daarin meerdere Er wordt naar verschillende cases
units. Er wordt een proces gekeken binnen elke van de
(Multiple unites of analysis) onderzocht. verschillende cases bestaan
meerdere unites.
Bijvoorbeeld:
De dynamiek tussen meerdere
directeuren binnen één bedrijf
Units: Gedrag directeur.
Case: De wisselwerking
Er kunnen verschillende doelen zijn waarmee een casestudie wordt uitgevoerd:
• Exploratief (exploratory): Een theorie vormen uit het niks (er is dus nog geen theorie gevormd).
• Verklarend (explanatory): Een verklaring zoeken voor een causale theorie in een specifiek geval.
• Beschrijvend (discriptive): Er is een theorie, maar deze heeft geen causaal verband.
2
,Selectie van cases
Met de cases moet uiteindelijk een theorie getoetst kunnen worden. Er moet iets aan de hand zijn met een
bepaald geval, waardoor deze theoretisch relevant zijn.
Hiervoor kunnen in aanmerking komen:
• Kritieke cases: Het zoeken naar gevallen die niet passen binnen een bestaande theorie.
Bijvoorbeeld: De theorie: “Alle zwanen zijn wit” ontkrachten door
op zoek te gaan naar een zwarte zwaan.
• Unieke cases
of extreme cases: Een geval die moeilijk te onderzoeken is omdat het gaat over iets algemeens of `
extreems.
Bijvoorbeeld: Onderzoek naar een ziekte die weinig voorkomt.
• Onthullende cases: Een geval wat een nieuw, nog niet bestaand, fenomeen is.
Bijvoorbeeld: De beschrijving van een nieuwe ziekte.
• Represtatieve cases
of typerende cases: Gevallen waarbij wordt gezocht naar iets typerend of representatiefs.
Bijvoorbeeld: Onderzoek naar de meest gemiddelde Nederlander.
• Longitudinale case: Een geval die over de tijd worden gevolgd.
Soorten bewijs in een casestudie
Er zijn verschillende manieren om bewijs te verzamelen, zoals:
• Documenten.
• Archieven.
• Interviews.
• Directe observatie.
• Participant observatie: Meelopen in een bepaalde groep.
• Fysieke artefacten: Bijvoorbeeld kijken naar slijtage.
Er is dus een hele range van mogelijke bewijzen.
Kwaliteitseisen in een casestudie
Validiteitsvorm Tactiek Fase
Construct validiteit • Meerdere bewijsbronnen (triangulatie). Datacollectie
• De volgorde van bewijs en het onderbouwen van Datacollectie
het bewijs.
• Een review op het casestudie rapport. Compositie
Interne validiteit • Patroonmatching. Data-analyse
• Een uitleg onderbouwing. Data-analyse
• Tegengestelde uitleg adresseren. Data-analyse
• Logische modellen gebruiken. Data-analyse
Externe validiteit • Gebruiken van theorieën in single-case studies Onderzoeksdesign
• Gebruik replicatie logica in multiple-case studies Onderzoeksdesign
Betrouwbaarheid • Gebruik een casestudie protocol. Datacollectie
• Ontwerp casestudie databeses. Datacollectie
3
, 2. Single case experimenten
Single case experimenten: Studies waar kwalitatieve data komt door direct manipulatie van de
interventie en waar de combinatie van deze twee factoren terugkomt in een
vorm van een experimenteel design die de mogelijkheid geeft een valide
conclusie te trekken over de impact van een behandeling op de uitkomst
van bijvoorbeeld een therapie.
Experimenten: Er is een factor die beïnvloedbaar is en die vervolgens wordt gemanipuleerd.
Verschillen grootschalig onderzoek en single case experiment
Vroeger (voor de statistiek) werd vooral onderzoek gedaan op individuen. In de klinische praktijk worden
gevalstudies (case studies) nog steeds gebruikt.
Nadelen van grootschalig onderzoek: Nadelen van single case experimenten:
• De effecten zijn veel minder groot dan de • Er wordt alleen anekdotisch bewijs verzameld.
fysiologische experimenten van vroeger.
• Effecten van therapie en spontaan herstel
konden niet altijd worden onderscheden.
Een probleem bij single case experimenten is dat er maar op één of enkele mensen wordt onderzocht (i.p.v. bij
“normaal” experimenteel onderzoeken met grotere steekproeven). Hierdoor is het lastig om een effect te
vinden.
Verschillende fases in het single case experiment
Er bestaan verschillende fases:
1. Baseline: De voormeting (nulmeting).
2. Behandelfase (“treatment”): De manipulatie van de dat vindt hier plaats.
3. Follow-up: De nameting.
Verschillende soorten metingen kunnen worden gedaan:
• Gestandaardiseerd instrument (“standard”), zoals een vragenlijst.
Deze kan in de voor- en nameting één of meerdere keren worden afgenomen (de driehoeken in de figuur).
• Afhankelijke variabele (“target”): Een variabele die herhaaldelijk wordt geobserveerd (de rondjes in de
figuur). Meerdere observaties geven meer zekerheid, omdat de onafhankelijke variabele altijd wat
fluctueert.
• Procesmaat (“proces”): Een manipulatiecheck, waarbij wordt gekeken of de experimentele conditie wel
het gewenste effect gehad heeft.
4
College 1: Introductie “casestudies” en “single case experimental designs”
1. Cases studies
Een casestudie is een “gevalstudie” die heel erg breed kan zijn. Het zijn vaak geen generieke gevallen, maar
juist op zich zelfstandig gevallen.
Voorbeelden zijn onderzoek naar:
• Individuen. • Interactievormen (samenwerkingsverbanden en relaties).
• Organisaties. • Beslissingen.
• Landen. • Projecten.
• Groepen. • Nieuwe lesmethoden.
• Patiënten • Onderzoeksopzet.
Casestudies zijn voornamelijk verhalend en bevatten kwalitatieve data. Ze verstrekken geen kwantitatieve
gegevens en zijn meestal bezig met het verstrekken van een beschrijvende en interpretatief verslag van wat er
is gebeurd.
De verhoudingen van casestudies met ander soort onderzoek:
• Vooral hoe en waarom vragen: Het gaat vooral in op de theorie (net als een experiment)
• Controle op gedrag.
• Focus op hedendaagse evenementen.
In een casestudie wordt een theoretische vraag beantwoord, vaak wordt hierin geprobeerd om processen (bv.
uitsluiting) te omschrijven door observaties, waarbij een bekende theorie wordt onderzocht en alternatieve
theorieën worden opgeworpen.
Generalisatie
1
,Generalisatie komt in verschillende vormen:
• Direct naar de theorie: Casestudie/ De conclusies die in een casestudie worden getrokken
experiment leiden altijd naar een theorie. Verschillend bewijs leidt tot
een theoretische conclusie.
1 stap: Er worden direct conclusies getrokken.
• Statistische generalisatie: Vragenlijsten Er wordt gegeneraliseerd naar een populatie. Er wordt een
hypothese gevormd over de populatie (bv. nulhypothese
en alternatieve hypothese).
2 stappen: Eerst statistische generalisatie en dan wordt
gekken naar wat de indicaties zijn van de theorie.
In de generalisatie direct naar de theorie bestaan weer verschillende vormen:
• Letterlijke replicatie: Een bepaalde theorie wordt in een nieuw geval geobserveerd.
• Theoretische replicatie: Vanuit de theorie wordt gekeken wat de grenzen zijn van de theorie (bv.
iemand zegt auw als hij warm water op zijn hand krijgt, maar is dit ook als je
iemand blinddoekt?). Er worden vaak nieuwe zaken uitgesloten, of onder
meer groepen gecontroleerd.
Soorten casestudies
Als toelichting op deze figuur:
Single case Multiple case designs
Holistisch Er is één case waarin één unit In meerdere gevallen kijken of er
(single unit of analysis) wordt geanalyseerd. overeenkomsten of (structurele)
verschillen in cases bestaan over
verschillende cases.
Embedded Eén case met daarin meerdere Er wordt naar verschillende cases
units. Er wordt een proces gekeken binnen elke van de
(Multiple unites of analysis) onderzocht. verschillende cases bestaan
meerdere unites.
Bijvoorbeeld:
De dynamiek tussen meerdere
directeuren binnen één bedrijf
Units: Gedrag directeur.
Case: De wisselwerking
Er kunnen verschillende doelen zijn waarmee een casestudie wordt uitgevoerd:
• Exploratief (exploratory): Een theorie vormen uit het niks (er is dus nog geen theorie gevormd).
• Verklarend (explanatory): Een verklaring zoeken voor een causale theorie in een specifiek geval.
• Beschrijvend (discriptive): Er is een theorie, maar deze heeft geen causaal verband.
2
,Selectie van cases
Met de cases moet uiteindelijk een theorie getoetst kunnen worden. Er moet iets aan de hand zijn met een
bepaald geval, waardoor deze theoretisch relevant zijn.
Hiervoor kunnen in aanmerking komen:
• Kritieke cases: Het zoeken naar gevallen die niet passen binnen een bestaande theorie.
Bijvoorbeeld: De theorie: “Alle zwanen zijn wit” ontkrachten door
op zoek te gaan naar een zwarte zwaan.
• Unieke cases
of extreme cases: Een geval die moeilijk te onderzoeken is omdat het gaat over iets algemeens of `
extreems.
Bijvoorbeeld: Onderzoek naar een ziekte die weinig voorkomt.
• Onthullende cases: Een geval wat een nieuw, nog niet bestaand, fenomeen is.
Bijvoorbeeld: De beschrijving van een nieuwe ziekte.
• Represtatieve cases
of typerende cases: Gevallen waarbij wordt gezocht naar iets typerend of representatiefs.
Bijvoorbeeld: Onderzoek naar de meest gemiddelde Nederlander.
• Longitudinale case: Een geval die over de tijd worden gevolgd.
Soorten bewijs in een casestudie
Er zijn verschillende manieren om bewijs te verzamelen, zoals:
• Documenten.
• Archieven.
• Interviews.
• Directe observatie.
• Participant observatie: Meelopen in een bepaalde groep.
• Fysieke artefacten: Bijvoorbeeld kijken naar slijtage.
Er is dus een hele range van mogelijke bewijzen.
Kwaliteitseisen in een casestudie
Validiteitsvorm Tactiek Fase
Construct validiteit • Meerdere bewijsbronnen (triangulatie). Datacollectie
• De volgorde van bewijs en het onderbouwen van Datacollectie
het bewijs.
• Een review op het casestudie rapport. Compositie
Interne validiteit • Patroonmatching. Data-analyse
• Een uitleg onderbouwing. Data-analyse
• Tegengestelde uitleg adresseren. Data-analyse
• Logische modellen gebruiken. Data-analyse
Externe validiteit • Gebruiken van theorieën in single-case studies Onderzoeksdesign
• Gebruik replicatie logica in multiple-case studies Onderzoeksdesign
Betrouwbaarheid • Gebruik een casestudie protocol. Datacollectie
• Ontwerp casestudie databeses. Datacollectie
3
, 2. Single case experimenten
Single case experimenten: Studies waar kwalitatieve data komt door direct manipulatie van de
interventie en waar de combinatie van deze twee factoren terugkomt in een
vorm van een experimenteel design die de mogelijkheid geeft een valide
conclusie te trekken over de impact van een behandeling op de uitkomst
van bijvoorbeeld een therapie.
Experimenten: Er is een factor die beïnvloedbaar is en die vervolgens wordt gemanipuleerd.
Verschillen grootschalig onderzoek en single case experiment
Vroeger (voor de statistiek) werd vooral onderzoek gedaan op individuen. In de klinische praktijk worden
gevalstudies (case studies) nog steeds gebruikt.
Nadelen van grootschalig onderzoek: Nadelen van single case experimenten:
• De effecten zijn veel minder groot dan de • Er wordt alleen anekdotisch bewijs verzameld.
fysiologische experimenten van vroeger.
• Effecten van therapie en spontaan herstel
konden niet altijd worden onderscheden.
Een probleem bij single case experimenten is dat er maar op één of enkele mensen wordt onderzocht (i.p.v. bij
“normaal” experimenteel onderzoeken met grotere steekproeven). Hierdoor is het lastig om een effect te
vinden.
Verschillende fases in het single case experiment
Er bestaan verschillende fases:
1. Baseline: De voormeting (nulmeting).
2. Behandelfase (“treatment”): De manipulatie van de dat vindt hier plaats.
3. Follow-up: De nameting.
Verschillende soorten metingen kunnen worden gedaan:
• Gestandaardiseerd instrument (“standard”), zoals een vragenlijst.
Deze kan in de voor- en nameting één of meerdere keren worden afgenomen (de driehoeken in de figuur).
• Afhankelijke variabele (“target”): Een variabele die herhaaldelijk wordt geobserveerd (de rondjes in de
figuur). Meerdere observaties geven meer zekerheid, omdat de onafhankelijke variabele altijd wat
fluctueert.
• Procesmaat (“proces”): Een manipulatiecheck, waarbij wordt gekeken of de experimentele conditie wel
het gewenste effect gehad heeft.
4
