Afwijkingen van de fertilisatie (H2)
Parthogenese : Hierbij wordt de eicel zonder bevruchting toch geactiveerd. Door het
ontbreken van de mannelijke pronucleus, blijven deze embryo’s haploïd. De
klievende eicel sterft bijna altijd vroeg embryonaal.
Diandrie – digynie
Diandrie : waarbij een tweede zaadcel toch in staat is binnen te dringen en een
pronucleus mee te brengen vormt zo een triploïde zygote. Een diploïd spermatozoön
kan bij een bevruchting ook triploïde veroorzaken. Het leidt tot zeer vroeg
embryonale sterfte.
Digynie : het tweede poollichaampje wordt bij bevruchting niet uitgestoten, vormt
tweede vrouwelijke pronucleus triploïde zygote. Ook als eicel diploïd blijft, ontstaat
dit probleem. Embryonale of vroeg foetale sterfte
Aneuploïde
Afwijking van één enkel chromosoom / chromosomenpaar.
De soorten: nullisomie, monosomie, trisomie, tetrasomie.
Vaak ontstaat dit bij de vorming van gameten chromosomenpaar niet gelijkmatig
verdeeld (non – dysjunctie). Autosomen of geslachtschromosomen.
mozaïcisme: geeft aneuploïde aanleiding tot, wanneer het bij de eerste delingen
gebeurd. (= niet alle cellen in het lichaam van een individu bezitten hetzelfde
genetische materiaal)
Bijv: Down – syndroom, leefbaar: XXX, XXY, XO (maar monosomie van Y niet)
Fertilisatie van de polocyt II
Secundaire polocyt na bevruchting eicel, bevrucht door andere zaadcel chimeer
(=individu opgebouwd uit cellen, afkomstig van twee verschillende zygotes)
Hybridevorming
= individuen die ontstaan door kruising van twee verschillende diersoorten.
Sommige zijn wel vruchtbaar en andere onvruchtbaar (muilezel, muildier)
1. Bijzondere vormen van dizygote tweelingen (twee – eiige)
Bij paard en rund zelden tweelingen geboren.
Hyperfoetatie = meer vruchten dan de capaciteit van de baarmoeder toelaat.
ontstaat door : overdreven aantal ovulaties, onvoldoende natuurlijke embryonale
sterfte, vorminge meerdere monozygote tweelingen
Superfecundatie = eicellen zelfde ovulatiecyclus bevrucht worden door meerdere
mannelijke dieren.
Supefoetatie = tijdens eerste fase nieuwe dracht nieuwe ovariële cyclus met ovulatie
en opnieuw bevruchting.
Parthogenese : Hierbij wordt de eicel zonder bevruchting toch geactiveerd. Door het
ontbreken van de mannelijke pronucleus, blijven deze embryo’s haploïd. De
klievende eicel sterft bijna altijd vroeg embryonaal.
Diandrie – digynie
Diandrie : waarbij een tweede zaadcel toch in staat is binnen te dringen en een
pronucleus mee te brengen vormt zo een triploïde zygote. Een diploïd spermatozoön
kan bij een bevruchting ook triploïde veroorzaken. Het leidt tot zeer vroeg
embryonale sterfte.
Digynie : het tweede poollichaampje wordt bij bevruchting niet uitgestoten, vormt
tweede vrouwelijke pronucleus triploïde zygote. Ook als eicel diploïd blijft, ontstaat
dit probleem. Embryonale of vroeg foetale sterfte
Aneuploïde
Afwijking van één enkel chromosoom / chromosomenpaar.
De soorten: nullisomie, monosomie, trisomie, tetrasomie.
Vaak ontstaat dit bij de vorming van gameten chromosomenpaar niet gelijkmatig
verdeeld (non – dysjunctie). Autosomen of geslachtschromosomen.
mozaïcisme: geeft aneuploïde aanleiding tot, wanneer het bij de eerste delingen
gebeurd. (= niet alle cellen in het lichaam van een individu bezitten hetzelfde
genetische materiaal)
Bijv: Down – syndroom, leefbaar: XXX, XXY, XO (maar monosomie van Y niet)
Fertilisatie van de polocyt II
Secundaire polocyt na bevruchting eicel, bevrucht door andere zaadcel chimeer
(=individu opgebouwd uit cellen, afkomstig van twee verschillende zygotes)
Hybridevorming
= individuen die ontstaan door kruising van twee verschillende diersoorten.
Sommige zijn wel vruchtbaar en andere onvruchtbaar (muilezel, muildier)
1. Bijzondere vormen van dizygote tweelingen (twee – eiige)
Bij paard en rund zelden tweelingen geboren.
Hyperfoetatie = meer vruchten dan de capaciteit van de baarmoeder toelaat.
ontstaat door : overdreven aantal ovulaties, onvoldoende natuurlijke embryonale
sterfte, vorminge meerdere monozygote tweelingen
Superfecundatie = eicellen zelfde ovulatiecyclus bevrucht worden door meerdere
mannelijke dieren.
Supefoetatie = tijdens eerste fase nieuwe dracht nieuwe ovariële cyclus met ovulatie
en opnieuw bevruchting.
