Samenvatting hoofdstuk 2
Leerdoelen
§1: Stofeigenschappen
Je kunt uitleggen wat stofeigenschap betekent, je kunt dit toepassen en je kunt
voorbeelden noemen van stofeigenschappen.
Je kent de 6 gevarensymbolen,(figuur 3) je weet hun betekenis en kunt dit toepassen.
§2: Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt uitleggen wat een zuivere stof is.
Je kunt uitleggen wat een mengsel is.
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met concentratie en een voorbeeld noemen.
Je kunt uitleggen wat een oplossing is en kent de 2 kenmerken van een oplossing.
(helder en blijft gemengd)
Je kunt uitleggen wat een suspensie is en kent de 2 kenmerken van een suspensie
(troebel en gaat ontmengen)
Je kunt toepassen en uitleggen wat filtreren is en bij welk soort mengsel je dit kunt
gebruiken. Je weet wat een filtraat en een residu is.
Je kunt uitleggen wat extraheren betekent en je kunt dit toepassen.
§3: Massa en Volume
Je kunt uitleggen wat massa is. (gewicht)
Je weet dat 1 ton (t) = 1000 kg.
Je kunt massa omrekenen in t kg, g, mg.
Je kunt uitleggen wat volume is. (inhoud)
Je kunt omrekenen in Liter, dL, cL, mL en in cm3, dm3, m3
Je kunt uitleggen wat de onderdompel methode is en kunt deze toepassen.
Je weet wat een maatcilinder is.
Je weet dat 1 cm3 = 1ml
Je kunt het volume berekenen van een blokje en van een cilinder.
§4: Dichtheid
Je kunt uitleggen wat dichtheid betekent en je kunt dit toepassen.
Je kent de formule dichtheid = massa/ volume en je kunt ermee rekenen. (Massa in g en
volume in ml of cm3) P = m / V
Je kunt uitleggen en toepassen dat dichtheid te maken heeft met drijven en zinken.
1
, Hoofdstuk 2 – Stoffen
§1 Stoffen in huis
Stof herkennen
Je kan stoffen herkennen aan geur. Veel stoffen hebben een kenmerkende geur waaraan je meteen
herkent. Je moet daarbij wel oppassen; sommige stoffen kunnen de slijmvliezen van neus en longen
irriteren. Daarom moet je voorzichtig ruiken:
1. Haal de dop van de fles.
2. Wuif met je hand boven de hals heen en weer.
3. Snuif een beetje van de damp op.
Stof ordenen
Stofeigenschappen zijn eigenschappen waaraan je stoffen kunt
herkennen:
Geur: alcohol heeft een andere geur dan terpentine.
Kleur: koper is rood-oranje, goud is geel, lood is grijs.
Smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout.
Brandbaarheid: benzine, is brandbaar, water niet.
Stoffen en veiligheid
Sommige stoffen die in het huishouden gebruikt worden kunnen
gevaarlijk zijn als je:
De stof inademt.
De stof inslikt.
De stof op je huid, in je hogen of op je kleren krijgt.
Er met vuur bij komt.
De stof met een andere stof mengt.
De gevaren worden aangegeven met gevarensymbolen.
R-zinnen en S-zinnen
een R-zin geeft aan voor welk gevaar je moet oppassen. De R staat
voor Risk (risico). Een S-zin geeft aan welke veiligheidsmaatregelen je
moet nemen. De S staat voor Safety (veiligheid). Een fabrikant mag
de R- en S-zinnen niet zelf verzinnen, maar moet zich houden aan
een officieel vastgestelde lijst genaamd de GHS (Globally Harmonised
System of Classification and Labeling of Chemicals. Die lijst werkt met
H-zinnen in plaats van R-zinnen. H staat voor hazard (gevaar) en P
zinnen in plaats van R-zinnen. P staat voor precaution (voorzorgsmaatregel).
2