Rood = op formuleblad bij tentamen
HC1 / H1, 2
Een belangrijk idee in de economie is dat prijzen zich aanpassen om vraag en aanbod in balans
te brengen: is er te veel vraag, dan gaan de prijzen omhoog; is er te veel aanbod, dan zakken ze.
Voor managers betekent te veel vraag gemiste inkomsten, en te veel aanbod betekent verspilling
van middelen.
Waarom is deze balans lastig?
- De vraag verandert steeds, soms voorspelbaar, soms totaal niet.
- Het aanbod is niet zo flexibel.
- Het kost veel moeite (en geld) om spullen of mensen (op tijd) te verplaatsen naar andere
plekken.
Kortom: Het is bijna onmogelijk om vraag en aanbod altijd perfect op elkaar af te stemmen, maar
succesvolle bedrijven blijven er wel continu naar streven.
Een bedrijfskundige begrijpt de tools van operations management en hoe deze kunnen worden
ingezet om de prestaties van een supply chain te verbeteren.
We gaan een aantal kwantitatieve- modellen en strategieën introduceren, die we samen de
“tools van operations management” noemen. Een kwantitatief model is een wiskundige
methode of vergelijking die bepaalde gegevens gebruikt en daar een getal uit laat komen. Dat
getal helpt een manager om te bepalen wat hij moet doen, of geeft inzicht in een belangrijke
prestatie- indicator. Een kwalitatieve strategie is een leidend principe dat richting geeft.
Zorgen dat middelen zo effectief mogelijk worden ingezet: grenzen en trade-offs.
alle punten op de lijn op de efficient frontier, geen van hen domineert.
Een proces is een reeks activiteiten die input accepteert en output produceert. Een proces kan
op een geaggregeerd niveau worden gedefinieerd.
,Black box = transformatieproces in inout-transformatieproces-outputmodel.
Gantt Chart is een manier om een proces te bekijken. Vb: ziekenhuis patient
- “Ideale” patiënt
- Activiteiten = stappen
- Tijden
- Volgorde
- Critical-path: iets meer dan 2uur. (=plan)
→ als 1 ding langer duurt, gaat alles langer duren.
Er is wachttijd voor een specifieke patiënt omdat het
druk is: supply-demand mismatch
Procesprestaties
Flow units = stromen door het proces, beginnend als input en later vertrekkend als output.
Metingen:
• I Inventory (WIP): Voorraad = hoeveel flow units zich in het proces bevinden.
• T Flow time: Doorlooptijd = totale tijd dat een stroomeenheid zich in het proces bevindt.
• R Flow rate: Doorloopsnelheid = snelheid waarmee flow units het proces binnenkomen of
verlaten.
Flow = Throughput
vb. plaatje: Één kamer, 6 van de 11 patiënten
moeten langs. Drukte is zichtbaar.
I : Om 10 uur is de voorraad 2 (Patiënt 4 en 1)
T : Doorlooptijd Patiënt 4 is ongeveer 1.5 uur
R : Op 2 december was de snelheid 11
Patiënten/dag → Maximum = Capacity
Gemiddelden:
Average Inventory (WIP)= Average flow rate x Average flow time
vb. 11 Patiënten/dag = 1 Patiënt/uur
2.076 Patiënten gemiddeld = 1 Patiënt/uur gemiddeld x 2.076 uur gemiddeld
Little’s law is great:
- geldt altijd. Bijv.: het is niet afhankelijk van de volgorde waarin flow units worden bediend.
- niet afhankelijk van willekeur: het maakt niet uit of er variatie is in het aantal mensen of in de
duur van de behandeling per persoon; het enige wat telt zijn de gemiddelden.
- Is de basis van de berekening van voorraadkosten en voorraadomloopsnelheid (inventory
turns).
Fysieke eenheden gebruiken als flow units is waarschijnlijk de meest logische manier om
voorraad te meten. Maar het is niet altijd de handigste manier om een totaalbeeld te krijgen van
de voorraad bij verschillende producten. Dan wordt voorraad vaak uitgedrukt in geld:
Flow unit: een dollar
Metingen:
• I Inventory (WIP): Voorraad = in dollars
• T Flow time: Doorlooptijd = bereken met Little’s law.
,• R Flow rate: Doorloopsnelheid = Costs of goods sold (COGS) dollars/year
(kostprijs van verkochte goederen)
Average Inventory (WIP)= Average flow rate x Average flow time →
Flow time: Inventory / Flow rate →
Inventory turns= 1 / Flow time →
Inventory turns = COGS / Inventory
Als we de voorraadkosten (vaak 20 % per jaar) en de informatie over de Inventory turns hebben,
kunnen we de kosten per eenheid berekenen die een proces ( of supply chain) maakt:
Per- unit inventory costs = Annual inventory cost / Annual Inventory turns
voor voorbeelden zie canvas en boek blz 31.
Redenen voor voorraad:
1. Pipeline inventory = pijpleidingvoorraad, basisvoorraad waarop het proces draait.
Komt door de tijd die een flow unit in het proces moet doorbrengen.
Minder flow tijd = minder pipeline inventory
2. Seasonal inventory: seizoen voorraad, gemaakt omdat de capaciteit niet flexibel is en de
vraag varieert.
3. Cycle inventory = stapelwachttijd, betekent dat het soms voordeliger is om meerdere
eenheden tegelijk te verwerken, zodat je kunt profiteren van schaalvoordelen in de operatie
4. Decoupling inventory = Voorraad tussen processtappen kan
dienen als buffer. Zo’n voorraadbuffer maakt het mogelijk voor
het management om stappen los van elkaar uit te voeren.
5. Safety inventory = veiligheidsvoorraad, stochastische vraag betekent dat we te maken hebben
met onzekerheid in de vraag. Dat is vooral een groot probleem in winkels of bij fabrikanten die
met eindproducten werken. Voorraad kun je hier zien als een manier om je te beschermen tegen
de onzekerheid in de vraag.
Tijdens de levenscyclus van een product wordt het meestal eerst gemaakt in een job shop. Als
het productievolume toeneemt, verschuift het productieproces van linksboven in de matrix naar
rechtsonder:
= Product–Process Matrix
, HC2 / H3
Flow diagram /stroomdiagram = Visuele manier om te beschrijven wat er feitelijk gebeurt in een
proces (stroomproces): bijvoorbeeld welke acties en besluiten worden genomen. Goed lezen!
Tekenregels: (zie vb.)
- stappen in vierkante dozen
- pijlen voor richting
- driehoek voor voorraad
- flows parallel als iets tegelijk gebeurd
Process Capacity / Procescapaciteit = De maximale flow rate die een proces kan leveren.
- Eerst bepaal je de capaciteit van elke processtap= de maximale flow rate (R) per processtap.
- Je kunt elke tijdseenheid kiezen die je wilt (bijvoorbeeld: hotdogs / dag, kgs / seconde), maar je
moet consequent zijn.
Het sub proces dat het hele proces beperkt, wordt de bottleneck genoemd.
Utilization = Flow rate / Capacity = bezettingsgraad
Implied Utilization = Demand / Capacity
De impliciete bezettingsgraad is niet afhankelijk van hoe de stroomeenheid (flow unit) wordt
gedefinieerd, zolang alle vraag en capaciteit worden gedefinieerd met dezelfde stroomeenheid.
Reken vb.
Vb.
- Bottleneck = resource 2 , want 1: 10/2 = 5 2: 6 3: 16/3 = 5.33
R1: 1/10x60x2 = 12 R2: 1/6x60x1 = 10 R3: 1/16x60x3 = 11.25
- Capacity = bottleneck dus 10 units / uur
- Flow rate (demand 8 units/ uur) = 8 units / uur
HC1 / H1, 2
Een belangrijk idee in de economie is dat prijzen zich aanpassen om vraag en aanbod in balans
te brengen: is er te veel vraag, dan gaan de prijzen omhoog; is er te veel aanbod, dan zakken ze.
Voor managers betekent te veel vraag gemiste inkomsten, en te veel aanbod betekent verspilling
van middelen.
Waarom is deze balans lastig?
- De vraag verandert steeds, soms voorspelbaar, soms totaal niet.
- Het aanbod is niet zo flexibel.
- Het kost veel moeite (en geld) om spullen of mensen (op tijd) te verplaatsen naar andere
plekken.
Kortom: Het is bijna onmogelijk om vraag en aanbod altijd perfect op elkaar af te stemmen, maar
succesvolle bedrijven blijven er wel continu naar streven.
Een bedrijfskundige begrijpt de tools van operations management en hoe deze kunnen worden
ingezet om de prestaties van een supply chain te verbeteren.
We gaan een aantal kwantitatieve- modellen en strategieën introduceren, die we samen de
“tools van operations management” noemen. Een kwantitatief model is een wiskundige
methode of vergelijking die bepaalde gegevens gebruikt en daar een getal uit laat komen. Dat
getal helpt een manager om te bepalen wat hij moet doen, of geeft inzicht in een belangrijke
prestatie- indicator. Een kwalitatieve strategie is een leidend principe dat richting geeft.
Zorgen dat middelen zo effectief mogelijk worden ingezet: grenzen en trade-offs.
alle punten op de lijn op de efficient frontier, geen van hen domineert.
Een proces is een reeks activiteiten die input accepteert en output produceert. Een proces kan
op een geaggregeerd niveau worden gedefinieerd.
,Black box = transformatieproces in inout-transformatieproces-outputmodel.
Gantt Chart is een manier om een proces te bekijken. Vb: ziekenhuis patient
- “Ideale” patiënt
- Activiteiten = stappen
- Tijden
- Volgorde
- Critical-path: iets meer dan 2uur. (=plan)
→ als 1 ding langer duurt, gaat alles langer duren.
Er is wachttijd voor een specifieke patiënt omdat het
druk is: supply-demand mismatch
Procesprestaties
Flow units = stromen door het proces, beginnend als input en later vertrekkend als output.
Metingen:
• I Inventory (WIP): Voorraad = hoeveel flow units zich in het proces bevinden.
• T Flow time: Doorlooptijd = totale tijd dat een stroomeenheid zich in het proces bevindt.
• R Flow rate: Doorloopsnelheid = snelheid waarmee flow units het proces binnenkomen of
verlaten.
Flow = Throughput
vb. plaatje: Één kamer, 6 van de 11 patiënten
moeten langs. Drukte is zichtbaar.
I : Om 10 uur is de voorraad 2 (Patiënt 4 en 1)
T : Doorlooptijd Patiënt 4 is ongeveer 1.5 uur
R : Op 2 december was de snelheid 11
Patiënten/dag → Maximum = Capacity
Gemiddelden:
Average Inventory (WIP)= Average flow rate x Average flow time
vb. 11 Patiënten/dag = 1 Patiënt/uur
2.076 Patiënten gemiddeld = 1 Patiënt/uur gemiddeld x 2.076 uur gemiddeld
Little’s law is great:
- geldt altijd. Bijv.: het is niet afhankelijk van de volgorde waarin flow units worden bediend.
- niet afhankelijk van willekeur: het maakt niet uit of er variatie is in het aantal mensen of in de
duur van de behandeling per persoon; het enige wat telt zijn de gemiddelden.
- Is de basis van de berekening van voorraadkosten en voorraadomloopsnelheid (inventory
turns).
Fysieke eenheden gebruiken als flow units is waarschijnlijk de meest logische manier om
voorraad te meten. Maar het is niet altijd de handigste manier om een totaalbeeld te krijgen van
de voorraad bij verschillende producten. Dan wordt voorraad vaak uitgedrukt in geld:
Flow unit: een dollar
Metingen:
• I Inventory (WIP): Voorraad = in dollars
• T Flow time: Doorlooptijd = bereken met Little’s law.
,• R Flow rate: Doorloopsnelheid = Costs of goods sold (COGS) dollars/year
(kostprijs van verkochte goederen)
Average Inventory (WIP)= Average flow rate x Average flow time →
Flow time: Inventory / Flow rate →
Inventory turns= 1 / Flow time →
Inventory turns = COGS / Inventory
Als we de voorraadkosten (vaak 20 % per jaar) en de informatie over de Inventory turns hebben,
kunnen we de kosten per eenheid berekenen die een proces ( of supply chain) maakt:
Per- unit inventory costs = Annual inventory cost / Annual Inventory turns
voor voorbeelden zie canvas en boek blz 31.
Redenen voor voorraad:
1. Pipeline inventory = pijpleidingvoorraad, basisvoorraad waarop het proces draait.
Komt door de tijd die een flow unit in het proces moet doorbrengen.
Minder flow tijd = minder pipeline inventory
2. Seasonal inventory: seizoen voorraad, gemaakt omdat de capaciteit niet flexibel is en de
vraag varieert.
3. Cycle inventory = stapelwachttijd, betekent dat het soms voordeliger is om meerdere
eenheden tegelijk te verwerken, zodat je kunt profiteren van schaalvoordelen in de operatie
4. Decoupling inventory = Voorraad tussen processtappen kan
dienen als buffer. Zo’n voorraadbuffer maakt het mogelijk voor
het management om stappen los van elkaar uit te voeren.
5. Safety inventory = veiligheidsvoorraad, stochastische vraag betekent dat we te maken hebben
met onzekerheid in de vraag. Dat is vooral een groot probleem in winkels of bij fabrikanten die
met eindproducten werken. Voorraad kun je hier zien als een manier om je te beschermen tegen
de onzekerheid in de vraag.
Tijdens de levenscyclus van een product wordt het meestal eerst gemaakt in een job shop. Als
het productievolume toeneemt, verschuift het productieproces van linksboven in de matrix naar
rechtsonder:
= Product–Process Matrix
, HC2 / H3
Flow diagram /stroomdiagram = Visuele manier om te beschrijven wat er feitelijk gebeurt in een
proces (stroomproces): bijvoorbeeld welke acties en besluiten worden genomen. Goed lezen!
Tekenregels: (zie vb.)
- stappen in vierkante dozen
- pijlen voor richting
- driehoek voor voorraad
- flows parallel als iets tegelijk gebeurd
Process Capacity / Procescapaciteit = De maximale flow rate die een proces kan leveren.
- Eerst bepaal je de capaciteit van elke processtap= de maximale flow rate (R) per processtap.
- Je kunt elke tijdseenheid kiezen die je wilt (bijvoorbeeld: hotdogs / dag, kgs / seconde), maar je
moet consequent zijn.
Het sub proces dat het hele proces beperkt, wordt de bottleneck genoemd.
Utilization = Flow rate / Capacity = bezettingsgraad
Implied Utilization = Demand / Capacity
De impliciete bezettingsgraad is niet afhankelijk van hoe de stroomeenheid (flow unit) wordt
gedefinieerd, zolang alle vraag en capaciteit worden gedefinieerd met dezelfde stroomeenheid.
Reken vb.
Vb.
- Bottleneck = resource 2 , want 1: 10/2 = 5 2: 6 3: 16/3 = 5.33
R1: 1/10x60x2 = 12 R2: 1/6x60x1 = 10 R3: 1/16x60x3 = 11.25
- Capacity = bottleneck dus 10 units / uur
- Flow rate (demand 8 units/ uur) = 8 units / uur