Hoorcollege 1 Paradigmata, theorieën en risicofactoren
(Van IJzendoorn & Van Rozenmalen, 2016) De kortste omschrijving van pedagogiek
(opvoedkunde) is misschien de volgende: de pedagogische wetenschappen bestuderen de
opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op
verbetering van de praktijk.
- Praktisch gericht
- Empirisch benadering
- Verschillende werkvelden (orthopedagogiek)
Systeemprincipe: “afwijkende ontwikkeling gevolg van complexe wisselwerking tussen systemen
in een individu, diens omgeving en tussen een individu en diens omgeving”
Leer theorieën (Crain, 2015 en Shaffer & Kipp 2007)
1) Pavlov en klassieke conditionering
2) Watsons toepassing van klassieke conditionering op kinderen
3) Skinner en operante conditionering
4) Bandura's sociale leertheorie
Paradigma is een richtlijn wat interessante onderzoeksvragen zijn. T. Kuhn: “Een geheel van
waarden, opvattingen en technieken, gedeeld door leden van een bepaalde wetenschappelijke
gemeenschap”.
Voorbeelden van paradigma's:
1) Biomedical
2) Behavioral (klassieke
conditionering)
3) Psychodynamic
4) Sociological
5) Family systems
6) Cognitieve: SIP model
Behavioral: Klassieke conditionering
Pavlov en klassieke conditionering
, • Neutrale stimulus : de bel die nog geen
kwijl oplevert.
• Ongeconditioneerde stimulus: het vlees.
• Ongeconditioneerde respons: het kwijlen.
• Geconditioneerde stimulus: het ringen van
de bel in combinatie met het vlees.
• Geconditioneerde respons: de bel roept
uiteindelijk zelf ook al het kwijlrespons op.
De bel gaat van neutrale stimulus →
geconditioneerde stimulus.
Ook wel voorwaardelijk en onvoorwaardelijk.
- Extinctie (uitdoving): indien de hond een aantal keren een bel hoort zonder dat hij daarna
voedsel krijgt, dan verdwijnt geleidelijk de geconditioneerde respons. De
geconditioneerde respons dooft uit wanneer deze keer op keer niet wordt bekrachtigd.
- Spontaan herstel: de geconditioneerde respons kan ondanks een extinctiefase
terugkeren na een periode van rust.
- Stimulusgeneralisatie: bij een bepaalde toon de hond kwijlt dan gebeurt dat ook bij
andere tonen.
- Stimulusdiscriminatie (Experimentele neurose): betekend dat de hond leert
onderscheidt te maken tussen verschillende stimuli.
Watson introduceerde Pavlov theorie, er ontstond een “paradigm clash”, doordat Watson eerst
de nadruk bij de persoon zelf legde en vervolgens bij de factoren in de omgeving.
Watson
Little Albert
• Klassieke conditionering van angst
, • Stimulusgeneralisatie
Jong kind angstig maken van een rat, door met een hamer op een lat te slaan achter zijn hoofd
(bang voor geluid). Daarna bang voor de rat al was er geen geluid, het kind werd ook bang voor
bond en de kerstman.
Little Peter
• Deconditionering van angst (door nieuwe koppeling); systematische desensitisatie
Kind was bang voor het konijn en bond. Het kind gaven ze wat lekkers en zetten het konijn
dichterbij, waarna het kind het konijn durfde te aaien. Persoon wordt in ontspannen toestand in
contact geleid met iets wat zei beangstigend vinden.
Paradigm clash: van factoren in persoon naar factoren in omgeving (Crain, 2015). “Geef me een
dozijn gezonde en normale kinderen, en mijn eigen wereld om ze in op te voeden, en ik garandeer
dat ik er willekeurig één kan uitkiezen en hem kan trainen tot eender welke specialist naar mijn
keuze: dokter, advocaat, kunstenaar, handelaar, en zelfs bedelaar en dief, wat ook zijn talenten,
karakter, en afkomst moge zijn. [Ik ga mijn boekje te buiten en dat geef ik toe, maar dat hebben
de voorstanders van de tegenovergestelde visie ook gedaan en zij doen dit al duizenden jaren.]”
Klassieke conditionering in het dagelijks leven
- Fobie, misselijkheidsreflex, aanval asma, ect .
Skinner en operante conditionering
• Operante (instrumentele) conditionering: leren door consequenties die op gedrag volgen.
• Positieve en negatieve bekrachtiging (reinforcement ):
o Positieve bekrachtiging: iets positiefs toevoegen;
o Negatieve bekrachtiging: iets negatiefs toevoegen.
• Positieve en negatieve straf (staat niet in Crain):
o Positieve straf: iets negatiefs toevoegen;
o Negatieve straf: iets positiefs weghalen.
, Negatieve en positieve stimulatie
Skinner en operante conditionering (Crain, 2015)
• Onmiddellijke consequenties: meteen de consequenties moeten volgen op het gedrag.
• Shaping: aanleren van ingewikkeld gedrag in kleine stukjes.
• Continue en partiële bekrachtiging:
o Continue: elke keer wordt het bekrachtig;
o Partiële: is het wordt soms bekrachtigd, dit is vaker meer effectief, maar is harder
om het aan het te leren.
Bandura’s sociale leertheorie (Shaffer & Kipp, 2007)
Observationeel leren/imitatie/modeling: Leren dat het resultaat is van het observeren van het
gedrag van anderen (models).
Leren is cognitief proces:
• Innerlijke representatie
• Nadenken over lange termijn consequenties
• Plaatsvervangende (vicarious) bekrachtiging en straf (van model): zelf leren van een
model die wordt bekrachtigd of wordt gestraft.
• Symbolisch leren: door te waarschuwen of fictieve personen
• Acquisition vs. Performance: gedrag aanleren zonder dat daadwerkelijk altijd te
vertonen.
Bobo doll-experiment: kinderen keken naar een film waarbij een model heel agressief een bobo
doll (pop) behandelde. Met het bekijken van de film werden 4-jarige kinderen in 4 groepen
verdeeld. In groep 1 werd de agressie van het model beloond. In de 2e groep werd het geweld van
het model gestraft, in de derde groep werd er niets gedaan het model. Groep 2 werd minder
agressie getoond.