Toets gaat over de 25 leerdoelen
Leerdoelen week A1
Kenmerken van een staat en de staatkundige verhoudingen binnen het koninkrijk
o Grondgebied
o Gemeenschap van mensen
o Gezag
o Erkenning door andere staten (soms)
Bronnen van staatsrecht en beschrijven wat de grondwet is en wat erin geregeld wordt
Geschreven staatsrecht
Verdragen (bijv. handvest van de VN, EU-verdrag; EVRM)
Statuut (Voor het koninkrijk der Nederlanden)
Grondwet (voor het koninkrijk der Nederlanden)
Organieke we8en (wet gebaseerd op de grondwet) en We8en in formele zin
AMvB’s (blz 119)
Ministeriele regelingen
Vergaderreglementen van de eerste en tweede kamer en het reglement van orde voor de
ministerraad
Ongeschreven staatsrecht
rechtspraak (jurisprudenIe)
regeling bevoegd orgaan
verdrag Koninkrijk der Nederlanden
EU-verordening, EU-richtlijn Europees parlement
Grondwet formele wetgever
Wet in formele zin formele wetgever
Algemene Maatregel van Bestuur (koninklijk besluit) regering
Ministeriele regeling minister
Verordening van zelfstandig bestuursorgaan zelfstandig bestuursorgaan
Provinciale verordening provinciale staten
Gemeentelijke verordening gemeenteraad
Vier pijlers van de rechtstaat beschrijven
o Grondrechten
o Legaliteitsbeginsel = elk publiekrechtelijke optreden van de overheid MOET een
basis hebben in we8en die mede door de volksvertegenwoordiging tot stand zijn
gekomen. Ook de overheid moet zich aan de wet houden
o Scheiding der machten (wetgeving, bestuur – uitvoerende macht, rechtspraak) à
Trias poliIca
o OnparIjdige en onaTankelijke rechters
Scheiding der machten in Nederland– trias poliIca
Rechtspraak = door de rechterlijke macht, maar ook door organen die niet tot de rechterlijke
macht behoren (sommige bestuursrechtspraak)
Wetgeving = Staten-Generaal (1e en 2e kamer), maar maakt de weVen samen met de
regering. Art. 81 Gw
, Uitvoerende macht = regering, poliIe, leger, brandweer. Regering mag ook zelfstandige
regels maken (AMvB’s). Art. 89 Gw
Leerdoelen week A2 en A3
De student kan uitleggen wat er onder klassieke en sociale grondrechten wordt verstaan en
wat het verschil is tussen beiden
Klassieke grondrechten (ar6. 1 t/m 18 en 23 lid 2 GW)
o waarborgnormen
o oudste grondrechten
o overheid moet zich juist niet bemoeien met burgers
o afdwingbaar bij rechter
o verIcale & horizontale werking
Sociale grondrechten (ar6. 19 t/m 23 lid 1 GW)
o InstrucIenormen
o Iets nieuwer
o Overheidsingrijpen juist wel gewenst
o Niet afdwingbaar bij rechter
o Burgers te helpen
o Alleen verIcale werking
Grondrechten zijn (vaak) niet absoluut. Dat wil zeggen dat er beperkingen op het grondrecht
mogelijk zijn (kan dus veranderd worden)
De student kan horizontale en verIcale werking van grondrechten toepassen
o Horizontale werking = burgers – burgers
o VerGcale werking = burgers – overheid
Toepassen van grondrechten / EVRM en het beperken van grondrechten / EVRM
EVRM
1. Reikwijdte vaststellen
2. Staat het EVRM een beperking toe?
3. Zo ja, dan mag er in principe iedere wetgever beperken
4. ‘’noodzakelijk in een democraIsche samenleving’’
5. Doelcriteria (art. 10 lid 2 EVRM)
Grondwet
1. Reikwijdte vaststellen
2. Staat een Grondwet een beperking toe?
3. Zo ja, wie mag er bepreken (formele wetgever of ook andere wetgevers?)
4. Beperking ter bescherming van een bepaald doel? Zo ja, dan mag de beperking ook
alleen voor dat doel gesteld zijn.
Leerdoelen week A1
Kenmerken van een staat en de staatkundige verhoudingen binnen het koninkrijk
o Grondgebied
o Gemeenschap van mensen
o Gezag
o Erkenning door andere staten (soms)
Bronnen van staatsrecht en beschrijven wat de grondwet is en wat erin geregeld wordt
Geschreven staatsrecht
Verdragen (bijv. handvest van de VN, EU-verdrag; EVRM)
Statuut (Voor het koninkrijk der Nederlanden)
Grondwet (voor het koninkrijk der Nederlanden)
Organieke we8en (wet gebaseerd op de grondwet) en We8en in formele zin
AMvB’s (blz 119)
Ministeriele regelingen
Vergaderreglementen van de eerste en tweede kamer en het reglement van orde voor de
ministerraad
Ongeschreven staatsrecht
rechtspraak (jurisprudenIe)
regeling bevoegd orgaan
verdrag Koninkrijk der Nederlanden
EU-verordening, EU-richtlijn Europees parlement
Grondwet formele wetgever
Wet in formele zin formele wetgever
Algemene Maatregel van Bestuur (koninklijk besluit) regering
Ministeriele regeling minister
Verordening van zelfstandig bestuursorgaan zelfstandig bestuursorgaan
Provinciale verordening provinciale staten
Gemeentelijke verordening gemeenteraad
Vier pijlers van de rechtstaat beschrijven
o Grondrechten
o Legaliteitsbeginsel = elk publiekrechtelijke optreden van de overheid MOET een
basis hebben in we8en die mede door de volksvertegenwoordiging tot stand zijn
gekomen. Ook de overheid moet zich aan de wet houden
o Scheiding der machten (wetgeving, bestuur – uitvoerende macht, rechtspraak) à
Trias poliIca
o OnparIjdige en onaTankelijke rechters
Scheiding der machten in Nederland– trias poliIca
Rechtspraak = door de rechterlijke macht, maar ook door organen die niet tot de rechterlijke
macht behoren (sommige bestuursrechtspraak)
Wetgeving = Staten-Generaal (1e en 2e kamer), maar maakt de weVen samen met de
regering. Art. 81 Gw
, Uitvoerende macht = regering, poliIe, leger, brandweer. Regering mag ook zelfstandige
regels maken (AMvB’s). Art. 89 Gw
Leerdoelen week A2 en A3
De student kan uitleggen wat er onder klassieke en sociale grondrechten wordt verstaan en
wat het verschil is tussen beiden
Klassieke grondrechten (ar6. 1 t/m 18 en 23 lid 2 GW)
o waarborgnormen
o oudste grondrechten
o overheid moet zich juist niet bemoeien met burgers
o afdwingbaar bij rechter
o verIcale & horizontale werking
Sociale grondrechten (ar6. 19 t/m 23 lid 1 GW)
o InstrucIenormen
o Iets nieuwer
o Overheidsingrijpen juist wel gewenst
o Niet afdwingbaar bij rechter
o Burgers te helpen
o Alleen verIcale werking
Grondrechten zijn (vaak) niet absoluut. Dat wil zeggen dat er beperkingen op het grondrecht
mogelijk zijn (kan dus veranderd worden)
De student kan horizontale en verIcale werking van grondrechten toepassen
o Horizontale werking = burgers – burgers
o VerGcale werking = burgers – overheid
Toepassen van grondrechten / EVRM en het beperken van grondrechten / EVRM
EVRM
1. Reikwijdte vaststellen
2. Staat het EVRM een beperking toe?
3. Zo ja, dan mag er in principe iedere wetgever beperken
4. ‘’noodzakelijk in een democraIsche samenleving’’
5. Doelcriteria (art. 10 lid 2 EVRM)
Grondwet
1. Reikwijdte vaststellen
2. Staat een Grondwet een beperking toe?
3. Zo ja, wie mag er bepreken (formele wetgever of ook andere wetgevers?)
4. Beperking ter bescherming van een bepaald doel? Zo ja, dan mag de beperking ook
alleen voor dat doel gesteld zijn.